ECLI:NL:RBDHA:2024:1815
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser wegens ongeloofwaardige identiteit en gebrek aan risico bij terugkeer
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren in 1993, diende op 23 september 2023 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 13 oktober 2023 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 1 december 2023, waarbij de gemachtigde van de eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig zijn, maar de eiser zelf niet. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht heeft afgewezen.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de identiteit van de eiser niet geloofwaardig heeft kunnen achten, omdat de eiser in Spanje andere personalia heeft opgegeven dan in Nederland. Hoewel de staatssecretaris de afkomst en nationaliteit van de eiser als geloofwaardig beschouwt, is de identiteit ongeloofwaardig geacht. De rechtbank stelt vast dat de eiser geen overtuigende identificerende documenten heeft overgelegd en dat zijn verklaringen inconsistent zijn. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan van de informatie die in het Eurodac-systeem is geregistreerd.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de eiser bescherming kan vragen bij de Algerijnse autoriteiten, ondanks de vrees van de eiser voor vervolging. De rechtbank wijst erop dat de eiser zelf heeft verklaard dat hij in het verleden hulp heeft gekregen van de politie in Algerije. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond, zonder dat de eiser recht heeft op proceskostenvergoeding.