ECLI:NL:RBDHA:2024:18026

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
11189837 \ RL EXPL 24-12183
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding door Q-Park na onrechtmatige daad van gedaagde partij in parkeergarage

In deze civiele zaak heeft Q-Park Operations Netherlands B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij die op 24 februari 2024 de parkeergarage heeft verlaten zonder gebruik te maken van een geldig parkeerbewijs. De kantonrechter heeft kennisgenomen van de dagvaarding en de conclusie van antwoord, en op 18 september 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Q-Park stelt dat de gedaagde partij in strijd heeft gehandeld met de algemene voorwaarden door de parkeergarage te verlaten zonder te betalen, en vordert een schadevergoeding van € 449,43, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst tot stand is gekomen bij het binnenrijden van de parkeergarage, waarbij de algemene voorwaarden van Q-Park van toepassing zijn. De gedaagde partij heeft erkend de parkeergarage te hebben verlaten zonder een parkeerkaart, wat in strijd is met artikel 5.7 van de algemene voorwaarden. De kantonrechter oordeelt dat de vordering van Q-Park terecht is, aangezien de gedaagde partij schade heeft veroorzaakt door het zogenaamde 'treintje rijden'.

Het verweer van de gedaagde partij, dat hij in paniek was omdat zijn vrouw flauwgevallen was, werd door de kantonrechter verworpen. De gedaagde partij had geen gebruik gemaakt van de beschikbare hulpknoppen en had ook na het voorval geen contact opgenomen met Q-Park. De kantonrechter heeft de vordering van Q-Park toegewezen en de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKDEN HAAG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats 's-Gravenhage
JB/b
Zaaknummer: 11189837 \ RL EXPL 24-12183
Vonnis van 29 oktober 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap
Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
hierna te noemen: Q-Park,
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel,
tegen
[gedaagde partij],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde partij],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • de dagvaarding met producties van 26 juni 2024;
  • de conclusie van antwoord met producties van 7 juli 2024.
1.2.
Op 18 september 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden waarbij voor Q-park is verschenen J.S. Hermans, kantoorgenoot van mr. C.F.P.M. Spreksel. [gedaagde partij] is op de mondelinge behandeling in persoon verschenen. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Vervolgens is de datum van de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Q-Park exploiteert en beheert parkeeraccommodaties in Nederland, waaronder parkeergarages in het winkelcentrum de Bogaard in Rijswijk.
2.2.
Bezoekers die de parkeergarage betreden, passeren een bord waarop informatie wordt vermeld over onder meer de tarieven en over de toepasselijkheid van algemene voorwaarden.
2.3.
In de algemene voorwaarden – de Algemene Voorwaarden Parkeren – waar op het informatiebord naar verwezen wordt, is het volgende, voor zover op dit moment relevant, opgenomen:
‘[…]
2. Toepasselijkheid
2.1
Toegang tot de Parkeerfaciliteit is uitsluitend mogelijk onder toepassing van deze voorwaarden.
5. Gebruikersvoorschriften
5.5
Het met een Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit zonder gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd Parkeerbewijs is onder geen beding toegestaan. Indien Q-Park een gebruik van de Parkeerfaciliteit in strijd met het bepaalde in dit artikel constateert, is de Klant het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad €373,81 (incl. BTW prijspeil 2024). Q-Park heeft het recht daarnaast en daarboven overige daadwerkelijk geleden (gevolg)schade te vorderen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om het werkelijke Parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
Verlies Parkeerbewijs
5.6
In geval van verlies of het ontbreken van het Parkeerbewijs is de Parkeerder het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd. De Parkeerder dient dit bedrag voor het verlaten van de Parkeerfaciliteit te voldoen. De Parkeerder dient dit bedrag vóór het verlaten van de Parkeerfaciliteit te voldoen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de Parkeerder het werkelijke Parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
[…]
5.7
Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde Parkeergeld met het Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan. Indien Q-Park een gebruik van de Parkeerfaciliteit in strijd met het bepaalde in dit artikel constateert, is de Klant het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad €373,81 (incl. BTW prijspeil 2024). Q-Park heeft het recht daarnaast en daarboven overige daadwerkelijk geleden (gevolg)schade te vorderen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om het werkelijke Parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
5.8
Het is Q-Park niet toegestaan om bij een beroep op de artikelen 5.5, 5.6 en/of 5.7 voor dezelfde gedraging en/of tegelijkertijd een beroep te doen op artikel 7.5, 8.1 en/of 8.3. Noch is het Q-Park toegestaan verschillende mogelijkheden tot het vorderen van schadevergoeding voor één en dezelfde gedraging te stapelen en/of dubbel te vorderen op grond van enig artikel in deze Voorwaarden.
[…]
6. Parkeergeld en betaling
6.1
Voor het gebruik van de Parkeerfaciliteit is de Klant Parkeergeld verschuldigd.’
2.4.
Op 24 februari 2024 is [gedaagde partij] (om ongeveer om 12:55 uur) met een auto met het kenteken [kenteken] de parkeergarage uitgereden zonder gebruikmaking van een geldig parkeerbewijs.

3.Vordering, grondslag en verweer

3.1.
Q-Park vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van [gedaagde partij] om aan Q-Park te betalen een bedrag van € 449,43, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de datum van het voorval tot de dag van algehele voldoening, plus een proceskostenveroordeling.
3.2.
Q-Park legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde partij] heeft gehandeld in strijd met de overeenkomst en de algemene voorwaarden en dat hij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de op hem rustende verplichtingen doordat hij de parkeergarage direct achter een voorganger, althans zonder gebruikmaking van een geldig parkeerbewijs, heeft verlaten. Op grond van de artikelen 5.5, 5.6, 5.7 en 5.8 van de algemene voorwaarden is [gedaagde partij] voor deze gedraging een schadevergoeding verschuldigd aan Q-Park. Tevens kwalificeert de gedraging van [gedaagde partij] als een onrechtmatige daad, waardoor [gedaagde partij] gehouden is de schade van Q-Park te vergoeden. Ondanks aanmaning heeft Q-Park van [gedaagde partij] geen betaling kunnen verkrijgen. Wegens het uitblijven van betaling maakt Q-Park aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.
3.3.
[gedaagde partij] voert verweer. [gedaagde partij] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Q-Park, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Q-Park, met veroordeling van Q-Park in de kosten van deze procedure. [gedaagde partij] erkent de parkeergarage te hebben verlaten zonder gebruikmaking van een parkeerkaart. [gedaagde partij] stelt in paniek te zijn geraakt toen zijn vrouw in de Albert Heijn was flauwgevallen. Bovendien was de linker voorruit van zijn auto kapot, waardoor hij had moeten uitstappen om via de intercom in de uitrijzuil contact te kunnen leggen met de centrale van Q-Park; in de consternatie heeft hij er niet aan gedacht dat te doen. Tot slot meent [gedaagde partij] dat hij gratis mocht uitrijden, nu hij meer dan 25 euro heeft besteed bij de Albert Heijn waardoor het eerste uur parkeren gratis is. Hij is rond 12:00 uur de parkeergarage ingereden, heeft om 12:42 uur een bedrag van € 87,24 afgerekend en is niet veel later de parkeergarage uitgereden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt bij de beoordeling van deze zaak voorop dat er na het passeren van de slagboom bij het binnenrijden van de parkeergarage een overeenkomst tot stand is gekomen waar de algemene voorwaarden van Q-Park op van toepassing zijn. Bij het binnenrijden van de parkeergarage heeft [gedaagde partij] immers een bord gepasseerd waarop wordt verwezen naar de algemene voorwaarden.
4.2.
[gedaagde partij] erkent de parkeergarage te hebben verlaten zonder gebruik te maken van een parkeerkaart. Daarmee heeft [gedaagde partij] in strijd gehandeld met artikel 5.7 van de algemene voorwaarden. Op grond van dit artikel is [gedaagde partij] het verloren kaart tarief van € 17,00 en de schadevergoeding van € 373,81 verschuldigd. De kantonrechter is ten aanzien van voormeld artikel in de algemene voorwaarden van oordeel dat dit niet aangemerkt kan worden als oneerlijk of onredelijk bezwarend. Evident is namelijk dat Q-Park schade lijdt, althans kan lijden, indien een gebruiker van de parkeergarage deze verlaat zonder te betalen. Q-Park wenst het fenomeen ‘treintje rijden’ te ontmoedigen door hieraan een gefixeerde schadevergoeding te verbinden. Door dit gedrag te ‘beboeten’ hoopt Q-Park schade aan haar eigendommen en de eigendommen van andere parkeergaragegebruikers te voorkomen. Bovendien volgt uit artikel 5.8 dat Q-Park geen mogelijkheden tot het vorderen van schadevergoeding, uit hoofde van de algemene voorwaarden, kan cumuleren.
4.3.
Het verweer van [gedaagde partij], dat hij in paniek was omdat zijn vrouw was flauwgevallen in de Albert Heijn, kan hij Q-Park ten aanzien van het bovenstaande niet tegenwerpen. Van belang hierbij is dat [gedaagde partij] geen gebruik heeft gemaakt van een van de ‘help-knoppen’ die op meerdere plekken in de parkeergarage aanwezig zijn, onder meer bij de uitritten. Dat zijn linker voorruit kapot was, maakt dit niet anders nu [gedaagde partij] dit probleem ook bij het binnenrijden van de parkeergarage heeft ervaren. Relevant is verder dat [gedaagde partij] na het uitrijden, en nadat de paniek was gezakt, heeft nagelaten contact op te nemen met Q-Park om de situatie uit te leggen en aan te geven dat hij een fout had gemaakt. Dat [gedaagde partij] meent dat hij op dat moment gratis mocht uitrijden omdat hij genoeg had besteed bij Albert Heijn, maakt niet dat hij de parkeergarage dan direct achter een voorganger mag verlaten. Indien een gebruiker voor gratis uitrijden in aanmerking komt, dient hij eerst het inrijticket en het uitrijticket in te voeren. Zodra een gebruiker zich schuldig maakt aan ‘treintje rijden’ maakt Q-Park kosten, waaronder voor het opvragen van de camerabeelden en het opvragen van de kentekengegevens bij de RDW. Tot slot heeft Q-Park voldoende duidelijk gemaakt dat ‘treintje rijden’ nooit is toegestaan. De kantonrechter verwerpt de verweren van [gedaagde partij] en zal de vordering van Q-Park toewijzen.
4.4.
Q-Park vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Q-Park heeft aan [gedaagde partij] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.5.
Bij gebrek aan onderbouwing van de ingangsdatum van de gevorderde wettelijke rente, zal [gedaagde partij] deze verschuldigd worden zoals vermeld in de beslissing.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
390,81
- buitengerechtelijke incassokosten
58,62
+
totaal
449,43
4.7.
[gedaagde partij] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Q-Park worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
164,00
(2 punten × € 82,00)
- nakosten
41,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
448,54

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om aan Q-Park te betalen een bedrag van € 449,43, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 390,81, vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten van € 448,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde partij] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T.W. van Ravenstein en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2024.