Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
[verzoeker] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van advocaat mr. C.F. Korvinus,
adres: [adres] , [postcode] te Amsterdam
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 5 november 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding van een verzoeker die als gevolg van uitleveringsdetentie in Nederland schade heeft geleden. De verzoeker, geboren in 1958 in Turkije, was op 19 december 2018 in verzekering gesteld naar aanleiding van een uitleveringsverzoek van Turkije. Hij is op 2 december 2019 aan Turkije overgedragen en is daar tot 18 juni 2020 gedetineerd. Op 22 maart 2022 is hij door de Meervoudige Kamer in Zware Strafzaken te Istanbul vrijgesproken. De verzoeker heeft schadevergoeding gevraagd voor de detentie in Nederland, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen wettelijke grondslag is voor deze schadevergoeding. Artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering kan niet ruim worden uitgelegd en biedt geen basis voor vergoeding van schade die is geleden als gevolg van uitleveringsdetentie. De rechtbank heeft de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot schadevergoeding, evenals in het verzoek om vergoeding van de kosten voor het indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft geen overwegingen gewijd aan de rechtmatigheid van de uitleveringsdetentie, aangezien dit niet aan de rechtbank in deze procedure was.