ECLI:NL:RBDHA:2024:17988
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een bezwaarschrift tegen de afwijzing van een visumaanvraag voor kort verblijf
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaarschrift. Dit bezwaarschrift was gericht tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie van 10 juli 2023, waarbij de aanvraag van eiseres voor een visum voor kort verblijf werd afgewezen. Eiseres, geboren in 1969 en van Syrische nationaliteit, had op 14 juni 2023 een aanvraag ingediend om haar zoon in Nederland te bezoeken. Het bezwaarschrift werd door haar zoon, referent, ingediend op 25 oktober 2023, maar werd door de verweerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet voldeed aan de wettelijke eisen, waaronder het ontbreken van een schriftelijke machtiging van eiseres.
De rechtbank heeft op 18 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De rechtbank oordeelt dat alleen de aanvrager van het visum, in dit geval eiseres, in beroep kan gaan. De referent kon niet zelfstandig bezwaar maken tegen de afwijzing van het visum. Eiseres voerde aan dat zij en referent gezamenlijk de aanvraag hadden ingediend, maar de rechtbank volgt deze redenering niet. De rechtbank concludeert dat de machtiging die door referent was overgelegd niet rechtsgeldig was, omdat de handtekening op het machtigingsformulier te sterk afweek van de handtekening van eiseres op het aanvraagformulier en haar paspoort.
De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat het beroep van eiseres ongegrond is. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack en openbaar gemaakt op 1 november 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.