ECLI:NL:RBDHA:2024:18046

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
5 november 2024
Zaaknummer
NL24.26968
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid van familievijandigheid en risico op ernstige schade

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser had op 11 juli 2022 een asielaanvraag ingediend, die door de minister van Asiel en Migratie op 26 juni 2024 als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 11 september 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de minister terecht de asielaanvraag ongegrond heeft verklaard. Eiser heeft aangevoerd dat zijn familie in Pakistan betrokken is bij een familievijandigheid, die hem in gevaar zou kunnen brengen bij terugkeer. De rechtbank oordeelt echter dat de minister de verklaringen van eiser over deze familievijandigheid als ongeloofwaardig mocht beschouwen. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat zijn familie daadwerkelijk problemen ondervindt en dat hij zelf gevaar loopt. De rechtbank wijst erop dat er geen recente incidenten zijn geweest die de vrees van eiser onderbouwen.

De rechtbank concludeert dat de minister niet ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen gegronde vrees voor vervolging of risico op ernstige schade bestaat. Eiser heeft geen overtuigend bewijs geleverd dat zijn terugkeer naar Pakistan hem in gevaar zou brengen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.26968

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. B. Anik),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag van 11 juli 2022. De minister heeft met het bestreden besluit van 26 juni 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 11 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de ongegrondverklaring van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eisers familie is in Pakistan betrokken geraakt bij een familievijandigheid. Zijn neef [persoon A] heeft in de periode 2007/2008 ruzie gekregen met een andere familie waarna er een schietincident is geweest en twee mensen van de tegenpartij zijn doodgeschoten. Sindsdien zijn er over en weer vijandigheden geweest. Het laatste incident heeft in 2013 plaatsgevonden, toen zijn neef een aanslag pleegde op een rechtbank waar een zitting van de andere familie plaatsvond. Hij is gearresteerd en zit nog in de gevangenis. Van 2013 tot 2015 heeft de politie huiszoekingen verricht op zoek naar een andere neef van eiser, [persoon B], die ook bij de aanslag betrokken zou zijn geweest. Die heeft zich uiteindelijk gemeld en is vervolgens vrijgesproken. Op 5 september 2021 is eiser vertrokken uit Pakistan om te gaan studeren in Oekraïne.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen: (1) Identiteit, nationaliteit en herkomst, (2) Familievijandigheid en de problemen die daaruit voortkomen.
5.1.
De minister acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De minister acht echter de familievijandigheid en de problemen die daaruit voortgekomen zijn ongeloofwaardig omdat eisers verklaringen hierover summier zijn, hij geen persoonlijke problemen heeft ondervonden, er geen voorval meer is geweest na 2015 en zijn broer zonder problemen in Pakistan verblijft. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag ongegrond is.
Heeft de minister terecht eisers problemen vanwege de familievijandigheid ongeloofwaardig geacht?
6. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte zijn problemen vanwege de familievijandigheid ongeloofwaardig heeft geacht. Dat eisers problemen niet persoonlijk zijn geacht door de minister, is volgens eiser onterecht. Zijn hele familie heeft namelijk met hetzelfde probleem te maken. Dat is ook de reden dat eiser spreekt van de ‘wij’-vorm. Eiser heeft zelf nog geen probleem gehad, maar dat kan door de familievijandigheid wel komen. Bij terugkeer naar Pakistan kan eiser namelijk door zijn naam achterhaald worden door de andere partij waardoor hij gevaar loopt. De kopie van de aangifte tegen eisers neef is – in tegenstelling tot wat de minister zegt – wel degelijk een bewijs van de problemen. Eiser is juist vertrokken naar Oekraïne vanwege deze problemen en om veilig te kunnen leven. Toch wordt eiser mogelijk teruggestuurd naar Pakistan.
6.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers problemen vanwege de familievijandigheid ongeloofwaardig zijn. De minister mocht hierbij van belang achten dat eiser vaag heeft verklaard over de familievijandigheid. Van eiser had verwacht mogen worden dat hij meer over de tegenpartij in de familievete had kunnen verklaren, ook al zou hij deze mensen nooit hebben ontmoet. Eiser had bijvoorbeeld navraag kunnen doen bij zijn familieleden die wel in contact zijn geweest met deze mensen om meer te weten te komen over deze tegenpartij. Ook gelet op de lange duur van het conflict (2013 tot 2021) en dat de gestelde reden van eisers vertrek de familievete is had van eiser verwacht mogen worden dat hij hier meer over had kunnen verklaren.
De minister heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de kopie van de aangifte de familievijandigheid ook niet aantoont. Uit de aangifte blijkt namelijk enkel dat er aangifte is gedaan tegen eisers gestelde neven [persoon B] en [persoon A]. Uit de aangifte blijkt niet dat sprake is van een familievijandigheid en evenmin dat deze gericht is tot de familie van eiser. Eiser heeft de familievijandigheid ook niet met andere verklaringen aannemelijk gemaakt. Eisers gestelde neef [persoon B] zou door de politie zijn gezocht tussen 2013 en 2015, waarbij de politie regelmatig huiszoekingen deed. Na 2015 is er echter geen inval meer geweest volgens eiser omdat [persoon B] zich toen heeft gemeld bij de politie en daarna is vrijgelaten. [1] Hiermee is nog niet bewezen dat er sprake is van een familievete. Niet is gesteld dat [persoon B] daarna nog problemen heeft ondervonden. Ook is er geen concrete onderbouwing dat eisers directe familie daadwerkelijk problemen heeft ondervonden. Eiser heeft alleen concreet kunnen noemen dat zijn broer op weg was naar een feest en dat hij een lekke band kreeg en later hoorde dat er mensen met wapens waren gezien op de plek waarheen zij zouden gaan. Daarmee is niet onderbouwd dat deze mensen op zoek waren naar de familie van eiser of dat sprake was van familievijandigheid.
Dat eiser bij terugkeer naar Pakistan gevaar loopt omdat zijn naam achterhaald kan worden welke vervolgens kan worden doorgespeeld naar de tegenpartij heeft de minister niet ten onrechte niet gevolgd. Eiser heeft namelijk zelf verklaard dat de tegenpartij niet weet waar eisers huis is of wie hij is. [2] Daarom is het niet te volgen dat er naar eiser gevraagd kan worden. Daar komt nog bij dat eiser heeft aangegeven dat zijn broer twee of drie jaar geleden is teruggekeerd naar Pakistan om voor hun moeder te zorgen. Eisers broer heeft in de twee à drie jaar dat hij is teruggekeerd naar Pakistan echter geen problemen gehad vanwege de familievijandigheid, buiten de hiervoor genoemde gewapende mannen van wie niet is onderbouwd dat ze naar eisers broer op zoek waren. De minister mocht dus overwegen dat de situatie dat eisers broer probleemloos in Pakistan heeft verbleven afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eisers verhaal over de familievijandigheid.
Verder heeft de minister niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser weliswaar is vertrokken naar Oekraïne, maar dat dit voor zijn studie was zodat hieruit niet de vrees voor de familievijandigheid volgt. De enkele stelling dat zijn ouders hebben aangegeven dat eiser naar het buitenland moest om te gaan studeren, omdat dit niet kon vanwege de vijandigheid in Pakistan, [3] is daarvoor onvoldoende. Hierbij mocht de minister ook betrekken dat eiser heeft aangegeven dat hij zeker weet dat het laatste incident vanwege de vijandigheid in 2013 plaatsvond en de huiszoekingen naar zijn neef [persoon B] in 2015, terwijl eiser pas op 5 september 2021 is uitgereisd naar Oekraïne.
Vluchtelingenschap en ernstige schade
7. Eiser voert aan dat hij een gegronde vrees voor vervolging heeft en het risico loopt op ernstige schade als hij moet terugkeren naar Pakistan. Bij terugkeer naar Pakistan moet eiser zich namelijk voegen bij zijn familie omdat hij nergens anders naar toe kan, waardoor hij het gevaar loopt vermoord te worden vanwege de familievijandigheid.
7.1.
Gelet op het voorgaande is het niet aannemelijk dat eiser een vrees voor vervolging heeft en het risico loopt op ernstige schade. De rechtbank heeft namelijk onder 6.1 geoordeeld dat de minister eisers problemen met de familievijandigheid niet geloofwaardig heeft hoeven achten. Naar het oordeel van de rechtbank vormt eisers familievijandigheid dan ook geen grond voor een verblijfsvergunning asiel.

Conclusie en gevolgen

8. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Combigehoor rapport, pagina 11.
2.De minister verwijst naar het nader gehoor, pagina 19.
3.Nader gehoor, pagina 11.