3.5.Bewijsoverwegingen
Dagvaarding I (mishandeling)
Inleiding
De verdachte wordt verweten dat hij zijn kinderen [naam 3] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 5] , [naam 8] en [naam 9] fysiek heeft mishandeld in de periode van 23 mei 2010 tot en met 11 oktober 2022. Ter terechtzitting heeft de verdachte bekend dat hij wel eens aan de bakkebaarden van de kinderen trok en een tik op de billen gaf. Hij ontkent echter andere fysieke handelingen bij hen te hebben verricht. De verdediging zet vraagtekens bij de verklaringen van de kinderen met betrekking tot de overige fysieke handelingen omdat de verklaringen niet consistent genoeg zouden zijn. Ook wijst de verdediging erop dat de schoolarts en de huisarts nooit enige aanwijzing hebben gezien voor kindermishandeling of letsel dat zou zijn veroorzaakt door geweld. Voorts zijn bij de leerkrachten en de buren van het gezin nooit vermoedens geweest van kindermishandeling. Onder deze omstandigheden dient de verdachte te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde mishandelingen.
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde mishandelingen grotendeels wettig en overtuigend bewezen zijn en acht daartoe het volgende redengevend.
Betrouwbaarheid verklaringen
Op 13 december 2022 heeft [naam 3] aangifte gedaan van mishandeling door zijn vader (de verdachte). Op 21 februari 2023 heeft ook de William Schrikker Stichting aangifte gedaan tegen de verdachte van mishandeling van zes van zijn kinderen, te weten [naam 3] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 5] , [naam 8] en [naam 9] . Deze kinderen - met uitzondering van [naam 3] - hebben voorafgaand aan de aangifte elk gesproken met een gedragswetenschapper van de William Schrikker Stichting en tijdens deze gesprekken hebben alle kinderen verklaard dat zij thuis door hun vader (de verdachte) werden mishandeld, waarbij kinderen zowel hebben verklaard over specifieke mishandelingen van henzelf als van hun broers en zussen. Na de aangiftes zijn voornoemde zes kinderen in maart 2023 op verschillende momenten los van elkaar verhoord door getrainde rechercheurs en in een kindvriendelijke studio. Ook tijdens deze verhoren hebben zij verklaard over diverse mishandelingen gepleegd door hun vader in hun ouderlijk huis te Voorhout.
De verklaringen van [naam 3] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 5] , [naam 8] en [naam 9] over de gedragingen van de verdachte zijn in hoofdlijnen en op essentiële punten concreet, gedetailleerd en consistent: wat zij tijdens de studioverhoren in maart 2023 hebben verteld, wijkt niet wezenlijk af van wat zij eerder aan de gedragswetenschapper van de William Schrikker Stichting dan wel – in het geval van [naam 3] – bij de politie hebben verklaard. Dat hun verklaringen op sommige punten van elkaar verschillen of inconsequent zijn, zoals bijvoorbeeld voor wat betreft het aanvangsmoment van de pleegperiode bij [naam 3] , doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de betrouwbaarheid ervan. In de basis verklaren alle betrokken kinderen immers telkens hetzelfde, namelijk dat de verdachte zijn kinderen regelmatig sloeg. Voorts verklaren meerdere kinderen dat de verdachte hen ook schopte, sloeg met voorwerpen, zoals een computersnoer, en dat hij aan haren of bakkenbaarden trok. Dat meerdere kinderen hierover verklaren, versterkt de betrouwbaarheid van hun verklaringen. Met andere woorden: de verschillende verklaringen van de kinderen ondersteunen elkaar.
Ook [naam 1] - die niet als slachtoffer van dit feit is opgenomen - verklaart dat haar vader haar broertjes regelmatig sloeg en dat hij bepaalde trucjes had om mishandelingen te verbergen, bijvoorbeeld door te knijpen in het vlees van bovenop de voet of te trekken aan bakkebaarden. Haar verklaring ondersteunt dus ook de verklaringen van haar broers en zusje.
Dat niet elk kind over alle incidenten (consistent) heeft verklaard acht de rechtbank goed voorstelbaar. Niet elk kind hoeft elk incident te hebben meegemaakt, even belangrijk te hebben gevonden of als zodanig te hebben onthouden. De rechtbank betrekt hierbij ook dat het gaat om jonge kinderen die hebben moeten verklaren over een periode van 12 jaar of zoveel korter als zij zich konden herinneren. Voor zover er discrepanties zijn tussen de verschillende verklaringen, dragen zij juist bij aan het oordeel dat de kinderen over eigen waarnemingen hebben verklaard en dat hun verklaringen authentiek zijn.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, is de rechtbank onder al deze omstandigheden van oordeel dat het feit dat [naam 5] en [naam 7] op een later moment, te weten ruim een jaar na de studioverhoren, anders hebben verklaard, niet tot gevolg heeft dat hun eerdere verklaringen afgelegd tijdens het studioverhoor ongeloofwaardig zijn en daarom niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. De rechtbank ziet in die andersluidende verklaringen geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen die de kinderen van de verdachte tijdens de studioverhoren in maart 2023 over de mishandelingen hebben afgelegd en zal die verklaringen gebruiken voor het bewijs.
Voor de beoordeling van de ten laste gelegde handelingen van de verdachte acht de rechtbank het volgende van belang.
[naam 3]
heeft bij de politie meerdere uitgebreide en gedetailleerde verklaringen afgelegd over hetgeen op 10 oktober 2022, de dag dat hij een bloedneus had gekregen doordat de verdachte hem met zijn hand een klap tegen zijn neus gaf, en in de jaren daaraan voorafgaand heeft plaatsgevonden. Het incident van 10 oktober 2022 wordt bevestigd door de verklaringen van [naam 5] , [naam 7] en [naam 9] . Zij hebben alle drie verklaard dat [naam 3] door de verdachte toen werd geslagen en daardoor een bloedneus kreeg. Ook heeft een medewerker van de William Schrikker Stichting verklaard dat ze kort na dat incident - op 11 oktober 2022 - van [naam 3] had gehoord dat de verdachte de avond ervoor erg agressief was en dat [naam 3] daar een bloedneus aan over had gehouden.
[naam 3] heeft verder verklaard dat ook toen hij jonger was de verdachte hem klappen gaf en aan zijn haren trok en dat de verdachte, naarmate [naam 3] ouder werd, hem wekelijks schopte en sloeg. Zijn verklaring vindt steun in de verklaring van [naam 1] , die heeft gezien dat [naam 3] elke ochtend buikspieroefeningen moest doen en dat als dat niet zo goed lukte, de verdachte hem sloeg. Ook zij bevestigt dat de verdachte dan vuistslagen op het hoofd van [naam 3] gaf. Dat sprake was van stelselmatige mishandeling door de verdachte wordt verder bevestigd door [naam 7] die in zijn verklaring verwijst naar het fysieke geweld door de verdachte van vier of vijf keer in de week.
Uit de verklaring van [naam 3] blijkt verder dat de verdachte hem op zijn lijf ook met een verlengsnoer en computer oplaadsnoer sloeg. Dat de verdachte vaker sloeg met een oplaadsnoer, blijkt ook uit de verklaring van [naam 8] . Ook hij heeft verklaard door de verdachte met een oplader te zijn geslagen.
Op basis van de voorgaande overwegingen en de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage B acht de rechtbank de ten laste gelegde handelingen van de verdachte ten aanzien van [naam 3] wettig en overtuigend bewezen.
[naam 6]
heeft verklaard dat hij soms van de verdachte met een vlakke hand een klap in zijn gezicht kreeg. Ook [naam 3] heeft verklaard dat [naam 6] door de verdachte werd geslagen. Gelet hierop en de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage B acht de rechtbank de ten laste gelegde handelingen van de verdachte ten aanzien van [naam 6] wettig en overtuigend bewezen.
[naam 7]
heeft tijdens zijn studioverhoor verklaard dat hij geslagen werd door de verdachte en soms in zijn voeten werd geknepen, wat heel erg pijn deed. Het begon met één keer, maar daarna werd het vier of vijf keer in de week. [naam 6] heeft verklaard dat hij gezien heeft dat de verdachte [naam 7] sloeg. De rechtbank zal het tenlastegelegde ten aanzien van [naam 7] dan ook bewezen verklaren, met uitzondering van het onderdeel “met een slipper tegen zijn hand en/of lichaam te slaan”, aangezien niet kan worden bewezen dat de verdachte zich hieraan
in Nederlandschuldig heeft gemaakt. Van dit onderdeel zal de rechtbank de verdachte vrijspreken. De overige ten laste gelegde handelingen van de verdachte ten aanzien van [naam 7] acht de rechtbank op grond van het voorgaande en de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage B wel wettig en overtuigend bewezen.
[naam 5]
Uit de verklaringen van [naam 5] volgt dat de verdachte haar met zijn handen sloeg. Ook heeft zij verklaard dat de verdachte een keer boos op haar werd en haar toen bij de keel heeft vastgegrepen. [naam 7] heeft ook verklaard dat [naam 5] met de hand door de verdachte werd geslagen. De rechtbank zal het ten laste gelegde ten aanzien van [naam 5] op grond van het voorgaande en de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage B bewezen verklaren, met uitzondering van het onderdeel “met een schoen / slipper en stekker, althans een voorwerp, tegen het lichaam te slaan”, aangezien niet kan worden bewezen dat de verdachte zich hieraan jegens [naam 5] schuldig heeft gemaakt. Van dit onderdeel zal de rechtbank de verdachte vrijspreken.
[naam 8]
heeft verklaard dat de verdachte hem sloeg en dat hij onder andere met een zweep (rubberen band), een stok en een oplader (van een telefoon) werd geslagen. Ook [naam 3] heeft verklaard dat de verdachte [naam 8] sloeg. De rechtbank zal het ten laste gelegde ten aanzien van [naam 8] op grond van het voorgaande en de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage B dan ook bewezen verklaren, met uitzondering van de onderdelen “met een computersnoer slaan” en “een glas tegen het hoofd van die [naam 8] te gooien”, aangezien het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat de verdachte zich hieraan schuldig heeft gemaakt. Van dit onderdeel zal de rechtbank de verdachte vrijspreken.
[naam 9]
heeft verklaard dat de verdachte hem sloeg overal op zijn lijf, soms met een hand en soms met een riem. Ook kneep de verdachte hem. Uit de verklaringen van [naam 3] , [naam 7] en [naam 8] blijkt dat iedereen, waaronder [naam 9] , door de verdachte werd geslagen. Gelet hierop en de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage B acht de rechtbank de ten laste gelegde handelingen van de verdachte ten aanzien van [naam 9] wettig en overtuigend bewezen.
Pleegduur
Voor wat betreft de pleegduur ziet de rechtbank gelet op de bewijsmiddelen aanleiding om het aanvangsmoment van de ten laste gelegde periode te bepalen op 23 mei 2012 en het eindmoment op 10 oktober 2022 (zijnde de dag waarop [naam 3] bloedneus kreeg). Vast staat dat [naam 3] de oudste is van de kinderen vermeld in de tenlastelegging. Hij heeft verklaard dat het slaan en aan de bakkebaarden trekken door de verdachte is begonnen toen hij zeven jaar oud was. Dit wordt ook bevestigd door [naam 7] die verklaarde dat de eerste keer slaan bij hemzelf en de andere kinderen op zevenjarige leeftijd plaatsvond. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat het eerste incident op of na 23 mei 2012 heeft plaatsgevonden, zijnde de datum waarop [naam 3] zeven jaar was geworden. Omdat ook alle andere kinderen vermeld in de tenlastelegging na die datum zeven jaar zijn geworden, is de conclusie van de rechtbank dat de hiervoor vastgestelde mishandelingen van alle betrokken kinderen in de periode van 23 mei 2012 tot en met 10 oktober 2022 hebben plaatsgevonden. Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, staat de omstandigheid dat niet ten aanzien van elk kind exact is vast te stellen wanneer, hoe vaak en met welk gevolg de verweten gedragingen hebben plaatsgevonden, aan een bewezenverklaring niet in de weg. Duidelijk is immers dat bovenstaande gedragingen in ieder geval in de periode zoals hiervoor bepaald, hebben plaatsgevonden. De rechtbank ziet geen aanleiding om de pleegperiode verder in tijd of per kind te beperken.
Conclusie
De rechtbank heeft aldus, samengevat, vastgesteld dat de verdachte zijn kinderen [naam 3] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 5] , [naam 8] en [naam 9] gedurende een periode van tien jaren al dan niet met voorwerpen heeft geslagen, geschopt, aan hun bakkebaarden/haren getrokken, geknepen en, in geval van [naam 5] , bij de keel heeft gegrepen. Dat derden geen lichamelijk letsel bij de kinderen hebben waargenomen, staat aan een bewezenverklaring van mishandeling niet in de weg. De rechtbank concludeert op basis van de verschillende verklaringen van de kinderen dat de verdachte met zijn handelingen opzettelijk pijn en/of letsel heeft toegebracht aan deze kinderen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het bij dagvaarding I ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Dagvaarding III (belediging)
Uit de aangifte van [naam 2] blijkt dat de verdachte op 22 september 2023 op hem af kwam lopen in Leiden en met hem in gesprek wilde gaan. [naam 2] , die bij Youth Turn werkte en in die hoedanigheid bij de familie [de verdachte] betrokken was, probeerde duidelijk te maken dat het gesprek op dat moment hem niet uitkwam en verwees hem door naar de William Schrikker Groep. Desondanks probeerde de verdachte een gesprek af te dwingen. [naam 2] hoorde hem toen zeggen: “Jij bent een waakhond van de WSS. Jij bent een hoer van het WSS
.” Toen [naam 2] de verdachte vertelde dat hij zich bedreigd en geïntimideerd voelde, bleef [de verdachte] staan en hoorde [naam 2] hem “vuile flikker” roepen.
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte voldoende steun vindt in de verklaringen van de verdachte zelf en van de getuige [getuige] . Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij inderdaad op [naam 2] is afgelopen en dat hij boos was. De getuige [getuige] heeft waargenomen dat de verdachte boos was, niet weg wilde gaan en veel schreeuwde in de richting van [naam 2] . De rechtbank merkt hierbij ten overvloede op dat voor een bewezenverklaring niet is vereist dat het steunbewijs op specifiek de ten laste gelegde beledigende uitlatingen ziet, maar dat de bevestiging van het treffen van elkaar, van de woordenwisseling en van het schreeuwen door de verdachte naar [naam 2] in dit geval voldoende zijn.
De woorden van [de verdachte] richting [naam 2] zijn kwetsend en beledigend van aard en zijn ook als zodanig door [naam 2] ervaren. De rechtbank komt aldus tot bewezenverklaring van belediging door de verdachte.