ECLI:NL:RBDHA:2024:18061

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
5 november 2024
Zaaknummer
09-002244-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht - Verkrachting en aanranding van minderjarigen onder bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 oktober 2024 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een 12-jarige verdachte, die werd beschuldigd van verkrachting en aanranding van twee andere minderjarigen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangevers als betrouwbaar beoordeeld, waarbij deze verklaringen steun vonden in ander bewijsmateriaal. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 4 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest, en een voorwaardelijke werkstraf van 50 uur met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft rekening gehouden met de kwetsbaarheid van de verdachte en de impact van de feiten op de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door bedreiging met een mes, de aangevers heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de feiten als wettig en overtuigend beschouwd, en de verdachte is strafbaar verklaard. De rechtbank heeft ook de bijzondere omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, zoals zijn jonge leeftijd en de gevolgen van de beschuldigingen voor zijn ontwikkeling. De rechtbank heeft besloten om geen jeugddetentie in een justitiële inrichting op te leggen, omdat dit schadelijk zou zijn voor de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-002244-23
Datum uitspraak: 31 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[de verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] , Frankrijk,
BRP-adres: [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzitting van 17 oktober 2024.
De officier van justitie in deze zaak is mr. S.F. Heslinga en de advocaat van de verdachte is mr. V.C.D. Klaassen te Den Haag. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2022 tot en met 31 oktober 2022 te Rijnsburg, gemeente Katwijk, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- door een (stanley)mes te pakken en/of dat (stanley)mes uit te schuiven en/of
- dat (stanley)mes te tonen aan [naam 1] en/of dat (stanley)mes op tafel te leggen en/of
- die [naam 1] daarbij de woorden toe te voegen: "Ik ben niet bang om naar de jeugdgevangenis te gaan. Zuig m'n piemel, anders steek ik je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
[naam 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die
bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 1] , te weten
- het brengen en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [naam 1] en/of
- het brengen van de hand van [naam 1] naar zijn, verdachtes, penis, en/of
- ( vervolgens) [naam 1] hem, verdachte, laten aftrekken;
2
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2022 tot en met 18 november 2022 te
Sassenheim, gemeente Teylingen, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- [naam 2] te dreigen hem te vermoorden als hij zijn penis niet toont en/of
- te zeggen dat hij, verdachte, tegen iedereen zal zeggen dat die [naam 2]
zijn piemel heeft laten zien en/of
- te dreigen met het openbaar maken van een geheim van die [naam 2] ,
[naam 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten, terwijl die [naam 2] door middel van videobellen voor verdachte geheel of gedeeltelijk zichtbaar was,
- het zich (deels) ontkleden en/of
- het tonen van de eigen penis van die [naam 2] en/of
- het vasthouden van de eigen penis van die [naam 2] en/of
- het heen en weer en/of omhoog bewegen van de eigen penis van die [naam 2] .

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van beide ten laste gelegde feiten vrijgesproken dient te worden wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Op specifieke (bewijs)verweren van de raadsvrouw zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in bijlage I de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.
3.4
Bewijsoverwegingen
Juridisch kader
Bij de beoordeling van het bewijs, stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich doorgaans laten kenmerken door het gegeven dat slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: de aangever en de verdachte. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaringen van de aangever als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige verklaarde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad in zedenzaken kan worden afgeleid dat niet is vereist dat de seksuele handelingen als zodanig bevestiging dienen te vinden in ander bewijsmateriaal. Het is voldoende wanneer de verklaring van de aangever op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de verklaringen van het aangever en het overige bewijsmateriaal mag niet een te ver verwijderd verband bestaan. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Dit betekent dat – in een geval als het onderhavige, waarin wordt ontkend dat de handelingen zijn gepleegd en er geen getuigen zijn van het incident – de rechtbank eerst zal toetsen of de verklaringen van aangevers op zichzelf beschouwd betrouwbaar kunnen worden geacht. De rechtbank zal – indien zij tot de conclusie zou komen dat die verklaring betrouwbaar is – vervolgens beoordelen of desbetreffende verklaringen in voldoende mate wordt gesteund door ander bewijs.
Betrouwbaarheid verklaringen [naam 1]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van [naam 1] op de meest belangrijke punten zo inconsistent is dat deze niet voor het bewijs kan worden gebruikt.
De rechtbank is – anders dan de raadsvrouw heeft bepleit – van oordeel dat de verklaringen van [naam 1] als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. De rechtbank stelt vast dat [naam 1] op verschillende momenten en bij verschillende personen zijn verhaal heeft gedaan. Eerst bij de juf, toen bij zijn moeder en vervolgens bij de politie tijdens het studioverhoor. De rechtbank constateert dat [naam 1] zijn verhaal, zoals hij dit voor het eerst aan de juf heeft verteld, op belangrijke punten consequent heeft herhaald bij zijn moeder en tijdens het studioverhoor. De verschillende verklaringen zijn naar het oordeel van de rechtbank onderling voldoende consistent. [naam 1] heeft op hoofdlijnen voldoende concreet, consistent en gedetailleerd verklaard over de plaats, wijze, context en volgorde van de seksuele handelingen, alsmede over de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsvonden. Ook over de aanwezigheid en het gebruik van het Stanleymes heeft [naam 1] steeds verklaard. Daarnaast heeft hij duidelijk aangegeven wat er wel, maar ook wat er niet was gebeurd. Voorts acht de rechtbank het van belang dat [naam 1] tijdens het studioverhoor specifiek heeft beschreven wat er gebeurde nadat hij aan de piemel van de verdachte had gezogen. Zo beschrijft hij gedetailleerd dat er een doorzichtige vloeistof uit de piemel kwam en dat dit de structuur had van shampoo. Verder heeft hij beschreven hoe hij zich tijdens en na het voorval voelde. Dit komt authentiek op de rechtbank over. De rechtbank concludeert dat de inconsistenties waarop de raadsvrouw heeft gewezen niet van dien aard zijn dat daarom aan de betrouwbaarheid van de verklaringen moet worden getwijfeld. Tevens zijn het verschillen die te verwachten zijn als een aangever – zeker van jonge leeftijd – met tussenpozen van weken door verschillende personen wordt gehoord over dezelfde feiten. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de verklaringen van [naam 1] als basis kunnen dienen voor de bewijsbeslissingen in deze zaak.
Betrouwbaarheid verklaringen [naam 2]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van [naam 2] niet consistent is en derhalve niet betrouwbaar is en ook niet te gebruiken is voor het bewijs.
De rechtbank is echter van oordeel dat de verklaringen van [naam 2] als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en overweegt daaromtrent als volgt. [naam 2] heeft op verschillende momenten bij verschillende personen verklaringen afgelegd over wat er tussen hem en de verdachte heeft plaatsgevonden. Dit heeft hij eerst aan zijn moeder verteld, daarna bij de juf en vervolgens bij de politie tijdens het studioverhoor. Hetgeen [naam 2] tegen zijn moeder en juf heeft verteld stemt overeen met wat hij later tegenover de politie heeft verklaard. [naam 2] heeft op hoofdlijnen authentiek, concreet, consistent en gedetailleerd verklaard over wijze, context en volgorde van de seksuele handelingen, alsmede over de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsvonden. Ook acht de rechtbank het van belang dat [naam 2] gedetailleerd heeft verklaard over de seksuele handelingen die de verdachte bij zichzelf heeft verricht en wat [naam 2] daarbij heeft gezien. Zo beschrijft hij dat de verdachte een pyjama aan had en dat hij niets onder zijn pyjamabroek droeg. De door de verdediging aangevoerde vermeende tegenstrijdigheden en onjuistheden in de verklaringen van [naam 2] brengen de rechtbank niet tot een ander oordeel, nu deze tegenstrijdigheden, voor zover hier sprake van is, niets afdoen aan de essentie van de verklaringen. Daar komt bij dat verschillen in verklaringen die zijn afgelegd over een (zeer) lange periode en afgelegd tegenover verschillende personen, te verwachten zijn. De conclusie is daarom dat de verklaringen van [naam 2] betrouwbaar zijn en bruikbaar voor het bewijs.
Steunbewijs [naam 1]
Zoals hierboven overwogen, acht de rechtbank de verklaringen van [naam 1] betrouwbaar en geloofwaardig. De rechtbank neemt dan ook – ondanks de ontkennende houding van de verdachte – als uitgangspunt dat de verdachte hem heeft gedwongen tot meerdere seksuele handelingen, inhoudende dat [naam 1] de penis van de verdachte in zijn mond moest nemen en dat [naam 1] de verdachte moest aftrekken. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [naam 1] op specifieke en relevante punten steun vinden in ander bewijsmateriaal. De rechtbank overweegt daaromtrent het volgende.
De rechtbank ziet steunbewijs in de verklaring van de getuige [getuige] (hierna: de juf). Zij heeft verklaard over de emoties en gedragskenmerken van [naam 1] toen hij op 18 november 2022 over het voorval met de verdachte vertelde. Uit haar getuigenverklaring blijkt dat zij had gemerkt dat [naam 1] de laatste tijd heel erg boos was en daarom aan hem had gevraagd wat er aan de hand was. Zij zag dat [naam 1] boos en gefrustreerd terwijl hij het vertelde. Verder heeft de juf verklaard dat [naam 1] vertelde dat hij zich zo erg schaamde dat hij het gedaan had. Daarnaast heeft zij verklaard dat [naam 1] verrast was dat hij het verteld had aan haar, maar omdat [naam 2] het verteld had, dacht hij dat dit zijn kans was om het ook te doen. Ook heeft hij tegen haar gezegd dat hij opgelucht was dat hij het aan haar had verteld, omdat hij hier al mee rondliep vanaf de tweede of derde week van het schooljaar. De hiervoor beschreven gedragsverandering en emoties van [naam 1] zijn naar het oordeel van de rechtbank passend bij wat hem enige tijd daarvoor is overkomen. De verklaring van de juf biedt derhalve steun aan de verklaring van [naam 1] .
Voorts vindt de verklaring van [naam 1] steun in de verklaring van de verdachte zelf, waarin hij bevestigt dat hij met [naam 1] op zijn kamer heeft gespeeld. Daarmee bevestigt hij de concrete context, waarin de gedragingen hebben plaatsgevonden.
Steunbewijs [naam 2]
Zoals eerder overwogen, acht de rechtbank de verklaringen van [naam 2] betrouwbaar en geloofwaardig. De rechtbank neemt dan ook – ondanks de ontkennende houding van de verdachte – als uitgangspunt dat de verdachte hem heeft gedwongen om zijn piemel te laten zien en zichzelf af te trekken. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [naam 1] op specifieke en relevante punten steun vinden in ander bewijsmateriaal. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
De verklaringen van [naam 2] vinden in de eerste plaats steun in de verklaring van de getuige [getuige] (hierna: de juf). Zij heeft verklaard over de gemoedstoestand en emoties van [naam 2] toen hij haar op 18 november 2022 vertelde wat hem eerder was overkomen. Zo verklaart zij dat [naam 2] op dat moment gespannen was, en toch ook klein en teruggetrokken. Hij vond het volgens haar lastig om het te vertellen en hij schaamde zich. In de tweede plaats vinden de verklaringen van [naam 2] steun in de aangifte van zijn moeder, [naam 3] . Zij heeft verklaard dat [naam 2] erg boos was en het leek alsof hij het uitkotste. Hij was ook heel erg bang. Volgens zijn moeder was [naam 2] al weken onrustig, had hij nachtmerries, was hij angstig en moe. Zij heeft verklaard dat het leek alsof [naam 2] er niet was toen hij het haar vertelde. Hij was in het begin emotieloos. Aan het einde werd hij emotioneel en begon hij te huilen, maar hij was toen wel opgelucht. De door de juf en de moeder beschreven emoties passen bij wat [naam 2] is overkomen, en de specifieke verklaringen over deze emoties vormen dan ook relevant steunbewijs.
Daarnaast vindt de verklaring van [naam 2] steun in de verklaring van de verdachte zelf, zoals afgelegd bij de politie. Hij verklaart daar dat hij soms een hemd onder zijn pyjama draagt en verder niets. Hiermee bevestigt hij een belangrijk detail uit de verklaring van [naam 2] . Bij de beoordeling van deze verklaring weegt de rechtbank mee dat de verdachte dit aan de verhoorders verteld voordat hij geconfronteerd wordt met de verklaring van [naam 2] over de pyjama. Aan de latere ontkenning van de verdachte – te weten dat hij wel een onderbroek onder zijn pyjama draagt – gaat de rechtbank, in het licht van het voorgaande, voorbij.
Alternatieve scenario
De verdediging heeft een alternatief scenario geschetst, inhoudende dat [naam 2] en [naam 1] de beschuldigingen richting de verdachte uit wraak zijn begonnen omdat hij wilde stoppen met hun telefoonhandel en [naam 2] daardoor geen telefoon meer zou krijgen.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Uit het dossier komt weliswaar naar voren dat er tussen de verdachte en de aangevers een lopende ruzie was over andere zaken, maar de rechtbank ziet geen aanknopingspunten in het dossier om te concluderen dat de beschuldigingen richting de verdachte voortkomen uit een ruzie dan wel zijn ingegeven door wraakgevoelens. De rechtbank acht het onaannemelijk dat [naam 2] en [naam 1] uit wraak zouden verklaren dat zij zelf seksueel misbruikt zijn. Temeer nu zij daar vervolgens meermalen en in details over hebben moeten verklaren. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat de door de juf en moeder waargenomen emoties – zoals schaamte en frustratie – passen bij het scenario dat zij zelf iets seksueels hebben gedaan onder dwang, waar zij zich voor schamen. Met name de emotie schaamte is daarin onderscheidend, omdat deze niet past bij het geschetste alternatieve scenario. De rechtbank is gelet op het voorgaande dan ook van oordeel dat het door de verdediging geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden.
Conclusie
Op grond van de betrouwbaar geachte verklaringen van [naam 1] en [naam 2] , die op relevante onderdelen voldoende steun vinden in de overige voor het bewijs gebezigde verklaringen, komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij in de periode van 01 september 2022 tot en met 31 oktober 2022 te Rijnsburg, gemeente Katwijk, door bedreiging met geweld, te weten
- door een (stanley)mes te pakken en/of dat (stanley)mes uit te schuiven en/of
- dat (stanley)mes te tonen aan [naam 1] en/of dat (stanley)mes op tafel te leggen en/of
- die [naam 1] daarbij de woorden toe te voegen: "Ik ben niet bang om naar de
jeugdgevangenis te gaan. Zuig m'n piemel, anders steek ik je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
[naam 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 1] , te weten
- het brengen en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [naam 1] en/of
- het brengen van de hand van [naam 1] naar zijn, verdachtes, penis, en/of
- (vervolgens) [naam 1] hem, verdachte, laten aftrekken;
2
hij in de periode van 01 oktober 2022 tot en met 18 november 2022 te Sassenheim, gemeente Teylingen, althans in Nederland, door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- [naam 2] te dreigen hem te vermoorden als hij zijn penis niet toont en/of
- te zeggen dat hij, verdachte, tegen iedereen zal zeggen dat die [naam 2] zijn piemel heeft laten zien en/of
- te dreigen met het openbaar maken van een geheim van die [naam 2] ,
[naam 2] heeft gedwongen tot het plegen van ontuchtige handelingen, te weten, terwijl die [naam 2] door middel van videobellen voor verdachte geheel of gedeeltelijk zichtbaar was,
- het zich (deels) ontkleden en
- het tonen van de eigen penis van die [naam 2] en
- het vasthouden van de eigen penis van die [naam 2] en
- het heen en weer en/of omhoog bewegen van de eigen penis van die [naam 2] .

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straffen

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 25 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd een gedeelte van 21 dagen voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en met het raadsadvies, waaruit blijkt dat een verblijf in een justitiële jeugdinrichting schadelijk zou zijn voor de verdachte. De verdediging heeft daarom verzocht om geen jeugddetentie aan de verdachte op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De rechtbank realiseert zich dat zowel de verdachte als de slachtoffers in deze zaak vanwege hun jonge leeftijd en ontwikkelingsstoornis ASS bijzonder kwetsbaar zijn. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat zij zich ten tijde van de bewezenverklaarde feiten in een leeftijdsfase bevonden waarin seksualiteit wordt ontdekt, onderling seksueel gedrag of contact voorkomt en seksuele grenzen worden afgetast en opgezocht. Dergelijk gedrag past bij een gezonde seksuele ontwikkeling. De bewezenverklaarde seksuele handelingen, mede gelet op de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden, zijn naar het oordeel van de rechtbank echter van dien aard dat de grenzen waarbinnen kan worden geëxperimenteerd, op vergaande wijze zijn overschreden.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een verkrachting, waarbij hij een (inmiddels) oud-klasgenoot onder bedreiging van een mes heeft gedwongen om hem te pijpen en af te trekken. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een aanranding van een andere oud-klasgenoot, waarbij hij het slachtoffer onder bedreiging heeft gedwongen om zijn penis te laten zien en zichzelf af te trekken, terwijl zij samen aan het videobellen waren.
Door zijn handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers. De verdachte heeft zich (kennelijk) laten leiden door zijn eigen nieuwsgierigheid en de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften. Daarbij heeft hij de (seksuele) grenzen van de slachtoffers overschreden en een inbreuk gemaakt op hun recht op een ongestoorde seksuele ontwikkeling. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten nog geruime tijd last kunnen hebben van wat zij hebben meegemaakt.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 3 september 2024, waaruit is gebleken dat hij niet eerder is veroordeeld. Nu dit het uitgangspunt is, heeft dit gegeven verder geen invloed op de strafoplegging.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 7 oktober 2024 en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat het algemeen recidiverisico laag wordt ingeschat. Dit geldt ook voor de kans op herhaling van het plegen van een zedendelict. De Raad ziet veel beschermende factoren die de kans op herhaling verkleinen. Zo gaat de verdachte (weer) naar school, heeft hij een positieve vrijetijdsinvulling en is hij gemotiveerd om aan zichzelf te werken. De afgelopen jaren heeft de verdachte, samen met zijn ouders, een intensief hulpverleningstraject gevolgd en
gewerkt aan het vergroten van zijn sociale vaardigheden. De Raad ziet dat de verdachte
een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, waardoor het aantal risicofactoren fors is verkleind. Indien de verdachte schuldig wordt bevonden, dan is een risicofactor dat hij de tenlastegelegde feiten ontkent. Dit kan zorgen oproepen over zijn houding en gewetensontwikkeling. Een tweede risicofactor is dat bij de verdachte sprake is van individuele kwetsbaarheden in de vorm van ADHD en ASS.
De Raad vindt voortzetting van het toezicht en de begeleiding door de jeugdreclassering noodzakelijk om de kans op herhaling laag te houden. Binnen het kader van de jeugdreclassering kan de hulpverlening vanuit De Waag en Curium worden gecontinueerd en geborgd. De Raad adviseert aan de verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen. Gezien de zwaarte van de tenlastegelegde feiten heeft de Raad een jeugddetentie overwogen. Dit wordt echter niet geadviseerd, omdat een verblijf binnen een justitiële jeugdinrichting schadelijk zal zijn voor de verdachte. Naast de omstandigheid dat hij een kwetsbare jongen is, is ook het risico aanwezig dat hij door zijn kwetsbaarheden binnen een dergelijke setting negatief zal worden beïnvloed door andere jongeren. Ook wordt meegewogen dat de verdachte ten tijde van de verdenking slechts twaalf jaar oud was en dat hij weinig tot geen seksuele voorlichting had gekregen. Verder speelt mee dat de verdachte na zijn aanhouding langere tijd geen school heeft kunnen volgen en dat de verdachte zich sinds januari 2023, gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis, heeft moeten houden aan strenge regels en toezicht vanuit de bijzondere voorwaarden.
De deskundige jeugdreclasseerder, werkzaam bij Jeugdbescherming west, heeft ter terechtzitting aangegeven dat zij zich aansluit bij het advies van de Raad. De verdachte is hard aan de slag gegaan met zijn reeds voorafgaand aan de verdenking bestaande hulpvraag, zoals het leren omgaan met (grenzen van) andere kinderen en zijn impulsiviteit. Daarin heeft de verdachte mooie stappen gemaakt. Het is voor de verdachte belangrijk dat de hulp wordt voortgezet.
Redelijke termijn
Bij het opleggen van een straf wordt ook bekeken of de zaak van een verdachte tijdig wordt afgedaan. Een verdachte heeft namelijk recht op berechting van zijn zaak binnen een redelijke termijn. De redelijke termijn waarbinnen een jeugdstrafzaak moet zijn afgedaan is zestien maanden. In deze zaak is die termijn overschreden. De rechtbank zal hier in strafmatigende zin rekening mee houden.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Daarin is als uitgangspunt vermeld dat voor een verkrachting zes maanden jeugddetentie wordt opgelegd. Voor een aanranding wordt als oriëntatiepunt 120 uur taakstraf, dan wel (dienovereenkomstige) jeugddetentie aangehouden.
De rechtbank houdt allereerst – in straf verlagende zin – rekening met de bijzondere kwetsbaarheid van de verdachte die is gelegen in zijn (zeer) jonge leeftijd in combinatie met zijn persoonlijke problematiek. Ook houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de verdenking een bijzonder grote impact heeft gehad op het leven van de verdachte. Als gevolg van de verdenking heeft het leven van de verdachte een periode stil gestaan, terwijl hij zich in een leeftijdsfase bevond waarin hij nog volop in ontwikkeling was. Zo was de verdachte niet meer welkom op school en verliep de zoektocht naar een nieuwe, passende plek moeizaam. Daardoor heeft hij een jaar lang niet naar school gekund en heeft hij een forse achterstand opgelopen. Daar komt nog bij dat de verdachte, anders dan zijn leeftijdsgenoten, niet vrijelijk naar buiten mocht. De rechtbank realiseert zich ten zeerste dat dit voor de verdachte een zware periode is geweest en dat dit alles een grote impact heeft gehad op zijn (psychisch) welzijn.
In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank verder rekening met het feit dat zijn voorlopige hechtenis sinds 5 januari 2023 onder strenge voorwaarden is geschorst en dat hij zich tijdens deze (lange) periode goed aan zijn schorsende voorwaarden heeft gehouden. De verdachte heeft zich ingezet voor zijn behandelingen en een positieve groei doorgemaakt.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde is de rechtbank van oordeel dat een straf dient te volgen en dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen een jeugddetentie. De rechtbank is van oordeel dat de jeugddetentie niet langer moet zijn dan de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Dat betekent dat de verdachte niet naar een justitiële jeugdinrichting hoeft. Naast een onvoorwaardelijke jeugddetentie zal de rechtbank een voorwaardelijke straf aan de verdachte opleggen. Gelet op adviezen van de deskundigen vindt de rechtbank het van belang dat de verdachte door middel van bijzondere voorwaarden verder wordt geholpen door de jeugdreclassering.
Hoewel de rechtbank de eis van de officier van justitie gelet op de ernst van de feiten in beginsel passend vindt, ziet zij aanleiding om – in lijn met het raadsadvies – te volstaan met een voorwaardelijke werkstraf. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat een verblijf in een justitiële jeugdinrichting schadelijk zou zijn (voor de ontwikkeling van) de verdachte. Gezien zijn kwetsbaarheid en eerdergenoemde omstandigheden acht de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie dan ook niet in zijn belang.
Alles afwegend zal de rechtbank aan de verdachte een jeugddetentie opleggen van 4 dagen, met aftrek van de tijd die hij vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank begroot het aantal dagen aftrek op 4 dagen. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 50 uren aan de verdachte opleggen, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad. Deze bijzondere voorwaarden zijn gericht op de voortzetting van de behandeling en begeleiding, zodat de verdachte de mogelijkheid krijgt om zich positief te blijven ontwikkelen en de kans op herhaling laag te houden.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert voorts dat de op de ter zitting overgelegde lijst van inbeslaggenomen voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de rechthebbende.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de inbeslaggenomen voorwerpen te retourneren aan de verdachte.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de rechthebbende gelasten van de op de beslaglijst genoemde voorwerpen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 242 en 246 van het wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.5 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
ten aanzien van feit 1:
verkrachting;
ten aanzien van feit 2:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreek hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straffen
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
4 (VIER) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
50 (VIJFTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
25 (VIJFENTWINTIG) DAGEN;
bepaalt dat een gedeelte van deze taakstraf, groot
50 (VIJFTIG) UREN, niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot
maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen
tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zolang deze
instelling dat noodzakelijk acht en zijn medewerking verleent aan de daaruit voortvloeiende afspraken;
2. zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van Curium en De Waag of een soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven;
geeft opdracht aan Stichting Jeugdbescherming west te Leiden, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden
toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek
van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de
jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht,
daaronder begrepen.
de inbeslaggenomen goederen
gelast de teruggave aan de rechthebbenden van de op de beslaglijst genoemde voorwerpen, te weten:
- telefoon: nummer 2887255;
- laptop: nummer 2887229;
- laptop: nummer 2887233;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.M.C. Limbeek, kinderrechter, voorzitter,
mr. S. van der Harg, kinderrechter,
en mr. B. Sahebali, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van
mr. E.D.C. Donker Ladrón de Guevara, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 oktober 2024.