ECLI:NL:RBDHA:2024:18144

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
C/09/674059 / JE RK 24-1857
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdzorg en ouderlijk gezag

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 oktober 2024 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, de vader en de moeder, belast zijn met het ouderlijk gezag, maar dat er recentelijk conflicten zijn ontstaan die de ontwikkeling van de kinderen bedreigen. De moeder is in september 2024 met spoed opgenomen in het ziekenhuis, wat heeft geleid tot een situatie waarin de vader de zorg voor de kinderen volledig op zich heeft moeten nemen. De moeder heeft aangegeven dat ze wil dat de kinderen bij haar komen wonen, terwijl de vader eenhoofdig gezag wenst. Dit heeft geleid tot een loyaliteitsconflict voor de kinderen.

De kinderrechter heeft in haar beoordeling de wettelijke criteria van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek in acht genomen. Ze heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is, gezien de onduidelijkheid over de situatie van de moeder en de afwezigheid van een vaste jeugdbeschermer. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar uitgesproken, met de noodzaak voor een vaste jeugdbeschermer die de belangen van de kinderen vooropstelt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/674059 / JE RK 24-1857
Datum uitspraak: 24 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
'sGravenhage,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2016 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2018 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 2] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 16 oktober 2024;
  • het bericht van de Raad van 18 oktober 2024;
- het e-mailbericht van de Raad van 22 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [naam] namens de gecertificeerde instelling.
De vader, de moeder en de Raad zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader en de moeder wel juist zijn opgeroepen. De Raad heeft voorafgaand aan de zitting toestemming gevraagd aan de kinderrechter om niet bij de zitting aanwezig te hoeven zijn. Aangezien het een herstelrekest betreft en de Raad het verzoek inhoudelijk niet kan toelichten, heeft de kinderrechter ingestemd met de afwezigheid van de Raad.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn erkend door de vader.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun vader.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Aangezien het een herstelrekest betreft, kan de Raad het verzoek inhoudelijk niet toelichten. De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De gecertificeerde instelling wilde aanvankelijk toewerken naar afronding van de ondertoezichtstelling, omdat de vader en de moeder erin slaagden gezamenlijk afspraken te maken en de zorgregeling zoals vastgesteld door het hof in november 2023 werd nageleefd. Er is recent echter weer een conflict tussen de ouders ontstaan. De moeder is in september 2024 met spoed opgenomen in het ziekenhuis en heeft een aantal dagen op de intensive care gelegen. De zorg voor de kinderen is daardoor volledig bij de vader komen te liggen. De moeder heeft gezegd dat het haar wens is dat de kinderen volledig bij haar komen te wonen en dan beperkt contact met de vader hebben. De vader heeft echter aangegeven dat hij eenhoofdig gezag over de kinderen wenst te hebben. De vader geeft aan wederom het vertrouwen in de moeder te zijn verloren. De kinderen bevinden zich hierdoor opnieuw in een loyaliteitsconflict. De ouders hebben momenteel opvoedondersteuning vanuit Cardea. Ook [minderjarige 2] heeft ondersteuning vanuit Cardea, maar de kinderen hebben meer hulpverlening nodig. De gecertificeerde instelling heeft ter zitting aangevuld dat de vaste jeugdbeschermer niet meer betrokken zal zijn bij het gezin, omdat de samenwerking met de vader niet constructief is. De vader is onlangs op het kantoor van de gecertificeerde instelling geweest en heeft zich daarbij bedreigend en intimiderend richting de jeugdbeschermer gedragen. Ook de samenwerking met de moeder is verre van ideaal geweest. De gecertificeerde instelling heeft voor de opname van de moeder namelijk geen enkel signaal gekregen dat het niet goed ging met de moeder. Bovendien geeft de moeder geen openheid over de reden van haar opname en het verloop van haar behandeling. Door het vertrek van de vaste jeugdbeschermer is er momenteel geen jeugdbeschermer betrokken bij het gezin. Er is een wachtlijst voor toewijzing van een vaste jeugdbeschermer, maar de kinderen krijgen geen prioriteit bij toewijzing van een jeugdbeschermer, omdat de kinderen veilig zijn bij de vader. Echter, indien de houding van de ouders niet verandert, is de kans klein dat het contact tussen de kinderen en de moeder tot stand zal komen.
3.3.
De gecertificeerde instelling heeft ter zitting verteld dat de moeder zich niet verzet tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling.

4.De beoordeling

4.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
4.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er is al twee keer besloten om de ondertoezichtstelling te laten aflopen, waarna toch weer een conflict tussen de vader en de moeder is ontstaan. Dit heeft tot veel onrust geleid voor de kinderen. Nu is de moeder vanwege medische problematiek niet in staat de zorg voor de kinderen te dragen. De moeder geeft verder geen inzicht in haar situatie waardoor onduidelijk is wat de achtergrond is van haar opname en hoe haar behandeling verloopt. Door deze veranderde situatie wordt momenteel geen uitvoering gegeven aan de zorgregeling die in november 2023 door het hof is vastgesteld. Ook is er wederom sprake van wantrouwen tussen de vader en de moeder, waardoor de kinderen zich opnieuw in een loyaliteitsconflict bevinden. Door al deze omstandigheden worden de kinderen ernstig in hun ontwikkeling bedreigd.
De tekorten in de jeugdzorg komen ook in deze zaak helaas pregnant naar voren. De vaste jeugdbeschermer is niet meer betrokken bij het gezin. De houding van de vader richting de jeugdbeschermer heeft daarin een rol gespeeld. Ook deze gecertificeerde instelling heeft een wachtlijst voor een vaste jeugdbeschermer en er is momenteel dan ook geen zicht op een vaste jeugdbeschermer voor de kinderen. Het nut van verlenging van de ondertoezichtstelling staat onder druk als deze geen inhoud krijgt. Echter, indien de ondertoezichtstelling niet wordt verlengd is de kans groot dat de uitvoering van de zorgregeling door de ouders niet zelf wordt opgepakt. In deze situatie is het voor de kinderen van groot belang dat er zo snel mogelijk een vaste jeugdbeschermer komt die te allen tijde hun belang voorop stelt en voor hun de juiste hulpverlening in gang zet. Ook is de betrokkenheid van een jeugdbeschermer nodig om toezicht te houden op de opbouw van de zorgregeling. Waarbij de kinderrechter opmerkt dat ook bij de opbouw van de zorgregeling het belang van de kinderen voorop staat en niet het belang van de vader of de moeder. Gelet op het feit dat al twee keer eerder verwacht werd dat de ondertoezichtstelling afgesloten kon worden en dit bij nader inzien niet zo bleek te zijn en het feit dat de zorgregeling weer volledig opgebouwd moet worden, acht de kinderrechter een ondertoezichtstelling voor langere duur, zijnde een jaar, noodzakelijk.
4.3.
De kinderrechter zal daarom [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland met ingang van 24 oktober 2024 tot 24 oktober 2025;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2024 door
mr. N.I.S. Boers, kinderrechter, in aanwezigheid van M.J.W. Straatsma als griffier, en op schrift gesteld op 4 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.