ECLI:NL:RBDHA:2024:18127
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot verruiming van bezoekmogelijkheden voor minderjarige kinderen aan gedetineerde vader in Extra Beveiligde Inrichting
In deze zaak vorderen een vader en moeder, namens hun drie minderjarige kinderen, dat de Staat der Nederlanden hen in staat stelt om hun vader, die in een Extra Beveiligde Inrichting (EBI) verblijft, te bezoeken zonder dat dit leidt tot schoolverzuim. De kinderen kunnen hun vader momenteel alleen tijdens reguliere bezoektijden bezoeken, wat hen verplicht om school te missen. De rechtbank heeft de vordering afgewezen, omdat de ouders niet-ontvankelijk zijn in hun verzoek, aangezien zij niet beschikken over een machtiging van de kantonrechter om namens hun kinderen te procederen. De voorzieningenrechter overweegt dat, zelfs als er een machtiging zou zijn, de vordering zou zijn afgewezen omdat er geen sprake is van een schending van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De kinderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat hun schoolprestaties lijden onder het schoolverzuim dat voortvloeit uit de bezoektijden. De voorzieningenrechter benadrukt dat het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven niet onbegrensd is en dat de beperkingen in de bezoektijden gerechtvaardigd zijn in het belang van de nationale veiligheid en de openbare orde. De ouders worden veroordeeld in de proceskosten van de Staat.