ECLI:NL:RBDHA:2024:18013

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
C/09/671562 / JE RK 24-1560
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen in een gezinshuis

Op 14 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen [kind 1] en [kind 2]. De zaak betreft de Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden als gecertificeerde instelling, die verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar en een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinsgerichte voorziening. De moeder van de kinderen, die kampt met een alcohol- en middelenverslaving, heeft in het verleden niet adequaat voor de kinderen kunnen zorgen, wat heeft geleid tot onveiligheid voor hen. De vader van [kind 1] heeft positieve stappen gezet in zijn herstel, maar er zijn nog zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen goed gedijen in het gezinshuis en dat er toezicht nodig blijft om hun ontwikkeling te waarborgen. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn verlengd tot 22 oktober 2025, met de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/671562 / JE RK 24-1560
Datum uitspraak: 14 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
-
[kind 1], geboren op [geboortedag 1] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [kind 1] ,
-
[kind 2], geboren op [geboortedag 2] 2019 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [kind 2] ,
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl te Rotterdam,
[naam 1] en [naam 2] ,
hierna te noemen: de gezinsouders,
samenwonende te [woonplaats 2] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader van [kind 1] ,
wonende in [woonplaats 3] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 26 augustus 2024;
- het advies van de Raad voor de Kinderbescherming als bedoeld in artikel 1:265j, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW), van 29 augustus 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 3] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader bijgestaan door een tolk.
De gezinsouders zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de gezinsouders wel juist zijn opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
Het huwelijk van de moeder en de vader van [kind 1] is ontbonden.
2.2.
De moeder en de vader zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [kind 1] . De vader is bij beschikking van 28 juni 2024 hersteld in het gezag.
2.3.
[kind 2] is erkend door haar biologische vader, de heer
[biologische vader].
2.4.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [kind 2] .
2.5.
[kind 1] en [kind 2] verblijven gezamenlijk in een gezinshuis.
2.6.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 9 oktober 2023 de ondertoezichtstelling van [kind 1] en [kind 2] verlengd tot 22 oktober 2024.
2.7.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 21 mei 2024 de machtiging verlengd [kind 1] en [kind 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening tot 22 oktober 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [kind 1] en [kind 2] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de gecertificeerde instelling een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2] in een gezinsgerichte voorziening voor de duur van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [kind 1] en [kind 2] wonen sinds februari 2022 in het huidige gezinshuis. Het lukt de moeder door haar eigen problematiek niet om voor de kinderen te zorgen. De moeder kampt sinds lange tijd met een alcohol- en middelverslaving. Deze verslaving heeft geresulteerd in fysieke en emotionele onveiligheid voor [kind 1] en [kind 2] . Het afgelopen jaar is wisselend verlopen. De moeder heeft regelmatig een terugval gehad en kwam haar afspraken onvoldoende na. Het lukt de moeder, ondanks afspraken met de Brijder, niet om dit patroon te doorbreken. Hierdoor is zij voor [kind 1] en [kind 2] een onvoorspelbare moeder die onvoldoende emotioneel beschikbaar is voor de kinderen. De kinderen genieten van het contact met de moeder maar ervaren ook onrust omdat zij niet weten wanneer ze de moeder weer gaan zien. Op dit moment is de moeder weer thuis en gaat het goed met haar. Er zijn echter zorgen over een mogelijke terugval. Ook zullen de komende maanden lastig zijn voor de moeder. Verder doen [kind 1] en [kind 2] het goed in het gezinshuis. [kind 1] heeft haar individuele traumabehandeling positief afgesloten en is aangemeld voor een KOPP-groep (Kletskoppengroep) waar ze eenmaal naar toe is gegaan. Het is belangrijk dat dit weer wordt voortgezet. Het vertrouwen tussen [kind 2] en de gezinshuisouders is gegroeid en ook de hechting bevorderende therapie van [kind 2] en haar gezinshuisouders is positief afgesloten. De vader van [kind 1] heeft de afgelopen tijd positieve stappen gezet. Er is een zorgregeling vastgesteld met de vader van [kind 1] en dit gaat goed. De behandeling bij de Brijder is positief verlopen en daarnaast neemt de vader deel aan zelfhulpgroepen. Op dit moment is de vader bezig met een intensief traject om nog verder aan zichzelf te werken. Een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar acht de gecertificeerde instelling noodzakelijk zodat er toezicht gehouden wordt op de ontwikkeling van [kind 1] en [kind 2] . Tevens acht de gecertificeerde instelling een verlenging van de uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling noodzakelijk om de veiligheid van [kind 1] en [kind 2] te waarborgen, nu de ouders niet in staat zijn om voor de kinderen te zorgen.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is ingestemd met het verzoek. De moeder is blij dat het goed met haar gaat en heeft de recente opname goed afgerond. Zij heeft inzicht gekregen in haar problematiek en weet dat ze nog veel stappen moet zetten. Zij is trots op de stappen die ze heeft gemaakt. De moeder geeft aan dat ze meer rust ervaart en nog verder aan zichzelf wil werken. Verder heeft de moeder dagelijks telefonisch contact met [kind 1] . De moeder stuurt regelmatig spraakopnames naar [kind 2] via de telefoon. Tevens heeft de moeder al voorbereidingen getroffen voor de drukke en lastige maanden die eraan komen. Dit alles betekent echter niet dat de moeder vindt dat de kinderen voor altijd in het gezinshuis blijven.
4.2.
De vader van [kind 1] heeft ingestemd met het verzoek. De vader heeft zorgen over de veiligheid van de kinderen als zij met de moeder zijn. Hij heeft geen vertrouwen in de moeder en vindt het om die reden fijn dat [kind 1] in het gezinshuis verblijft. Het is ook fijn om te zien dat [kind 1] zich positief ontwikkelt in het gezinshuis en de kinderen daar goed worden opgevangen. Het contact tussen de vader en [kind 1] gaat goed. [kind 1] vindt het leuk om bij de vader te zijn en zij en de vader ondernemen regelmatig leuke activiteiten. De vader zou meer tijd met haar willen doorbrengen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt. [kind 1] en [kind 2] worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd doordat de moeder en de vader van [kind 1] al langere tijd kampen met eigen problematiek. Hierdoor lukt het beide ouders niet om voor de kinderen te zorgen. De moeder en de vader van [kind 1] hebben in de afgelopen periode beiden zichtbaar positieve stappen gezet. De moeder heeft inzicht in haar problematiek en weet nu wat er nodig is om tot herstel te komen. De vader heeft goed contact met [kind 1] en werkt hard aan zichzelf. De moeder en de vader van [kind 1] zullen nog veel stappen moeten ondernemen om weer voldoende emotioneel beschikbaar te zijn voor de kinderen. Daarnaast heeft de vader onvoldoende vertrouwen in de opvoedvaardigheden van de moeder. Het is belangrijk dat er een jeugdbeschermer betrokken blijft om toezicht te houden op de ontwikkeling van [kind 1] en [kind 2] . De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [kind 1] en [kind 2] verlengen voor de duur van een jaar. Tevens is een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling noodzakelijk nu beide ouders niet in staat zijn om voor de kinderen te zorgen. De kinderen ontwikkelen zich daarbij goed in het gezinshuis.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [kind 1] en [kind 2] tot 22 oktober 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2] in een gezinsgerichte voorziening tot 22 oktober 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2024 door mr. A.C. Olland, kinderrechter, in aanwezigheid van N.M.E. Henke als griffier, en op schrift gesteld op 24 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.