ECLI:NL:RBDHA:2024:1811

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
NL23.37900
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak en uitspraak op de voorlopige voorziening inzake asielaanvraag van transgender eiseres met Chinese nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2024 een tussenuitspraak gedaan in het kader van een asielaanvraag van een transgender vrouw met de Chinese nationaliteit. Eiseres heeft een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar deze is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. Eiseres heeft echter ernstige zorgen geuit over haar veiligheid en gezondheid in Kroatië, onder andere vanwege eerdere negatieve ervaringen met de Kroatische autoriteiten en het gebrek aan toegang tot noodzakelijke medische zorg, zoals hormoontherapie.

De rechtbank heeft op 6 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiseres heeft aangevoerd dat de overdracht naar Kroatië een reëel risico op aanzienlijke en onomkeerbare schade aan haar gezondheid met zich meebrengt, wat in strijd zou zijn met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank heeft vastgesteld dat er medische documenten zijn overgelegd die wijzen op een verhoogd risico op suïcidaliteit bij eiseres, vooral in het licht van de mogelijkheid om terug te keren naar Kroatië.

De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en verweerder de gelegenheid te geven om binnen vier maanden te onderzoeken of de overdracht van eiseres naar Kroatië niet tot aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen zal leiden. Tevens heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat eiseres niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen over het beroep. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld tot het betalen van proceskosten tot een bedrag van € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.37900 (beroep) en NL23.37901 (voorlopige voorziening)
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer en uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)

(gemachtigde: mr. A. Jankie),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. M.A.F.J. Smeulders).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt het verzoek om een voorlopige voorziening. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 1 december 2023 niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 6 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, Y. He als tolk en de gemachtigde van verweerder. Na afloop heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Eiseres heeft de Chinese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1990. Eiseres is transgender en wordt niet geaccepteerd door haar familie. Zij is daarom China ontvlucht. Eiseres vreest in China in een psychiatrische instelling gestopt te worden.
Wat vindt eiseres?
3. Eiseres voert aan dat verweerder ten aanzien van Kroatië niet meer uit kan gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiseres verwijst naar de nare ervaringen die zij eerder heeft gehad met de Kroatische politie. Zo is ze door de Kroatische autoriteiten gedwongen geweest om zich uit te kleden om aan te tonen dat zij een vrouw is. Verder heeft zij in Kroatië onvoldoende toegang tot medicijnen, met name de medicijnen die zij nodig heeft vanwege haar transitie, zoals hormoontherapie. Daarnaast verwijst eiseres naar uitspraken van zittingsplaatsen die hebben geoordeeld dat verweerder niet meer kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, [1] ondanks het recente oordeel [2] van de hoogste bestuursrechter dat verweerder wel uit mag gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Kroatië. Daarnaast voert eiseres aan dat de maatregelen uit het AIDA-rapport [3] waar verweerder naar verwijst niet worden opgevolgd. Verder had verweerder om humanitaire redenen en omdat zij in China gevaar loopt de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening [4] aan zich moeten trekken.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Uit het arrest C.K. [5] volgt dat niet kan worden uitgesloten dat de overdracht van een asielzoeker met een ernstige mentale of lichamelijke aandoening op zichzelf een reëel en bewezen risico op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van diens gezondheidstoestand zou inhouden, als gevolg waarvan sprake kan zijn van schending van artikel 4 van het Handvest. Verweerder dient bij het nemen van een overdrachtsbesluit daarom rekening te houden met alle aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen die uit de overdracht zelf kunnen voortvloeien.
5. De rechtbank overweegt dat in beroep een aantal medische documenten zijn overgelegd waaronder een verklaring van de huisarts van eiseres en een psychiatrische beoordeling van een psychiater in het kader van suïcidaliteit. Uit deze beoordeling blijkt dat – hoewel zij een blanco psychiatrische voorgeschiedenis heeft en er ook nu geen psychiatrische problematiek is gezien - eiseres in het verleden bekend is met suïcidale gedachten en één a twee jaar geleden een suïcidepoging heeft ondernomen. Het risico op suïcide is verhoogd wegens het nieuws terug te moeten keren naar Kroatië. [6] Verder is ter zitting naar voren gebracht dat eiseres enkele weken daarvoor nog sprake is geweest van een mogelijke suïcidepoging. Hoewel dit laatste voorval vaag is omschreven en niet is onderbouwd met stukken kan de rechtbank niet anders dan constateren dat deze informatie niet is voorgelegd aan een arts van het BMA, teneinde te beoordelen wat het risico is op aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen die uit de overdracht zouden kunnen voortvloeien.
6. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om de bestuurlijke lus toe te passen. [7] Het onderzoek zal worden heropend en verweerder zal vier maanden de tijd krijgen om te onderzoeken of overdracht van eiseres naar Kroatië niet tot aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen zal leiden. Verder zal de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toewijzen, omdat onder deze omstandigheden niet kan worden gezegd dat het beroep geen redelijke kans van slagen heeft en het niet toewijzen van de voorlopige voorziening kan leiden tot onomkeerbare gevolgen.
Conclusie
7. De rechtbank zal verweerder opdragen om te handelen op de hiervoor beschreven wijze.
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe en bepaalt dat verzoekster niet mag worden uitgezet tot op het beroep is beslist. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van een verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- heropent het onderzoek;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen vier maanden vanaf de datum van deze uitspraak te onderzoeken of overdracht van eiseres aan Kroatië niet tot aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van haar gezondheidstoestand leidt;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe en bepaalt dat verzoekster niet mag worden uitgezet tot op het beroep is beslist;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Uitspraken van de zittingsplaats Amsterdam van 6 juni 2023,
2.Uitspraak van 13 september 2023,
3.
4.Verordening EU 604/2013.
5.Uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:127.
6.Brief van de psychiater, d.d. 24 januari 2024, contactdatum 22 december 2023, bladzijde 2.
7.Artikel 8.51a Algemene wet bestuursrecht.