Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van
[opposant], opposant,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl
Rechtbank Den Haag
Op 31 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarin opposant verzet heeft aangetekend tegen een eerdere uitspraak van 2 oktober 2024. In die eerdere uitspraak verklaarde de rechtbank het beroep van opposant niet-ontvankelijk op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Opposant had verzet gedaan op 4 oktober 2024, maar verzocht niet om een zitting. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld, zoals toegestaan onder artikel 8:55, vierde lid, van de Awb.
De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling van opposant prematuur was ingediend. Opposant stelde dat hij erop mocht vertrouwen dat de termijn voor het nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie was verstreken, omdat de minister had aangekondigd uiterlijk op 4 juni 2024 te beslissen. De rechtbank weerlegde dit argument en stelde dat de wettelijke beslistermijn voor de minister niet was overschreden op het moment van indienen van de ingebrekestelling op 6 juni 2024. De rechtbank concludeerde dat er geen redelijke twijfel bestond over haar eerdere oordeel en dat het verzet ongegrond was.
De rechtbank heeft de aangevallen uitspraak in stand gelaten en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.