3.4Bewijsoverwegingen
Juridisch kader
Bij de beoordeling van het bewijs, stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich doorgaans laten kenmerken door het gegeven dat slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: de aangever en de verdachte. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaringen van de aangever als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige verklaarde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad in zedenzaken kan worden afgeleid dat niet is vereist dat de seksuele handelingen als zodanig bevestiging dienen te vinden in ander bewijsmateriaal. Het is voldoende wanneer de verklaring van de aangever op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de verklaringen van het aangever en het overige bewijsmateriaal mag niet een te ver verwijderd verband bestaan. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Dit betekent dat – in een geval als het onderhavige, waarin wordt ontkend dat de handelingen zijn gepleegd en er geen getuigen zijn van het incident – de rechtbank eerst zal toetsen of de verklaringen van aangevers op zichzelf beschouwd betrouwbaar kunnen worden geacht. De rechtbank zal – indien zij tot de conclusie zou komen dat die verklaring betrouwbaar is – vervolgens beoordelen of desbetreffende verklaringen in voldoende mate wordt gesteund door ander bewijs.
Betrouwbaarheid verklaringen [naam 1]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van [naam 1] op de meest belangrijke punten zo inconsistent is dat deze niet voor het bewijs kan worden gebruikt.
De rechtbank is – anders dan de raadsvrouw heeft bepleit – van oordeel dat de verklaringen van [naam 1] als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. De rechtbank stelt vast dat [naam 1] op verschillende momenten en bij verschillende personen zijn verhaal heeft gedaan. Eerst bij de juf, toen bij zijn moeder en vervolgens bij de politie tijdens het studioverhoor. De rechtbank constateert dat [naam 1] zijn verhaal, zoals hij dit voor het eerst aan de juf heeft verteld, op belangrijke punten consequent heeft herhaald bij zijn moeder en tijdens het studioverhoor. De verschillende verklaringen zijn naar het oordeel van de rechtbank onderling voldoende consistent. [naam 1] heeft op hoofdlijnen voldoende concreet, consistent en gedetailleerd verklaard over de plaats, wijze, context en volgorde van de seksuele handelingen, alsmede over de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsvonden. Ook over de aanwezigheid en het gebruik van het Stanleymes heeft [naam 1] steeds verklaard. Daarnaast heeft hij duidelijk aangegeven wat er wel, maar ook wat er niet was gebeurd. Voorts acht de rechtbank het van belang dat [naam 1] tijdens het studioverhoor specifiek heeft beschreven wat er gebeurde nadat hij aan de piemel van de verdachte had gezogen. Zo beschrijft hij gedetailleerd dat er een doorzichtige vloeistof uit de piemel kwam en dat dit de structuur had van shampoo. Verder heeft hij beschreven hoe hij zich tijdens en na het voorval voelde. Dit komt authentiek op de rechtbank over. De rechtbank concludeert dat de inconsistenties waarop de raadsvrouw heeft gewezen niet van dien aard zijn dat daarom aan de betrouwbaarheid van de verklaringen moet worden getwijfeld. Tevens zijn het verschillen die te verwachten zijn als een aangever – zeker van jonge leeftijd – met tussenpozen van weken door verschillende personen wordt gehoord over dezelfde feiten. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de verklaringen van [naam 1] als basis kunnen dienen voor de bewijsbeslissingen in deze zaak.
Betrouwbaarheid verklaringen [naam 2]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van [naam 2] niet consistent is en derhalve niet betrouwbaar is en ook niet te gebruiken is voor het bewijs.
De rechtbank is echter van oordeel dat de verklaringen van [naam 2] als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en overweegt daaromtrent als volgt. [naam 2] heeft op verschillende momenten bij verschillende personen verklaringen afgelegd over wat er tussen hem en de verdachte heeft plaatsgevonden. Dit heeft hij eerst aan zijn moeder verteld, daarna bij de juf en vervolgens bij de politie tijdens het studioverhoor. Hetgeen [naam 2] tegen zijn moeder en juf heeft verteld stemt overeen met wat hij later tegenover de politie heeft verklaard. [naam 2] heeft op hoofdlijnen authentiek, concreet, consistent en gedetailleerd verklaard over wijze, context en volgorde van de seksuele handelingen, alsmede over de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsvonden. Ook acht de rechtbank het van belang dat [naam 2] gedetailleerd heeft verklaard over de seksuele handelingen die de verdachte bij zichzelf heeft verricht en wat [naam 2] daarbij heeft gezien. Zo beschrijft hij dat de verdachte een pyjama aan had en dat hij niets onder zijn pyjamabroek droeg. De door de verdediging aangevoerde vermeende tegenstrijdigheden en onjuistheden in de verklaringen van [naam 2] brengen de rechtbank niet tot een ander oordeel, nu deze tegenstrijdigheden, voor zover hier sprake van is, niets afdoen aan de essentie van de verklaringen. Daar komt bij dat verschillen in verklaringen die zijn afgelegd over een (zeer) lange periode en afgelegd tegenover verschillende personen, te verwachten zijn. De conclusie is daarom dat de verklaringen van [naam 2] betrouwbaar zijn en bruikbaar voor het bewijs.
Steunbewijs [naam 1]
Zoals hierboven overwogen, acht de rechtbank de verklaringen van [naam 1] betrouwbaar en geloofwaardig. De rechtbank neemt dan ook – ondanks de ontkennende houding van de verdachte – als uitgangspunt dat de verdachte hem heeft gedwongen tot meerdere seksuele handelingen, inhoudende dat [naam 1] de penis van de verdachte in zijn mond moest nemen en dat [naam 1] de verdachte moest aftrekken. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [naam 1] op specifieke en relevante punten steun vinden in ander bewijsmateriaal. De rechtbank overweegt daaromtrent het volgende.
De rechtbank ziet steunbewijs in de verklaring van de getuige [getuige] (hierna: de juf). Zij heeft verklaard over de emoties en gedragskenmerken van [naam 1] toen hij op 18 november 2022 over het voorval met de verdachte vertelde. Uit haar getuigenverklaring blijkt dat zij had gemerkt dat [naam 1] de laatste tijd heel erg boos was en daarom aan hem had gevraagd wat er aan de hand was. Zij zag dat [naam 1] boos en gefrustreerd terwijl hij het vertelde. Verder heeft de juf verklaard dat [naam 1] vertelde dat hij zich zo erg schaamde dat hij het gedaan had. Daarnaast heeft zij verklaard dat [naam 1] verrast was dat hij het verteld had aan haar, maar omdat [naam 2] het verteld had, dacht hij dat dit zijn kans was om het ook te doen. Ook heeft hij tegen haar gezegd dat hij opgelucht was dat hij het aan haar had verteld, omdat hij hier al mee rondliep vanaf de tweede of derde week van het schooljaar. De hiervoor beschreven gedragsverandering en emoties van [naam 1] zijn naar het oordeel van de rechtbank passend bij wat hem enige tijd daarvoor is overkomen. De verklaring van de juf biedt derhalve steun aan de verklaring van [naam 1] .
Voorts vindt de verklaring van [naam 1] steun in de verklaring van de verdachte zelf, waarin hij bevestigt dat hij met [naam 1] op zijn kamer heeft gespeeld. Daarmee bevestigt hij de concrete context, waarin de gedragingen hebben plaatsgevonden.
Steunbewijs [naam 2]
Zoals eerder overwogen, acht de rechtbank de verklaringen van [naam 2] betrouwbaar en geloofwaardig. De rechtbank neemt dan ook – ondanks de ontkennende houding van de verdachte – als uitgangspunt dat de verdachte hem heeft gedwongen om zijn piemel te laten zien en zichzelf af te trekken. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [naam 1] op specifieke en relevante punten steun vinden in ander bewijsmateriaal. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
De verklaringen van [naam 2] vinden in de eerste plaats steun in de verklaring van de getuige [getuige] (hierna: de juf). Zij heeft verklaard over de gemoedstoestand en emoties van [naam 2] toen hij haar op 18 november 2022 vertelde wat hem eerder was overkomen. Zo verklaart zij dat [naam 2] op dat moment gespannen was, en toch ook klein en teruggetrokken. Hij vond het volgens haar lastig om het te vertellen en hij schaamde zich. In de tweede plaats vinden de verklaringen van [naam 2] steun in de aangifte van zijn moeder, [naam 3] . Zij heeft verklaard dat [naam 2] erg boos was en het leek alsof hij het uitkotste. Hij was ook heel erg bang. Volgens zijn moeder was [naam 2] al weken onrustig, had hij nachtmerries, was hij angstig en moe. Zij heeft verklaard dat het leek alsof [naam 2] er niet was toen hij het haar vertelde. Hij was in het begin emotieloos. Aan het einde werd hij emotioneel en begon hij te huilen, maar hij was toen wel opgelucht. De door de juf en de moeder beschreven emoties passen bij wat [naam 2] is overkomen, en de specifieke verklaringen over deze emoties vormen dan ook relevant steunbewijs.
Daarnaast vindt de verklaring van [naam 2] steun in de verklaring van de verdachte zelf, zoals afgelegd bij de politie. Hij verklaart daar dat hij soms een hemd onder zijn pyjama draagt en verder niets. Hiermee bevestigt hij een belangrijk detail uit de verklaring van [naam 2] . Bij de beoordeling van deze verklaring weegt de rechtbank mee dat de verdachte dit aan de verhoorders verteld voordat hij geconfronteerd wordt met de verklaring van [naam 2] over de pyjama. Aan de latere ontkenning van de verdachte – te weten dat hij wel een onderbroek onder zijn pyjama draagt – gaat de rechtbank, in het licht van het voorgaande, voorbij.
Alternatieve scenario
De verdediging heeft een alternatief scenario geschetst, inhoudende dat [naam 2] en [naam 1] de beschuldigingen richting de verdachte uit wraak zijn begonnen omdat hij wilde stoppen met hun telefoonhandel en [naam 2] daardoor geen telefoon meer zou krijgen.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Uit het dossier komt weliswaar naar voren dat er tussen de verdachte en de aangevers een lopende ruzie was over andere zaken, maar de rechtbank ziet geen aanknopingspunten in het dossier om te concluderen dat de beschuldigingen richting de verdachte voortkomen uit een ruzie dan wel zijn ingegeven door wraakgevoelens. De rechtbank acht het onaannemelijk dat [naam 2] en [naam 1] uit wraak zouden verklaren dat zij zelf seksueel misbruikt zijn. Temeer nu zij daar vervolgens meermalen en in details over hebben moeten verklaren. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat de door de juf en moeder waargenomen emoties – zoals schaamte en frustratie – passen bij het scenario dat zij zelf iets seksueels hebben gedaan onder dwang, waar zij zich voor schamen. Met name de emotie schaamte is daarin onderscheidend, omdat deze niet past bij het geschetste alternatieve scenario. De rechtbank is gelet op het voorgaande dan ook van oordeel dat het door de verdediging geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden.
Conclusie
Op grond van de betrouwbaar geachte verklaringen van [naam 1] en [naam 2] , die op relevante onderdelen voldoende steun vinden in de overige voor het bewijs gebezigde verklaringen, komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.