In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 oktober 2024 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, de vader en de moeder, belast zijn met het ouderlijk gezag, maar dat er recentelijk conflicten zijn ontstaan die de ontwikkeling van de kinderen bedreigen. De moeder is in september 2024 met spoed opgenomen in het ziekenhuis, wat heeft geleid tot een situatie waarin de vader de zorg voor de kinderen volledig op zich heeft moeten nemen. De moeder heeft aangegeven dat ze wil dat de kinderen bij haar komen wonen, terwijl de vader eenhoofdig gezag wenst. Dit heeft geleid tot een loyaliteitsconflict voor de kinderen.
De kinderrechter heeft in haar beoordeling de wettelijke criteria van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek in acht genomen. Ze heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is, gezien de onduidelijkheid over de situatie van de moeder en de afwezigheid van een vaste jeugdbeschermer. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar uitgesproken, met de noodzaak voor een vaste jeugdbeschermer die de belangen van de kinderen vooropstelt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.