ECLI:NL:RBDHA:2024:17996

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
NL24.17736
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te vroeg indienen van beroepschrift in bestuursrechtelijke procedure

Op 1 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarbij eisers beroep hebben ingesteld tegen het niet tijdig nemen van besluiten op hun aanvragen om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvragen op 2 oktober 2023 zijn ingediend en dat verweerder, de minister van Asiel en Migratie, op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen had moeten beslissen. Verweerder heeft de beslistermijn echter met drie maanden verlengd, waardoor de uiterste beslisdatum op 31 maart 2024 lag. Eisers hebben verweerder op 12 april 2024 in gebreke gesteld en het beroep is op 22 april 2024 ingesteld.

De rechtbank heeft overwogen dat er tussen de ontvangst van de ingebrekestelling en de indiening van het beroepschrift geen twee weken zijn verstreken, wat betekent dat het beroep te vroeg is ingediend. Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van eisers om vrijstelling van het griffierecht voorlopig toegewezen, omdat zij voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling.

De rechtbank heeft beslist dat verweerder geen proceskosten hoeft te vergoeden en heeft de uitspraak openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.17736

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer 1]
[eiseres], eiseres
V-nummer: [V-nummer 2]
(gemachtigde: mr. B.W.C. van Geet),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van besluiten op de aanvragen om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis en in het kader van ‘verblijf als familie- of gezinslid’.
Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een verweerschrift in te dienen.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eisers hebben verzocht om vrijstelling van de betaling van het griffierecht voor de behandeling van hun beroep wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling voorlopig toegewezen. Met het door eisers overgelegde formulier hebben zij voldoende aannemelijk gemaakt dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt definitief toegewezen.
2. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
3. De aanvragen zijn ingediend op 2 oktober 2023. Verweerder moet op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen beslissen. Onder verwijzing naar de laatste volzin van dit artikellid heeft verweerder de beslistermijn verlengd met drie maanden. Verweerder had dus uiterlijk op 31 maart 2024 een besluit moeten nemen. De termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen is daarom voorbij zonder dat er een besluit is genomen. Eiser heeft verweerder op 12 april 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld. Op 22 april 2024 is het beroep ingesteld. De rechtbank stelt vast dat tussen de ontvangst van de ingebrekestelling en de indiening van het beroepschrift geen twee weken zijn verstreken. Het beroep is dus te vroeg ingesteld en om die reden kennelijk niet-ontvankelijk.
4 Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 1 november 2024 door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.