ECLI:NL:RBDHA:2024:18176

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
NL24.19074
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te vroeg indienen na niet tijdig beslissen door bestuursorgaan

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor zijn ouders, broers en zus. De aanvraag is ingediend op 18 juli 2023, en volgens de Vreemdelingenwet 2000 diende verweerder binnen 90 dagen te beslissen. Verweerder heeft de beslistermijn echter met drie maanden verlengd, waardoor de uiterste beslisdatum op 16 januari 2024 viel. Eiser heeft verweerder op 17 april 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld, maar heeft zijn beroep pas op 1 mei 2024 ingediend. De rechtbank oordeelt dat er tussen de ingebrekestelling en het indienen van het beroep geen twee weken zijn verstreken, waardoor het beroep te vroeg is ingediend en derhalve kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 4 november 2024 door mr. M.J. Schouw, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.19074

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de door hem ingediende aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis en voor verblijfsdoel familie en gezin voor zijn ouders, broers en zus.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Eiser heeft de aanvraag ingediend op 18 juli 2023. Verweerder moet op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen beslissen. Onder verwijzing naar de laatste volzin van dit artikellid heeft verweerder de beslistermijn verlengd met drie maanden. Verweerder had dus uiterlijk op 16 januari 2024 een besluit moeten nemen. De termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen is daarom voorbij zonder dat er een besluit is genomen. Eiser heeft verweerder rechtsgeldig in gebreke gesteld op 17 april 2024, zijnde de datum van ontvangst van de ingebrekestelling. Op 1 mei 2024 is het beroep ingesteld. Er zijn tussen de ingebrekestelling en het beroep echter geen twee weken verstreken, zodat het beroep te vroeg is ingediend. Het beroep is om die reden kennelijk niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 4 november 2024 door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.