ECLI:NL:RBDHA:2024:1804
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag na inwilligend besluit
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.R. Verdoner, beroep ingesteld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres stelde dat de staatssecretaris niet tijdig had beslist op haar asielaanvraag, ingediend op 26 april 2022. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig was en het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. Op 19 december 2023 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres ingewilligd. De rechtbank verzocht eiseres op 20 december 2023 om binnen twee weken te reageren op het inwilligende besluit, maar eiseres heeft geen reactie gegeven.
De rechtbank overweegt dat, nu de staatssecretaris een besluit heeft genomen op de asielaanvraag, eiseres geen belang meer heeft bij haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Aangezien eiseres desgevraagd geen reactie heeft gegeven op het inwilligende besluit, wordt aangenomen dat dit besluit volledig tegemoetkomt aan het beroep van eiseres. Daarom is het beroep niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Eiseres heeft recht op een proceskostenvergoeding, omdat de staatssecretaris niet tijdig op de asielaanvraag heeft beslist. De rechtbank heeft de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op de gemaakte kosten voor het indienen van het beroepschrift. De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van deze kosten. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.