ECLI:NL:RBDHA:2024:18006
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een viersterrenhotel in Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een viersterrenhotel, gelegen in het centrum van Den Haag. De eiser, een Zwitserse eigenaar van het hotel, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar, die de waarde van de onroerende zaak op € 8.675.000 had vastgesteld. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 7.425.000, maar de eiser was het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 26 september 2024 heeft de eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De eiser betoogde dat de waarde te hoog was vastgesteld en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de gevolgen van de coronacrisis en de verhuurde staat van het hotel. De verweerder, vertegenwoordigd door twee gemachtigden, verdedigde de vastgestelde waarde door te wijzen op vergelijkbare verkooptransacties van andere hotels in Den Haag.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van € 7.425.000 niet te hoog is. De rechtbank heeft de vergelijkingsmethode goedgekeurd en geconcludeerd dat de verkoopprijzen van vergelijkbare hotels voldoende rekening houden met de marktomstandigheden. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.