In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, van Libische nationaliteit en geboren in 1981, heeft op 22 mei 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De minister heeft deze aanvraag op 9 januari 2024 afgewezen als ongegrond. Eiser stelt dat hij bedreigd is door de stam [naam stam] in Libië, wat hem heeft gedwongen te vluchten. De rechtbank heeft het beroep op 24 september 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, maar dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. De rechtbank concludeert dat de minister de verklaringen van eiser over de bedreigingen door de stam niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat zijn leven in gevaar is door de stam, en de minister heeft terecht opgemerkt dat de verklaringen van eiser inconsistent zijn. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag blijft bestaan. De minister wordt veroordeeld tot betaling van €1.750,- aan proceskosten aan eiser.