ECLI:NL:RBDHA:2024:1801
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking asielberoep
In deze zaak heeft verzoeker op 24 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 4 mei 2022. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en hen gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Aangezien partijen geen zitting hebben aangevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder de zaak op een zitting te behandelen. Op 15 januari 2024 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd. Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld te reageren op dit verzoek, waarop de staatssecretaris heeft gereageerd.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en verder is uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris aan verzoeker tegemoet is gekomen door, hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit, alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag van verzoeker. In zijn reactie van 9 februari 2024 heeft de staatssecretaris aangegeven zich niet te verzetten tegen een proceskostenveroordeling.
Op basis van deze overwegingen concludeert de rechtbank dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten kan worden toegewezen. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt, welke kosten op grond van het Bpb zijn vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.