ECLI:NL:RBDHA:2024:1799

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
NL23.39997
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Syrische eiseres met betrekking tot bedreigingen en religieuze achtergrond

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Syrische eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, die op 9 oktober 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indiende, kreeg op 19 december 2023 te horen dat haar aanvraag ongegrond was verklaard. De rechtbank behandelde de zaak op 23 januari 2024, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de Staatssecretaris en een tolk. Eiseres stelt dat zij en haar kinderen bedreigd worden vanwege de politieke activiteiten van haar schoonfamilie in Syrië en dat zij behoort tot de religieuze minderheidsgroep Druzen.

De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres niet als vluchteling moet worden aangemerkt. De rechtbank wijst erop dat de Staatssecretaris niet voldoende heeft aangetoond dat eiseres bij terugkeer naar Syrië geen reëel risico op ernstige schade loopt. De rechtbank vernietigt het besluit van de Staatssecretaris en draagt deze op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Eiseres krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.750,- toegewezen.

De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris de aanvraag van eiseres ten onrechte heeft afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de herhaalde terugkeer naar Syrië geen risico op schade met zich meebrengt. De rechtbank benadrukt dat de Staatssecretaris de specifieke omstandigheden van eiseres onvoldoende heeft meegewogen in zijn besluitvorming.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht zaaknummer: NL23.39997
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer: [v-nummer 1], eiseres mede namens:

[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2019 V-nummer: [v-nummer 2]
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2022 V-nummer: [v-nummer 3]
(gemachtigde: mr. K. Yousef), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. G. Erdal).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres heeft op 9 oktober 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 19 december 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 23 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, K. Ghanmi als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
Het asielrelaas
2. Eiseres heeft de Syrische nationaliteit en is geboren op [geboortedag 3] 1996. De kinderen van eiseres hebben ook de Syrische nationaliteit. Eiseres legt aan haar asielaanvraag ten grondslag dat haar schoonfamilie in [plaats] demonstraties heeft georganiseerd gericht tegen het regime in Syrië. Daarom worden zij bedreigd met ontvoering van de zoon van eiseres. Verder vreest eiseres de algemene veiligheidssituatie in Syrië en behoort zij tot de religieuze groep Druzen.

Het bestreden besluit

3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • de dreiging door Shabiha.
De staatssecretaris acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. De staatssecretaris acht de bedreiging door Shabiha ongeloofwaardig. De staatssecretaris heeft de aanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond1, omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar religieuze achtergrond en/of nationaliteit leidt tot vluchtelingschap of dat eiseres bij terugkeer naar Syrië een reëel risico op ernstige schade loopt. Hierbij acht de staatssecretaris van belang dat eiseres tussen 2016 en 2022 minimaal zes keer is teruggereisd naar Syrië en daarbij geen noemenswaardige problemen heeft ondervonden. Verder heeft de staatssecretaris eiseres een terugkeerbesluit opgelegd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Zienswijze
4. Eiseres verzoekt hetgeen naar voren gebracht in de zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres met de enkele verwijzing naar hetgeen eerder door haar is aangevoerd onvoldoende uiteengezet op welke punten het bestreden besluit volgens haar onjuist of onvolledig is en waarom. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit gemotiveerd gereageerd op de standpunten uit de zienswijze van eiseres. Eiseres moet specifiek aangeven waarom de motivering van de staatssecretaris in het besluit niet juist is op die punten. De rechtbank zal zich daarom beperken tot de bespreking van de verdere gronden die in beroep zijn aangevoerd.

Geloofwaardigheidsbeoordeling

6. Eiseres heeft in beroep een kopie document van het hoofd van de veiligheidsdienst in Suweida overgelegd en stelt dat hieruit blijkt dat zij wordt gezocht in verband met het deelnemen aan een demonstratie tegen het regime. Op 9 september 2022 zou immers een ‘research circular’ zijn uitgevaardigd.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het ongeloofwaardig is dat eiseres wordt gezocht door de Syrische autoriteiten vanwege het deelnemen aan een demonstratie tegen het regime. De staatssecretaris heeft mogen vinden dat zij geen origineel document heeft overgelegd en dat uit de inhoud van het document onvoldoende kan worden afgeleid dat ze wordt gezocht door het Syrische regime. De Engelse vertaling die is overgelegd is onduidelijk en op de zitting konden eiseres en de tolk deze onduidelijkheid niet wegnemen door het Arabische stuk direct naar het Nederlands te vertalen. Bovenal heeft de staatssecretaris er op mogen wijzen dat de inhoud van het document in strijd is met de verklaringen van eiseres tijdens het nader gehoor. Eiseres heeft toen verklaard dat de demonstratie, waarop dit document betrekking
1. Op grond van artikel 31, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
zou hebben, niet doorging en dat zij daardoor geen problemen heeft ondervonden.2 Eiseres heeft tijdens de zitting voor het eerst verklaard dat zij hierdoor wel problemen heeft ondervonden bij de uitreis, maar dat zij toen smeergeld heeft betaald. De staatssecretaris heeft er op mogen wijzen dat dit ook niet overeenkomt met de verklaringen van eiseres in het nader gehoor. De staatssecretaris mag gezien het voorgaande vinden dat het document niet de waarde heeft die eiseres er aan geeft.
Vluchtelingschap
8. Eiseres voert verder aan dat de staatssecretaris haar ten onrechte niet heeft aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag, omdat zij tot de religieuze minderheidsgroep Druzen behoort.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris mogen vinden dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanwege haar religieuze achtergrond moet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Eiseres heeft namelijk niet inhoudelijk bestreden dat de staatssecretaris dit ten onrechte heeft gevonden. De enkele stelling dat zij wel als vluchteling moet worden aangemerkt, omdat zij tot een religieuze minderheid behoort, is onvoldoende. De staatssecretaris mag in dit kader wijzen op de verklaring van eiseres dat zij nooit problemen heeft ondervonden omdat ze Druzen is. Daar komt bij dat de staatssecretaris met een verwijzing naar landeninformatie heeft onderbouwd dat Druzen in Syrië niet systematisch worden gediscrimineerd of vervolgd. Tijdens de zitting heeft de staatssecretaris toegelicht dat dit beeld niet is veranderd in het meest recente ambtsbericht van augustus 2023. In paragraaf 7.2.4. staat weliswaar dat minderheden als Druzen een doelgroep kunnen zijn van aanslagen in gebieden waar ISIS en jihadistische groepen actief zijn, maar eiseres is afkomstig uit een regio waar het Syrische regime de macht heeft.

Een reëel risico op ernstige schade

10. Eiseres voert ook aan dat zij bij terugkeer naar Syrië een reëel risico op ernstige schade loopt, omdat ze is bedreigd door de Shabiha.
11. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris mag vinden dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij een terugkeer naar Syrië een reëel risico op ernstige schade loopt vanwege de bedreiging door de Shabiha. Eiseres heeft namelijk niet (inhoudelijk) bestreden dat de staatssecretaris dit ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De staatssecretaris heeft daarom mogen vinden dat de vrees vanwege de bedreiging niet aannemelijk is.
11. Verder mag de staatssecretaris vinden dat de vrees van eiseres voor problemen vanwege de demonstratie, die niet is doorgaan, niet aannemelijk is. In rechtsoverwegingen
6. en 7. heeft de rechtbank al geoordeeld dat de staatssecretaris niet ten onrechte ongeloofwaardig acht dat eiseres daarom door de Syrische autoriteiten wordt gezocht.
Herhaalde terugkeer naar Syrië
2 Zie p. 7 van het nader gehoor van 13 december 2023.
13. Verder voert eiseres aan dat zij bij terugkeer naar Syrië een reëel risico op ernstige schade loopt, omdat zij terugkeert uit Nederland en vanwege de algemene veiligheidssituatie in Syrië. Uit landeninformatie blijkt dat de behandeling van terugkeerders in Syrië zeer willekeurig is. Volgens eiseres mag de staatssecretaris haar niet tegenwerpen dat zij meermaals naar Syrië is teruggekeerd, omdat de omstandigheden nu zijn veranderd: eiseres zal terugkeren vanuit Nederland, zij heeft een kind dat in Nederland is geboren, zij heeft geen verblijfsvergunning voor de Verenigde Arabische Emiraten en de veiligheidssituatie in Suweida is achteruitgegaan. Verder miskent de staatssecretaris dat eiseres bij controleposten smeergeld betaalde, eenmaal in Syrië voornamelijk thuis bleef, telkens maar kort in Syrië verbleef en destijds beschikte over een verblijfsvergunning voor de Verenigde Arabische Emiraten.
13. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat eiseres aannemelijk moet maken dat zij een reëel risico op ernstige schade loopt bij een terugkeer naar Syrië, omdat eiseres herhaaldelijk naar Syrië is teruggekeerd zonder daarbij substantiële problemen te hebben ervaren.
15. De rechtbank stelt vast dat volgens het beleid van de staatssecretaris voor een asielaanvraag door vreemdelingen uit Syrië als algemeen uitgangspunt geldt dat zij in beginsel bij een terugkeer naar Syrië een reëel risico op ernstige schade lopen.3 Op grond hiervan komt een vreemdeling uit Syrië in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.4 Dit algemene uitgangspunt geldt onder meer niet als uit individuele feiten en omstandigheden blijkt dat de vreemdeling bij of na terugkeer naar Syrië geen risico (meer) loopt op ernstige schade. Sinds oktober 2022 is expliciet in de beleidstekst opgenomen dat hiervan in het bijzonder sprake is indien de vreemdeling na een eerder vertrek uit Syrië is teruggereisd naar Syrië. In het informatiebericht 2023/19 worden factoren genoemd die in ieder geval relevant kunnen zijn voor de beoordeling of van het algemeen uitgangspunt kan worden afgeweken. Uit dit informatiebericht volgt ook dat indien sprake is van een dergelijk uitzonderingsgeval de bewijslast uit het algemene beoordelingskader geldt, waardoor het aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat hij een risico op schending van artikel 3 EVRM te vrezen heeft bij een terugkeer naar Syrië.
15. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de herhaaldelijke terugkeer van eiseres naar Syrië in de periode voorafgaand aan haar vlucht naar Nederland betekent dat de uitzondering op het algemeen uitgangspunt voor vreemdelingen uit Syrië op eiseres van toepassing is. Het is in de eerste plaats aan de staatssecretaris om voldoende en deugdelijk te motiveren dat de uitzondering op eiseres van toepassing is. Wat er ook zij van de duur van haar verblijf in Syrië en veelvuldige contactmomenten met het regime, het gegeven dat eiseres meermaals probleemloos vanuit de Verenigde Arabische Emiraten naar Syrië is teruggekeerd, kan de staatssecretaris niet zonder meer tegenwerpen. Het gaat immers om een beoordeling of uit feiten en omstandigheden blijkt dat eiseres bij of na terugkeer naar Syrië
op dit momentgeen reëel risico (meer) loopt op ernstige schade. In dit geval miskent de staatssecretaris dat eiseres vanuit een ander land zal terugkeren. Uit het meest recente ambtsbericht volgt namelijk dat iemand die terugkeert naar Syrië vanuit een land dat door de Syrische autoriteiten als ‘vijandig’ wordt gezien een groter risico loopt.5 Verder is nog relevant dat uit het
3 Zie paragraaf C7/33.4.4. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
4 Op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.
ambtsbericht geen eenduidig beeld volgt van de behandeling van personen die naar Syrië terugkeren vanuit een land dat als ‘vijandig’ wordt gezien. Uit de stukken die eiseres heeft ingebracht, concludeert de rechtbank dat niet kan worden uitgesloten dat Nederland door de Syrische autoriteiten als vijandig land wordt beschouwd.5 De staatssecretaris is niet inhoudelijk ingegaan op deze onderbouwde stelling van eiseres en heeft in dit kader ook onvoldoende gemotiveerd waarom een terugkeer vanuit Nederland vergelijkbaar is met een terugkeer vanuit de Verenigde Arabische Emiraten.
17. De conclusie is daarom dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er voor eiseres een uitzondering geldt op het algemene uitgangspunt dat Syriërs bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade lopen.
18. Het beroep is reeds hierom gegrond. De staatssecretaris heeft de aanvraag van eiseres daarom ten onrechte afgewezen als ongegrond. Aan de bespreking van de overige beroepsgronden, die eiseres in dit verband heeft aangevoerd, komt de rechtbank niet meer toe.

Conclusie en gevolgen

19. Het beroep is gegrond, omdat aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek kleeft. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan de staatssecretaris op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
19.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft de staatssecretaris hiervoor zes weken.
19.2.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
5 Document van Vluchtelingenwerk Nederland van 13 juni 2023 ‘Syrië –gevaren en willekeur bij terugkeer’.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 19 december 2023;
  • draagt de staatssecretaris op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
02 februari 2024

Documentcode: DSR33502802

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.