ECLI:NL:RBDHA:2024:18059

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
5 november 2024
Zaaknummer
09/216779-24 en 09/169607-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in drugszaken met betrekking tot ketamine, cocaïne en MDMA

Op 30 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van ketamine, het voorbereiden van de handel in harddrugs en eenvoudig witwassen. De verdachte, geboren in 2004 en op dat moment gedetineerd, werd op 4 juli 2024 in Leiden aangehouden. Tijdens de zitting op 16 oktober 2024 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd voor het ten laste gelegde feit van het voorhanden hebben van ketamine, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte voor het witwassen van een geldbedrag van 5.070,25 euro, dat volgens hen een legale herkomst had. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor het voorhanden hebben van ketamine niet overtuigend was, omdat er geen NFIDENT-rapport was, en sprak de verdachte vrij van dit feit. Echter, de rechtbank vond voldoende bewijs voor de andere tenlastegelegde feiten, waaronder het aanwezig hebben van harddrugs en het witwassen van geld. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier maanden op, met aftrek van de tijd in voorarrest, en verlengde de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor soortgelijke misdrijven.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/216779-24 en 09/169607-22 (tul)
Datum uitspraak: 30 oktober 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode 1] [plaats 1] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats 2] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 16 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B. Verheesen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. P.B. Spaargaren naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt er - kort gezegd - van verdacht dat hij:
  • op of omstreeks 4 juli 2024 te Leiden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk verdovende middelen vermeld op lijst I behorende bij de Opiumwet geteeld / bereid / bewerkt / verwerkt / verkocht / afgeleverd / verstrekt / vervoerd / aanwezig heeft gehad;
  • op of omstreeks 4 juli 2024 te Leiden voorbereidingshandelingen voor de handel in harddrugs heeft getroffen;
  • op of omstreeks 4 juli 2024 te Leiden ketamine zonder registratie voorhanden dan wel in voorraad heeft gehad;
  • op of omstreeks 4 juli 2024 5.070,25 euro heeft witgewassen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder feit 3 tenlastegelegde bepleit, vanwege het ontbreken van een NFIDENT rapport. Verder heeft de raadsman namens de verdachte vrijspraak van het onder feit 4 tenlastegelegde bepleit, aangezien het geld van de verdachte een legale herkomst heeft. De raadsman heeft zich met betrekking tot het onder 1 en 2 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat een aantal bestandsdelen niet bewezen zouden zijn.
3.3.
Vrijspraak feit 3
De rechtbank is met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen, aangezien een NFIDENT rapport ontbreekt en dus niet onomstotelijk is vastgesteld dat het bij het aangetroffen poeder om ketamine gaat. De rechtbank zal de verdachte van dit feit vrijspreken.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in
bijlage 2opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1 en 2
Uit de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, volgt dat de verdachte harddrugs aanwezig heeft gehad en dat hij met die harddrugs een feit als bedoeld in artikel 10, vierde lid, van de Opiumwet heeft voorbereid.
Ten aanzien van feit 1 zal de rechtbank de verdachte partieel vrijspreken van het bestanddeel medeplegen, omdat niet is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] .
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 4
Onder feit 4 is het witwassen van 5.070,25 euro tenlastegelegd. Uit de bewijsmiddelen volgt dat er 4.873,- euro is aangetroffen in de kluis in de slaapkamer van de verdachte en 197,25 euro tijdens de fouillering van de verdachte.
De verdediging heeft betoogd dat het geld een legale herkomst heeft, namelijk dat het deels verdiend is met werk en deels afkomstig is uit een tweetal schadevergoedingen. De verdediging heeft daartoe een aantal loonstroken en bewijs van toekenning van schadevergoedingen overgelegd. De verdachte heeft vervolgens verklaard dat het geld is bedoeld voor een vakantie naar Marokko en dat hij niet weet of in Marokko gepind kan worden. Hij zou het geld daar gaan wisselen. De rechtbank heeft in dit verband vastgesteld dat de loonstroken uit 2020, 2021 en 2023 dateren en de schadevergoedingen van de verdachte slechts een deel van het in de kluis aangetroffen geld dekken. Wat hiervan ook zij, uit het dossier komt, zoals nader te overwegen, naar voren dat de verdachte zich gedurende enige tijd bezig heeft gehouden met de handel in harddrugs. Het valt aan te nemen dat hij uit die handel enig financieel voordeel heeft genoten. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij de straathandel in harddrugs nagenoeg uitsluitend in contanten wordt afgerekend. Uit het proces-verbaal van bevindingen (p. 21-42) volgt dat verbalisanten hebben waargenomen dat de verdachte veel op en neer rijdt op zijn scooter, vaak kort binnen is in de portiek en de motor van zijn scooter laat draaien. De verbalisanten zien de verdachte ook geld stoppen achter in zijn broeksband/onderbroek. De verdachte heeft de aangetroffen 5.070,25 euro dus hoogstwaarschijnlijk verdiend met drugshandel. Daarmee staat vast dat het onder verdachte aangetroffen geld in elk geval gedeeltelijk uit enig (eigen) misdrijf afkomstig is. De rechtbank ziet zich dan ook voor de vraag gesteld of zij op grond van de tekst van de tenlastelegging tot bewezenverklaring kan komen van eenvoudig witwassen, als bedoeld in artikel 420bis.1 Wetboek van Strafrecht (Sr), aangezien in de tenlastelegging ontbreekt dat het geldbedrag afkomstig was uit enig “(eigen)” misdrijf.
De rechtbank Amsterdam heeft op 19 maart 2024 [1] gelet op de totstandkomingsgeschiedenis van de Wet aanpassing witwasregeling geoordeeld dat artikel 420bis.1 Sr de witwasbepaling van 420bis Sr aanvult. Het verwerven of voorhanden hebben van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf kan ook worden bestraft als vorm van witwassen zonder de vaststelling van gedragingen van de verdachte die (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp. De vermelding in de tenlastelegging dat het gaat om een
eigenmisdrijf is hierbij niet vereist. Dit moet dan worden gekwalificeerd als eenvoudig witwassen (artikel 420bis.1 Sr).
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een geldbedrag van in totaal 5.070,25 euro dat afkomstig was uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf, te weten drugshandel. De rechtbank zal eenvoudig witwassen van dit geldbedrag bewezen verklaren.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 4 juli 2024 te Leiden opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- 29,1 gram, van een materiaal bevattende cocaïne en
- 244 gram, van een materiaal bevattende MDMA, zijnde
cocaïne enMDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
2
hij op 4 juli 2024 te Leiden, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen en afleveren van cocaïne, zijnde cocaïne een middel
als bedoeld inde bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden of te bevorderen
- een geldbedrag van 5070,25 euro, en
- een scooter, en
- 29,1 gram cocaïne en 244 gram MDMA,
zijnde MDMAeen middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten;
4
hij op 4 juli 2024, te Leiden een geldbedrag van 5070,25 euro voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht primair een straf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest. Zij heeft betoogd dat er geen ruimte is voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel. De door de reclassering genoemde bijzondere voorwaarden zouden, onder verlenging van de proeftijd, moeten worden overgeheveld naar het op 25 januari 2024 aan verdachte opgelegde voorwaardelijke strafdeel van 51 dagen jeugddetentie. Subsidiair heeft de verdediging verzocht een onvoorwaardelijk deel gelijk aan het voorarrest op te leggen en een voorwaardelijk strafdeel waaraan de reclasseringsvoorwaarden gekoppeld kunnen worden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs, het treffen van voorbereidingshandelingen voor de handel in harddrugs en eenvoudig witwassen van 5.070,25 euro.
Harddrugs vormen in het algemeen een gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is bezwarend voor de samenleving. De handel in en het gebruik ervan gaan gepaard met diverse vormen van zware criminaliteit. Het handelen van verdachte is hierin een onmisbare schakel geweest. Deze strafbare gedragingen dienen dan ook te worden bestreden. Daarnaast houdt de verdachte met zijn handelen de drugsverslaving van anderen in stand.
Door het witwassen van uit eigen criminele activiteiten afkomstige winst heeft verdachte geld met een criminele herkomst aan het zicht van justitie onttrokken. Een dergelijk witwasfeit is verwerpelijk en heeft een ontwrichtende werking op de integriteit van het financieel-economische verkeer.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 8 oktober 2024. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, waaronder op 23 december 2021 en 25 januari 2024. Deze veroordelingen zijn onherroepelijk. De verdachte heeft zich binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van voormelde veroordelingen wederom schuldig gemaakt aan soortgelijke misdrijven. Voorts geldt dat de rechtbank evenzeer ten nadele van de verdachte meeweegt het feit dat hij ten tijde van de bewezenverklaarde feiten nog in een proeftijd liep.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 2 oktober 2024, waaruit volgt dat sprake is van (schulden)problematiek en van een gemiddeld-hoog recidiverisico. De reclassering adviseert toepassing van het volwassenenstrafrecht. Daarnaast adviseert de reclassering bij veroordeling van de verdachte hem op te leggen een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte nog jong is en een licht verstandelijke beperking heeft.
De op te leggen straf
De eis van de officier van justitie ten aanzien van de feiten 1 en 2 is gebaseerd op de richtlijn voor strafvordering Opiumwet, harddrugs, van het Openbaar Ministerie. Op het aanwezig hebben van 200 tot en met 500 gram harddrugs staat volgens die richtlijn een gevangenisstraf van 5 maanden voor een first offender en een gevangenisstraf van 7 maanden bij recidive. In dit geval acht de officier strafverhogend dat er sprake is van recidive en dat de verdachte het feit heeft gepleegd in de proeftijd voor een soortgelijk feit. De rechtbank heeft tevens gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Op het aanwezig hebben van 200 tot en met 500 gram harddrugs staat een gevangenisstraf van 2 maanden. Bij dit oriëntatiepunt is echter geen rekening gehouden met recidive, waarvan bij de verdachte wel sprake is. De rechtbank zal dat in strafverhogende zin meewegen. Zij acht voor beide feiten een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden passend en geboden.
Ten aanzien van feit 4 heeft de officier van justitie de richtlijn strafvordering witwassen van het Openbaar Ministerie als vertrekpunt genomen. Uit die richtlijn volgt dat voor een bedrag tot 5.000,- euro een taakstraf van 50 uren dient te worden gevorderd. Voor hogere bedragen is de richtlijn een gevangenisstraf van 4 weken. In dit geval gaat het om een bedrag dat net iets hoger ligt dan 5.000,- euro. Ook bij dit feit gaat het om recidive. De rechtbank acht daarom, alles overwegende, voor dit feit een gevangenisstraf voor de duur van één maand passend en geboden.
De verdachte zal dus worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van in totaal vier maanden met aftrek.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als
bijlage 3aan dit vonnis is gehecht) onder 1, 2, 3 en 4 genoemde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard en dat de onder 5, 6, 7 en 8 genoemde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte [verdachte] .
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft teruggave verzocht van de voorwerpen vermeld onder de nummers 1, 2, 3, 5, 6, 7 en 8.
De verdediging heeft zich ten aanzien van het voorwerp vermeld onder nummer 4 (de Sym bromfiets) gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1, 2 en 4 genoemde voorwerpen, verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar omdat met betrekking tot deze aan verdachte toebehorende voorwerpen het onder 2 bewezenverklaarde feit is begaan.
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan [verdachte] gelasten van de op de beslaglijst onder 3, 5, 6, 7 en 8 genoemde voorwerpen. De rechtbank zal, anders dan de officier van justitie gevorderd heeft, de teruggave aan de verdachte gelasten van de bromfiets Piaggio. Niet is immers komen vast te staan dat met betrekking tot deze bromfiets het feit onder 1 of enig ander bewezenverklaard feit is begaan.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 27 september 2024 gevorderd dat de bij parketnummer 09/169607-22 door de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag op 25 januari 2024 voorwaardelijk opgelegde straf van 51 dagen jeugddetentie, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet-naleven van de algemene voorwaarde.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om het verlengen van de proeftijd en het aanpassen van de voorwaarden conform het thans voorliggende reclasseringsrapport. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om het omzetten van de ten uitvoer te leggen jeugddetentie in een werkstraf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf met één jaar. Op deze manier kunnen de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 2 oktober 2024 aan deze voorwaardelijke straf gekoppeld worden.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en bijkomende straf zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 56, 57, 60, 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10, 10 a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
het onder 3 ten laste gelegde feitheeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte
de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feitenheeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 en feit 2:
de voortgezette handeling van
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
ten aanzien van feit 4:
eenvoudig witwassen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
vier (4) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
de inbeslaggenomen goederen:
verklaart verbeurd de op de beslaglijst (
bijlage 3) onder 1, 2 en 4 genoemde voorwerpen, te weten:
4.873,- euro (goednummer: PL1500-2024178582-3168418);
197,25 euro (goednummer: PL1500-2024178582-3168199);
4. bromfiets (goednummer: PL1500-2024178582-3061396, Sym);
gelast de teruggave aan [verdachte] van de op de beslaglijst onder 3, 5, 6, 7 en 8 genoemde voorwerpen, te weten:
3. bromfiets (goednummer: PL1500-2024178582-3150327, Piaggio);
5. mobiele telefoon (goednummer: PL1500-2024178582-3168386);
6. mobiele telefoon (goednummer: PL1500-2024178582-3168388);
7. mobiele telefoon (goednummer: PL1500-2024178582-3168392);
8. mobiele telefoon;
de vordering tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf:
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank te Den Haag d.d. 25 januari 2024, gewezen onder parketnummer 09/169607-22, opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie van 51 dagen met één jaar;
wijzigt de bijzondere voorwaarden. Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich uiterlijk binnen 5 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Fivoor Leiden op het adres Perzikweg 1-7, 2321DG Leiden en zich daarna gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen blijft melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
dat de veroordeelde verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
dat de veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
dat de veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. Burgers, voorzitter,
mr. E. Rabbie, rechter,
mr. T. Ketelaars, rechter,
in tegenwoordigheid van R.O. Hollander en mr. S.A.E. Tesson, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 oktober 2024.
Bijlage 1
Tekst tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 4 juli 2024 te Leiden
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- 29,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, en/of
- 244 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA, zijnde MDMA, en/of
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
2
hij op of omstreeks 4 juli 2024 te Leiden, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde
lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden,
bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het
grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
- een geldbedrag van 5070,25 euro, en/of
- een of meerdere telefoons, en/of
- een scooter, en/of
- 29,1 gram cocaïne en/of 244 gram MDMA, althans een of meer (in ponypacks
verpakte) hoeveelheden bevattende cocaïne en/of MDMA en/of amfetamine en/of
heroïne, althans (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, en/of
- 215 gram ketamine, althans een werkzame stof
voorhanden heeft gehad,
waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die
feit(en);
3
hij op of omstreeks 4 juli 2024 te Leiden
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet
opzettelijk, zonder registratie 215 gram ketamine, althans een hoeveelheid
ketamine, in elk geval een werkzame stof, voor handen en/of in voorraad heeft
gehad;
4
hij op of omstreeks 4 juli 2024, te Leiden
(van) een een geldbedrag van 5070,25 euro, althans een of meer voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die
voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden
had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig misdrijf
Bijlage 2
Bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024212740, van de politie eenheid Den Haag, district F, bureau Leiden-Midden, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 347) en het einddossier met het nummer PL1500-2024212740, van de politie eenheid Den Haag (pagina 1 t/m 41). Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.

1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 16 oktober 2024, voor zover inhoudende:

De drugs in de scooter waren van mij.
De drugs in de onderbroek waren ook van mij.

2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 5 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 21-42):

[verdachte] zich verplaatst op zijn scooter grijskleurige Piaggio Vespa voorzien van
kenteken [kenteken 1] . [verdachte] gedurende de dag en avond veel heen en weer rijdt op zijn scooter. Hij veel in- en uitloopt in de portiek en hierbij zijn scooter geregeld voor het portiek laat staan met draaiende motor. Hij gaat dan korter dan 1 minuut naar binnen en lijkt zich op te houden aan de binnen zijde alwaar de brievenbussen gelegen zijn. Er is eenmaal te zien dat hij daarna iets kleins in zijn hand heeft en dit lijkt weg te stoppen achter in zijn broeksband/onderbroek. [verdachte] meerdere malen met zijn scooter de deur naar de schuren inrijd en daar na een aantal minuutjes weer uit komt. [verdachte] meerdere malen via de portiek naar binnen gaat en vervolgens via de schuren weer naar buiten komt.

3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 4 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 99-110):

Ik, verbalisant, probeerde op 4 juli 2024 te Leiden de buddyseat van de inbeslaggenomen bromfiets, voorzien van kenteken: [kenteken 2] , op naam van [verdachte] , te openen. In deze bromfiets is een handelsvoorraad harddrugs aangetroffen.
De sleutel die ik in de slaapkamer van [verdachte] aantrof is met zekerheid de sleutel die hoort bij de bromfiets voorzien van kenteken: [kenteken 2] .

4. Het geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende (p. 256):

Inbeslagneming
Plaats: [straat 1] ter hoogte van nummer [huisnummer 1] , [postcode 2] [plaats 1]
Datum en tijd: 4 juli 2024 te 17:30 uur
Reden: artikel 10/4 Opiumwet, artikel 2/B Opiumwet (Handel/vervoer stof lijst I)
Omstandigheden: Aangetroffen in scooter van verdachte [verdachte] .
Volgnummer 1
Goednummer: PL1500-2024178582-3168306
Object: Verdovende mid (Cocaine Crack)
Aantal: 38 stuks
Totale hoeveelheid: 57 g

5. Het geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende (p. 254):

Inbeslagneming
Plaats: [straat 1] ter hoogte van nummer [huisnummer 1] , [postcode 2] [plaats 1]
Datum en tijd: 4 juli 2024 te 17:30 uur
Reden: artikel 10/4 Opiumwet, artikel 2/B Opiumwet (Handel/vervoer stof lijst I)
Omstandigheden: Aangetroffen in scooter van verdachte [verdachte] .
Volgnummer 1
Goednummer: PL1500-2024178582-3168328
Object: Verdovende mid (Xtc)
Aantal: 120 stuks
Totale hoeveelheid: 54 g
Bijzonderheden: Vorm ster met logo van een zonnetje.

6. Het geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende (p. 260):

Inbeslagneming
Plaats: [straat 1] ter hoogte van nummer [huisnummer 1] , [postcode 1] [plaats 1]
Datum en tijd: 4 juli 2024 te 17:30 uur
Reden: artikel 10/4 Opiumwet, artikel 2/B Opiumwet (Handel/vervoer stof lijst I)
Omstandigheden: Aangetroffen in scooter van verdachte [verdachte] .
Volgnummer 1
Goednummer: PL1500-2024178582-3168301
Object: Verdovende mid (Xtc)
Aantal: 180 stuks
Totale hoeveelheid: 90 g
Bijzonderheden: blauwe pil, vorm diamant

7. Het geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende (p. 282):

Inbeslagneming
Plaats: [straat 1] ter hoogte van nummer [huisnummer 1] , [postcode 1] [plaats 1]
Datum en tijd: 4 juli 2024 te 17:30 uur
Reden: artikel 10/4 Opiumwet, artikel 2/B Opiumwet (Handel/vervoer stof lijst I)
Omstandigheden: Aangetroffen in scooter van verdachte [verdachte] .
Volgnummer 1
Goednummer: PL1500-2024178582-3168320
Object: Verdovende mid (Mdma)
Aantal: 1 stuks
Totale hoeveelheid: 57 g
Bijzonderheden: 1 zak met bruine kristallen

8. Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, opgemaakt op 21 augustus 2024, voor zover inhoudende (p. 14-33 einddossier):

Uniek Voorwerp Nummer: AASC2862NL
BVH Goednummer: G3168306
Object omschrijving: 38 toegevouwen papiertjes, groot model, met opdruk 'PONY-PAK' met daarin wit poeder
Nettogewicht: 29,1 gram
Uniek Voorwerp Nummer: AASC2864NL
BVH Goednummer: G3168328
Object omschrijving: 12 gripzakjes met daarin per gripzakje 10 beigekleurige zonvormige tabletten met logo Rolex (kroontje), in totaal 120 tabletten
Nettogewicht: 50,9 gram
Uniek Voorwerp Nummer: AASC2873NL
BVH Goednummer: G3168301
Object omschrijving: 22 lege gripzakjes en 176 blauwgekleurde diamantvormige tabletten met Punisher logo
Nettogewicht: 77,6 gram
Uniek Voorwerp Nummer: AASC2865NL
BVH Goednummer: G3168320
Object omschrijving: Een dichtgeknoopt boterhamzakje met daarin bruinkleurige kristallen
Nettogewicht: 56 gram
9. Het geschrift, te weten een NFIDENT rapport, voor zover inhoudende (p. 34-40 einddossier):
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AASC2862NL
poeder, WIT, uit 29,1 gram; aantal
bemonsteringen in onderzoek: drie
bevat cocaïne
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AASC2864NL
tablet , BEIGE, uit 50,9 gram; aantal
bemonsteringen in onderzoek : een
bevat MDMA
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AASC2865NL
kristalvormig, BRUIN, uit 56 gram; aantal
bemonsteringen in onderzoek: een
bevat MDMA
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AASC2873NL
tablet, BLAUW, uit 77,6 gram; aantal
bemonsteringen in onderzoek: een
bevat MDMA

10. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 4 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 43-44):

Op donderdag 04 juli 2024 hebben wij, verbalisanten een in beslag genomen kluis merk Handson welke was afgesloten met een elektrisch te bedienen slot, open gemaakt. In de kluis zat een groot geldbedrag, 4873,00 euro. De kluis was reeds in beslag genomen bij de doorzoeking in de woning aan de [adres] te [plaats 1] en was aangetroffen in de slaapkamer van verdachte [verdachte] .

11. Het geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende (p. 244):

Inbeslagneming
Plaats: [straat 2] ter hoogte van nummer [huisnummer 2] , [postcode 3] [plaats 1]
Datum en tijd: 4 juli 2024 te 16:00 uur
Reden: : artikel 10/4 Opiumwet, artikel 2/B Opiumwet (Handel/vervoer stof lijst I)
Omstandigheden: Verdachte aangehouden op verdenking van handel opium.
Tijdens fouillering ruim 200 euro in contant aangetroffen.
Beslagene
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Volgnummer 1
Goednummer: PL1500-2024178582-3168199
Categorie omschrijving: geld
Totale hoeveelheid: 197,25 EUR
Bijzonderheden: 3x 50; 2x 20; 1x 5 en wat kleingeld
Bijlage 3
Beslaglijst

Voetnoten