ECLI:NL:RBDHA:2024:1811
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- C.I.H. Kerstens-Fockens
- J.R. Froma
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak en uitspraak op de voorlopige voorziening inzake asielaanvraag van transgender eiseres met Chinese nationaliteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2024 een tussenuitspraak gedaan in het kader van een asielaanvraag van een transgender vrouw met de Chinese nationaliteit. Eiseres heeft een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar deze is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. Eiseres heeft echter ernstige zorgen geuit over haar veiligheid en gezondheid in Kroatië, onder andere vanwege eerdere negatieve ervaringen met de Kroatische autoriteiten en het gebrek aan toegang tot noodzakelijke medische zorg, zoals hormoontherapie.
De rechtbank heeft op 6 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiseres heeft aangevoerd dat de overdracht naar Kroatië een reëel risico op aanzienlijke en onomkeerbare schade aan haar gezondheid met zich meebrengt, wat in strijd zou zijn met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank heeft vastgesteld dat er medische documenten zijn overgelegd die wijzen op een verhoogd risico op suïcidaliteit bij eiseres, vooral in het licht van de mogelijkheid om terug te keren naar Kroatië.
De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en verweerder de gelegenheid te geven om binnen vier maanden te onderzoeken of de overdracht van eiseres naar Kroatië niet tot aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen zal leiden. Tevens heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat eiseres niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen over het beroep. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld tot het betalen van proceskosten tot een bedrag van € 1.750,-.