ECLI:NL:RBDHA:2024:17988

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
NL24.25357
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een bezwaarschrift tegen de afwijzing van een visumaanvraag voor kort verblijf

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaarschrift. Dit bezwaarschrift was gericht tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie van 10 juli 2023, waarbij de aanvraag van eiseres voor een visum voor kort verblijf werd afgewezen. Eiseres, geboren in 1969 en van Syrische nationaliteit, had op 14 juni 2023 een aanvraag ingediend om haar zoon in Nederland te bezoeken. Het bezwaarschrift werd door haar zoon, referent, ingediend op 25 oktober 2023, maar werd door de verweerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet voldeed aan de wettelijke eisen, waaronder het ontbreken van een schriftelijke machtiging van eiseres.

De rechtbank heeft op 18 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De rechtbank oordeelt dat alleen de aanvrager van het visum, in dit geval eiseres, in beroep kan gaan. De referent kon niet zelfstandig bezwaar maken tegen de afwijzing van het visum. Eiseres voerde aan dat zij en referent gezamenlijk de aanvraag hadden ingediend, maar de rechtbank volgt deze redenering niet. De rechtbank concludeert dat de machtiging die door referent was overgelegd niet rechtsgeldig was, omdat de handtekening op het machtigingsformulier te sterk afweek van de handtekening van eiseres op het aanvraagformulier en haar paspoort.

De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat het beroep van eiseres ongegrond is. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack en openbaar gemaakt op 1 november 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.25357

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. F.A. van den Berg),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaarschrift.
1.1.
Dat bezwaarschrift was gericht tegen het besluit van verweerder van 10 juli 2023 waarbij de aanvraag van eiseres voor een visum voor kort verblijf is afgewezen.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2024 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Tevens was aanwezig haar zoon [naam] , referent. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Totstandkoming van het besluit

3. Eiseres is geboren op [datum] 1969 en heeft de Syrische nationaliteit.
Op 14 juni 2023 heeft zij een aanvraag ingediend voor een visum voor kort verblijf om een bezoek te kunnen brengen aan referent in Nederland.
4. Referent heeft op 25 oktober 2023 via de digitale weg een bezwaarschrift ingediend. Verweerder heeft referent op 19 februari 2024 bericht dat het bezwaarschrift niet voldeed aan de wettelijke eisen, omdat een schriftelijke machtiging van referent ontbrak. Ook was het bezwaarschrift buiten de voorgeschreven termijn ingediend. Referent is hierop in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat hij door eiseres gemachtigd is om bezwaar te maken en om de reden te geven voor de termijnoverschrijding.
5. Referent heeft verweerder bij brief van 21 februari 2021 laten weten dat eiseres pas op 23 oktober 2023 op de hoogte is geraakt van de weigering van het visum. Daarnaast heeft referent een ingevuld en ondertekend machtigingsformulier overgelegd.
6. Verweerder heeft hierna in het bestreden besluit vastgesteld dat zonder goede reden te laat bezwaar is gemaakt. Daarnaast heeft verweerder overwogen dat niet is gebleken dat de indiener van het bezwaarschrift gemachtigd is om namens de vreemdeling een bezwaarschrift in te dienen. De overgelegde machtiging is volgens verweerder niet rechtsgeldig omdat de handtekening op het machtigingsformulier te sterk afwijkt van de handtekening op het aanvraagformulier.

Beoordeling door de rechtbank

7. Op grond van artikel 32, derde lid, van de Visumcode [1] kunnen alleen aanvragers aan wie een visum is geweigerd, in beroep gaan. Op het beroep is het nationale recht van toepassing. Dat betekent dat de lidstaten zelf kunnen bepalen hoe zij de procedure vorm geven. Onder in beroep gaan moet naar Nederlands recht ook worden verstaan: bezwaar maken bij het bestuursorgaan dat een besluit heeft genomen. De Visumcode is daarentegen een Europese verordening. De lidstaten kunnen de werking van een dergelijke verordening niet zelf uitbreiden of beperken. De mogelijkheid om op grond van de Visumcode een negatieve beslissing aan te vechten kan dus niet worden uitgebreid voor anderen dan de aanvrager van het visum. Referent kon daarom niet zelfstandig bezwaar maken tegen het besluit van 10 juli 2023.
8. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij en referent gezamenlijk de aanvraag hebben ingediend en dat zij dus ook gezamenlijk bevoegd waren om bezwaar te maken. De rechtbank volgt eiseres daarin niet. Daargelaten dat referent niet visumplichtig is (en aan hem dus ook geen visum kan worden geweigerd), blijkt uit het dossier dat eiseres de aanvraag persoonlijk in Beiroet heeft ingediend.
9. Verweerder heeft referent op 19 februari 2024 bericht dat hij nog geen verklaring had overgelegd dat hij gemachtigd is om namens eiseres op te treden. Naar het oordeel van de rechtbank was die vaststelling op dat moment juist. Het is niet duidelijk geworden wanneer de in het dossier aanwezige schriftelijke machtiging van 23 oktober 2023 door eiseres is overgelegd. Bovendien kan uit die machtiging niet worden afgeleid dat deze is ondertekend door eiseres. De op de machtiging aanwezige handtekening wijkt namelijk te sterk af van de handtekening van eiseres onder het aanvraagformulier en op haar paspoort.
10. Referent heeft in reactie op verweerders verzoek om een machtiging op 21 februari 2024 een ingevuld en ondertekend formulier ‘machtiging bezwaarschrift visa’ geretourneerd. Op dat formulier zijn de persoonsgegevens van eiseres als ‘aanvrager’ ingevuld en is onder ‘ondertekening door aanvrager’ vermeld dat het formulier op 21 februari 2024 in Aleppo is ondertekend. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat (ook) de op 21 februari 2024 ondertekende machtiging is voorzien van een handtekening die te sterk afwijkt van de handtekening van eiseres op haar paspoort en op het visumaanvraagformulier. Van een rechtsgeldige machtiging van referent is daarom geen sprake. Ter zitting heeft referent bevestigd dat de beide machtigingen niet door eiseres persoonlijk zijn ondertekend. Als reden hiervoor heeft referent genoemd dat eiseres analfabeet is en dat zij moeite heeft met ambtelijke procedures en formulieren. Dit verandert echter niet de conclusie dat verweerder door deze handelwijze niet heeft kunnen vaststellen dat eiseres persoonlijk bezwaar heeft willen maken tegen de weigering van het visum.
11. De rechtbank volgt niet het standpunt van eiseres dat zij onvoldoende gelegenheid heeft gehad om het verzuim op dit punt te herstellen. Verweerder heeft niet onzorgvuldig gehandeld door na ontvangst van het ingevulde en ondertekende machtigingsformulier van 21 februari 2024 niet nogmaals te wijzen op het ontbreken van een rechtsgeldige machtiging. Met zijn brief van 19 februari 2024 heeft verweerder namelijk vastgesteld dat eiseres op dit punt in verzuim was. Hierbij is duidelijk vermeld (vetgedrukt en onderstreept) dat het machtigingsformulier door de vreemdeling moet worden ondertekend. Namens eiseres is niet gesteld dat dit onvoldoende duidelijk was. Eiseres heeft desondanks een in strijd met de waarheid ondertekende machtiging overgelegd. Dat deze niet wordt geaccepteerd als bewijs van vertegenwoordiging is - anders dan eiseres stelt - niet in strijd met de menselijke maat.
12. Verweerder heeft het bezwaar dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Het beroep behoeft verder geen bespreking meer.
14. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 1 november 2024 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 810/2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode.