ECLI:NL:RBDHA:2024:18014

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
C/09/663397 / JE RK 24-520
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 oktober 2024 uitspraak gedaan over het verzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2009. De kinderrechter had eerder op 25 juli 2024 de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 1 november 2024, maar het verzoek om verdere verlenging werd aangehouden. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 oktober 2024 waren de ouders van de minderjarige, hun advocaten en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling aanwezig. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord en de zorgen over zijn situatie besproken.

De gecertificeerde instelling handhaafde het verzoek tot verlenging van de machtiging, omdat de zorgen over de minderjarige niet waren afgenomen. De minderjarige woonde op dat moment bij zijn tante en ging niet naar school. De ouders waren bezig met het vinden van een woning, maar de moeder ondervond tegenwerking van de gemeente. De kinderrechter heeft de situatie beoordeeld aan de hand van de wettelijke criteria voor uithuisplaatsing en concludeerde dat er geen gronden waren voor een machtiging tot uithuisplaatsing, aangezien de ouders achter de plaatsing bij de tante stonden. De kinderrechter wees het verzoek van de gecertificeerde instelling af, met de overweging dat de minderjarige in zijn belang naar school moest kunnen gaan en dat de ouders verder moesten werken aan hun woonsituatie.

De beslissing werd openbaar uitgesproken door de kinderrechter, en het hoger beroep kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoeker of andere belanghebbenden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/663397 / JE RK 24-520
Datum uitspraak: 14 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter
Afwijzing verzoek tot een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over:
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
briefadres in [plaats 1] ,
advocaat: mr. B.J. de Bruijn te Den Haag,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. T. de Jong te Utrecht.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 25 juli 2024 heeft de kinderrechter in deze rechtbank de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening van pleegzorg verlengd tot 1 november 2024. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- voornoemde beschikking van 25 juli 2024;
- de schriftelijke update van de gecertificeerde instelling van 7 oktober 2024.
1.3.
Op 14 oktober 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat.
1.4.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren

2.De feiten

2.1.
Voor een overzicht van de feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 10 april 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling handhaaft het verzoek. Het aangehouden deel van het verzoek strekt tot een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De zorgen over [de minderjarige] zijn de afgelopen periode niet afgenomen. [de minderjarige] woont op dit moment nog bij de tante moederszijde en gaat niet naar school. Het Samenwerkingsverband in [plaats 2] heeft zijn best gedaan om een passende school voor [de minderjarige] te vinden, waar hij als gast-leerling geplaatst kon worden, maar deze school zit op dit moment vol. De moeder heeft zich na de laatste zitting aangemeld bij het daklozenloket. De gecertificeerde instelling is hier bij betrokken. Echter is er nog geen terugkoppeling gekomen of een plaatsing hier mogelijk is. Tevens is de moeder een bezwaarprocedure gestart tegen de afwijzing van de urgentieaanvraag. Verder is de plaatsing van [de minderjarige] in het (netwerk)pleeggezin waar zijn broertjes verblijven niet gelukt. De pleegmoeder heeft aangegeven van de plaatsing af te willen zien omdat haar oudste dochter bezwaren heeft geuit. Daarnaast staat [de minderjarige] al langere tijd op de wachtlijst bij Jeugdformaat. Jeugdformaat heeft begin juli 2024 een intake gepland met de ouders en [de minderjarige] om de mogelijkheden voor een plaatsing met elkaar te kunnen bespreken. De ouders en [de minderjarige] hebben toen aangegeven hier (tijdelijk) vanaf te willen zien, aangezien de andere opties de voorkeur hadden. De gecertificeerde instelling heeft recentelijk bij de moeder voorgesteld om deze intake toch weer in te gaan plannen, omdat de andere opties op dit moment geen mogelijkheid zijn. Gelet op de genoemde zorgen acht de gecertificeerde instelling een verlenging van de resterende maanden van de machtiging uithuisplaatsing nog noodzakelijk.

4.De standpunten

4.1.
De advocaat van de moeder verzoekt om de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen. De moeder staat achter de plaatsing bij de tante moederszijde, maar wil dat [de minderjarige] naar school gaat. Tevens heeft de moeder het liefst dat haar kinderen bij haar komen wonen. Dit is niet mogelijk omdat de moeder op dit moment geen woning heeft. Zij ervaart tegenwerking vanuit de gemeente bij het zoeken van een woning. De moeder heeft, ondanks het indienen van een bezwaarschrift en een ondersteunende brief van de advocaat aan de gemeente, te horen gekregen dat ze geen urgentie krijgt bij het vinden van een woning. De moeder ziet een plaatsing bij Jeugdformaat als een goed alternatief, omdat [de minderjarige] dan in Den Haag is en weer naar school kan gaan. Ze vindt het moeilijk dat [de minderjarige] zich verantwoordelijk voelt voor de situatie van zijn ouders.
4.2.
De advocaat van de vader verzoekt om de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen. Ook hij staat achter de plaatsing bij de tante moederszijde. De vader verblijft in een tijdelijke woning waar de kinderen niet terecht kunnen. Het contact met [de minderjarige] is altijd goed geweest. Het liefst heeft de vader dat [de minderjarige] bij zijn ouders is, maar anders is de plaatsing bij tante moederszijde het beste alternatief. De vader vindt het tevens moeilijk dat [de minderjarige] zich verantwoordelijk voelt voor de ouders.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter moet beoordelen of de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing op dit moment nog aanwezig zijn.
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe het volgende. De kinderrechter is van oordeel dat er in de onderhavige situatie geen gronden zijn voor een machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder en de vader staan beiden achter de plaatsing van [de minderjarige] bij tante moederszijde, waardoor de plaatsing op een vrijwillige basis is. Een machtiging tot uithuisplaatsing is daarom niet noodzakelijk. Daarnaast is het in het belang van [de minderjarige] dat hij in deze regio komt te wonen en naar school gaat. De komende tijd gaat de gecertificeerde instelling verder werken aan de plaatsing bij Jeugdformaat. De ouders zullen verder aan de slag gaan met het vinden van een woning.
5.3.
Gelet op deze omstandigheden wijst de kinderrechter het verzoek van de gecertificeerde instelling af, nu niet is gebleken dat een machtiging voor plaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding zoals bedoeld in de wet.
5.4.
Dit betekent dat het verzoek zal worden afgewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2024 door mr. A.C. Olland, kinderrechter, in aanwezigheid van N.M.E. Henke als griffier, en op schrift gesteld op 24 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.