ECLI:NL:RBDHA:2024:1824
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot verantwoordelijkheid Zweden
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M. Taheri, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, het bestreden besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. A. Dijcks, stelde dat Zweden verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, waardoor de aanvraag niet in behandeling werd genomen.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 november 2023 behandeld, waarbij de verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van de verweerder. Tijdens de zitting is ook een andere zaak, NL23.35065, behandeld, die verband hield met het beroep van de verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van vandaag, in de zaak NL23.35065, geoordeeld over het beroep van de verzoeker. Aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan op het beroep, is de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier, en is openbaar gemaakt op 3 januari 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.