ECLI:NL:RBDHA:2024:17972

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
09/025531-23, 09/047068-22 (ttz. gev.) en 09/323799-23 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor ontucht met minderjarige dochter; bewezenverklaring voor mishandeling van zes kinderen en belediging jeugdzorgmedewerker

Op 1 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van mishandeling van zijn zes kinderen en ontucht met zijn dochter. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de ontucht met zijn dochter, omdat de verklaring van het slachtoffer niet voldoende steun vond in ander bewijs. De rechtbank oordeelde echter dat de mishandeling van de kinderen wel wettig en overtuigend bewezen was. De mishandeling vond plaats in de periode van 23 mei 2012 tot en met 10 oktober 2022. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zijn kinderen regelmatig sloeg, schopte en op andere manieren mishandelde. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de verklaringen van de kinderen waren consistent en gedetailleerd. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan een van de benadeelde partijen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/025531-23, 09/047068-22 (ttz. gev.) en 09/323799-23 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 1 november 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1976 te [geboorteplaats] , Afghanistan,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] [woonplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 1 juni 2023 (pro forma, alleen ten aanzien van parketnummer 09/025531-23), 30 augustus 2023 (pro forma, alleen ten aanzien van parketnummers 09/025531-23 en 09/047068-22), 17 november 2023 (regie, alleen ten aanzien van parketnummers 09/025531-23 en 09/047068-22) en 18 oktober 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. Briejer en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. L.A. Versteegh naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat:
parketnummer 09-025531-23 (hierna: dagvaarding I)
hij in de periode van 23 mei 2010 tot en met 11 oktober 2022 te Voorhout zes van zijn kinderen heeft mishandeld;
parketnummer 09-047068-22 (hierna: dagvaarding II)
hij in de periode van 25 mei 2012 tot en met 17 februari 2022 te Voorhout met zijn dochter [naam 1] ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 1] ;
parketnummer 09-323799-23 (hierna: dagvaarding III)
hij op 22 september 2023 te Leiden [naam 2] heeft beledigd.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen als
bijlage Abij dit vonnis en maakt hiervan deel uit.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat en vrijspraak bepleit voor de ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het bij dagvaarding I ten laste gelegde, heeft de verdediging subsidiair partiële vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de aanvangsdatum van de pleegperiode per kind moet worden beperkt met als begindatum de dag waarop het betreffende kind de leeftijd van 7 jaar heeft bereikt. Ook kunnen volgens de raadsvrouw niet alle ten laste gelegde handelingen worden bewezen zodat de verdachte van die handelingen partieel dient te worden vrijgesproken. Op specifieke standpunten van de raadsvrouw zal hieronder nader worden ingegaan.
3.3.
Vrijspraak dagvaarding II
Inleiding
Dagvaarding II ziet op de verdenking van seksueel misbruik door de verdachte van zijn dochter [naam 1] . [naam 1] heeft verklaard dat de verdachte haar sinds haar negende jaar heeft misbruikt in de woning van het gezin in Voorhout. Verdachte ontkent de beschuldigingen.
Betrouwbaarheid verklaring [naam 1]
Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [naam 1] over de ontuchtige handelingen van de verdachte als betrouwbaar moet worden aangemerkt. In haar gesprekken met de politie op 22 februari en op 28 februari 2022 heeft zij uitgebreid verklaard over de gepleegde seksuele handelingen. De inhoud van haar verklaring is zowel voor wat betreft de pleegduur als de gepleegde handelingen consistent, duidelijk en gedetailleerd en komt op de rechtbank authentiek over. De rechtbank heeft dan ook geen aanleiding om aan haar verklaring te twijfelen. Weliswaar bevat haar verklaring op onderdelen tegenstrijdigheden met de verklaring van de anonieme getuige, zoals door de verdediging naar voren is gebracht, maar dit betreffen alleen details over de gebeurtenissen die plaatsvonden nadat zij in februari 2022 van huis was weggelopen en zien uitdrukkelijk niet op haar verklaring dat zij in haar jeugd door haar vader is misbruikt. Deze tegenstrijdigheden, en ook de overige tegenstrijdigheden waar door de verdediging op is gewezen, zijn ook niet zodanig dat ze doen twijfelen aan de inhoud van de verklaring van [naam 1] over het misbruik door haar vader. De verklaring van [naam 1] is dan ook bruikbaar voor het bewijs.
Bewijs
De rechtbank merkt op dat zedenzaken bewijstechnisch lastige zaken zijn. Kenmerkend is dat slechts twee personen over de verweten ontuchtige handelingen kunnen verklaren: de persoon die stelt slachtoffer te zijn geweest van de ontucht door de verdachte en de verdachte die zegt dat hij het niet heeft gedaan. De rechtbank kan niet tot een bewezenverklaring komen als de door één getuige (in dit geval [naam 1] ) genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Om tot een bewezenverklaring te komen van de ontuchtige handelingen waarover [naam 1] heeft verklaard en die aan de verdachte ten laste zijn gelegd, is steunbewijs nodig. Hiervoor is niet voldoende dat getuigen verklaren over wat het veronderstelde slachtoffer hen over de gebeurtenissen heeft verteld, omdat de bron van die verklaring dan nog steeds die ene getuige is. De rechtbank legt hierna uit waarom zij oordeelt dat ontucht in dit geval niet kan worden bewezen verklaard.
De verklaring van [naam 3] , een broer van [naam 1] , kan naar het oordeel van de rechtbank niet als steunbewijs worden gebruikt. Hij heeft in eerste instantie verklaard dat hij niet weet waarvoor zijn vader in februari 2022 is gearresteerd en heeft vastgezeten, dat hij niets van de situatie van [naam 1] af weet en dat zij daar nooit iets over verteld heeft. Enkele maanden later heeft hij evenwel verklaard dat hij op enig moment heeft gezien dat zijn vader [naam 1] zou hebben betast aan (o.a.) haar borsten en vagina in de woonkamer. Onduidelijk is wanneer dit zou hebben plaatsgevonden en ook waarom [naam 3] hierover eerder niet heeft verklaard. De verklaring van [naam 3] is summier en hij is hier verder niet op bevraagd. Bovendien kan niet worden uitgesloten dat [naam 3] één en ander in tweede instantie heeft verklaard naar aanleiding van gesprekken met [naam 1] , met wie hij naar eigen zeggen goed contact had. De rechtbank acht de verklaring die [naam 3] in tweede instantie heeft afgelegd dan ook onvoldoende concreet en betrouwbaar om voor het bewijs te kunnen bezigen.
Er zijn voorts geen getuigen die verklaren de directe gevolgen van de seksuele handelingen te hebben gezien bij [naam 1] op het moment van die handelingen of vlak daarna. De officier van justitie heeft in dit verband verwezen naar de verklaringen van [naam 4] en van de anonieme getuige. Echter, deze getuigen hebben informatie gegeven die zij hebben gekregen van [naam 1] zelf in de periode rondom de aangifte en [naam 1] is nog altijd de bron van deze informatie. Reeds hierom zijn hun verklaringen niet bruikbaar als steunbewijs. Weliswaar heeft de anonieme getuige ook over de eigen waarneming verklaard, namelijk dat [naam 1] begon te huilen toen zij vertelde dat de verdachte geprobeerd heeft om haar te verkrachten. Deze waarneming dateert echter van nà 18 februari 2022, het moment waarop [naam 1] weggelopen was van haar huis en dat is enkele weken na de laatste ontuchtige handeling die volgens [naam 1] zou hebben plaatsgevonden. [naam 1] heeft namelijk op 22 februari 2022 bij de politie verklaard dat de verdachte drie weken daarvoor voor het laatst aan haar heeft gezeten. De verklaring van de anonieme getuige over de emoties bij [naam 1] is dan ook te ver in tijd verwijderd van het moment van misbruik om te kwalificeren als informatie over de emotionele of fysieke toestand van [naam 1] gedurende of vlak na het misbruik. De rechtbank concludeert hieruit dat de verklaringen van [naam 4] en van de anonieme getuige onvoldoende zijn om als steunbewijs te dienen.
Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat ook de verklaring van [naam 5] , één van de zusjes van [naam 1] , niet als steunbewijs kan dienen. Uit de verklaring van [naam 5] kan worden afgeleid dat de verdachte haar ( [naam 5] ) mogelijk bij haar borsten heeft betast. Haar verklaring is echter te beperkt en onvoldoende concreet om vast te kunnen stellen dat het om een soortgelijk feit gaat als de ontuchtige handelingen die bij [naam 1] zijn gepleegd. [naam 5] verklaart bovendien expliciet dat zij niet weet of het ook bij haar oudste zus ( [naam 1] ) is gebeurd. Deze verklaring is daarom ook niet als steunbewijs te gebruiken voor het misbruik van [naam 1] door de verdachte.
Conclusie
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat het bij dagvaarding II tenlastegelegde, te weten het plegen van ontucht met [naam 1] , niet wettig en overtuigend is bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen: dagvaarding I en dagvaarding III
De rechtbank heeft hierna in
bijlage Bopgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Dagvaarding I (mishandeling)
Inleiding
De verdachte wordt verweten dat hij zijn kinderen [naam 3] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 5] , [naam 8] en [naam 9] fysiek heeft mishandeld in de periode van 23 mei 2010 tot en met 11 oktober 2022. Ter terechtzitting heeft de verdachte bekend dat hij wel eens aan de bakkebaarden van de kinderen trok en een tik op de billen gaf. Hij ontkent echter andere fysieke handelingen bij hen te hebben verricht. De verdediging zet vraagtekens bij de verklaringen van de kinderen met betrekking tot de overige fysieke handelingen omdat de verklaringen niet consistent genoeg zouden zijn. Ook wijst de verdediging erop dat de schoolarts en de huisarts nooit enige aanwijzing hebben gezien voor kindermishandeling of letsel dat zou zijn veroorzaakt door geweld. Voorts zijn bij de leerkrachten en de buren van het gezin nooit vermoedens geweest van kindermishandeling. Onder deze omstandigheden dient de verdachte te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde mishandelingen.
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde mishandelingen grotendeels wettig en overtuigend bewezen zijn en acht daartoe het volgende redengevend.
Betrouwbaarheid verklaringen
Op 13 december 2022 heeft [naam 3] aangifte gedaan van mishandeling door zijn vader (de verdachte). Op 21 februari 2023 heeft ook de William Schrikker Stichting aangifte gedaan tegen de verdachte van mishandeling van zes van zijn kinderen, te weten [naam 3] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 5] , [naam 8] en [naam 9] . Deze kinderen - met uitzondering van [naam 3] - hebben voorafgaand aan de aangifte elk gesproken met een gedragswetenschapper van de William Schrikker Stichting en tijdens deze gesprekken hebben alle kinderen verklaard dat zij thuis door hun vader (de verdachte) werden mishandeld, waarbij kinderen zowel hebben verklaard over specifieke mishandelingen van henzelf als van hun broers en zussen. Na de aangiftes zijn voornoemde zes kinderen in maart 2023 op verschillende momenten los van elkaar verhoord door getrainde rechercheurs en in een kindvriendelijke studio. Ook tijdens deze verhoren hebben zij verklaard over diverse mishandelingen gepleegd door hun vader in hun ouderlijk huis te Voorhout.
De verklaringen van [naam 3] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 5] , [naam 8] en [naam 9] over de gedragingen van de verdachte zijn in hoofdlijnen en op essentiële punten concreet, gedetailleerd en consistent: wat zij tijdens de studioverhoren in maart 2023 hebben verteld, wijkt niet wezenlijk af van wat zij eerder aan de gedragswetenschapper van de William Schrikker Stichting dan wel – in het geval van [naam 3] – bij de politie hebben verklaard. Dat hun verklaringen op sommige punten van elkaar verschillen of inconsequent zijn, zoals bijvoorbeeld voor wat betreft het aanvangsmoment van de pleegperiode bij [naam 3] , doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de betrouwbaarheid ervan. In de basis verklaren alle betrokken kinderen immers telkens hetzelfde, namelijk dat de verdachte zijn kinderen regelmatig sloeg. Voorts verklaren meerdere kinderen dat de verdachte hen ook schopte, sloeg met voorwerpen, zoals een computersnoer, en dat hij aan haren of bakkenbaarden trok. Dat meerdere kinderen hierover verklaren, versterkt de betrouwbaarheid van hun verklaringen. Met andere woorden: de verschillende verklaringen van de kinderen ondersteunen elkaar.
Ook [naam 1] - die niet als slachtoffer van dit feit is opgenomen - verklaart dat haar vader haar broertjes regelmatig sloeg en dat hij bepaalde trucjes had om mishandelingen te verbergen, bijvoorbeeld door te knijpen in het vlees van bovenop de voet of te trekken aan bakkebaarden. Haar verklaring ondersteunt dus ook de verklaringen van haar broers en zusje.
Dat niet elk kind over alle incidenten (consistent) heeft verklaard acht de rechtbank goed voorstelbaar. Niet elk kind hoeft elk incident te hebben meegemaakt, even belangrijk te hebben gevonden of als zodanig te hebben onthouden. De rechtbank betrekt hierbij ook dat het gaat om jonge kinderen die hebben moeten verklaren over een periode van 12 jaar of zoveel korter als zij zich konden herinneren. Voor zover er discrepanties zijn tussen de verschillende verklaringen, dragen zij juist bij aan het oordeel dat de kinderen over eigen waarnemingen hebben verklaard en dat hun verklaringen authentiek zijn.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, is de rechtbank onder al deze omstandigheden van oordeel dat het feit dat [naam 5] en [naam 7] op een later moment, te weten ruim een jaar na de studioverhoren, anders hebben verklaard, niet tot gevolg heeft dat hun eerdere verklaringen afgelegd tijdens het studioverhoor ongeloofwaardig zijn en daarom niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. De rechtbank ziet in die andersluidende verklaringen geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen die de kinderen van de verdachte tijdens de studioverhoren in maart 2023 over de mishandelingen hebben afgelegd en zal die verklaringen gebruiken voor het bewijs.
Voor de beoordeling van de ten laste gelegde handelingen van de verdachte acht de rechtbank het volgende van belang.
[naam 3]
heeft bij de politie meerdere uitgebreide en gedetailleerde verklaringen afgelegd over hetgeen op 10 oktober 2022, de dag dat hij een bloedneus had gekregen doordat de verdachte hem met zijn hand een klap tegen zijn neus gaf, en in de jaren daaraan voorafgaand heeft plaatsgevonden. Het incident van 10 oktober 2022 wordt bevestigd door de verklaringen van [naam 5] , [naam 7] en [naam 9] . Zij hebben alle drie verklaard dat [naam 3] door de verdachte toen werd geslagen en daardoor een bloedneus kreeg. Ook heeft een medewerker van de William Schrikker Stichting verklaard dat ze kort na dat incident - op 11 oktober 2022 - van [naam 3] had gehoord dat de verdachte de avond ervoor erg agressief was en dat [naam 3] daar een bloedneus aan over had gehouden.
[naam 3] heeft verder verklaard dat ook toen hij jonger was de verdachte hem klappen gaf en aan zijn haren trok en dat de verdachte, naarmate [naam 3] ouder werd, hem wekelijks schopte en sloeg. Zijn verklaring vindt steun in de verklaring van [naam 1] , die heeft gezien dat [naam 3] elke ochtend buikspieroefeningen moest doen en dat als dat niet zo goed lukte, de verdachte hem sloeg. Ook zij bevestigt dat de verdachte dan vuistslagen op het hoofd van [naam 3] gaf. Dat sprake was van stelselmatige mishandeling door de verdachte wordt verder bevestigd door [naam 7] die in zijn verklaring verwijst naar het fysieke geweld door de verdachte van vier of vijf keer in de week.
Uit de verklaring van [naam 3] blijkt verder dat de verdachte hem op zijn lijf ook met een verlengsnoer en computer oplaadsnoer sloeg. Dat de verdachte vaker sloeg met een oplaadsnoer, blijkt ook uit de verklaring van [naam 8] . Ook hij heeft verklaard door de verdachte met een oplader te zijn geslagen.
Op basis van de voorgaande overwegingen en de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage B acht de rechtbank de ten laste gelegde handelingen van de verdachte ten aanzien van [naam 3] wettig en overtuigend bewezen.
[naam 6]
heeft verklaard dat hij soms van de verdachte met een vlakke hand een klap in zijn gezicht kreeg. Ook [naam 3] heeft verklaard dat [naam 6] door de verdachte werd geslagen. Gelet hierop en de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage B acht de rechtbank de ten laste gelegde handelingen van de verdachte ten aanzien van [naam 6] wettig en overtuigend bewezen.
[naam 7]
heeft tijdens zijn studioverhoor verklaard dat hij geslagen werd door de verdachte en soms in zijn voeten werd geknepen, wat heel erg pijn deed. Het begon met één keer, maar daarna werd het vier of vijf keer in de week. [naam 6] heeft verklaard dat hij gezien heeft dat de verdachte [naam 7] sloeg. De rechtbank zal het tenlastegelegde ten aanzien van [naam 7] dan ook bewezen verklaren, met uitzondering van het onderdeel “met een slipper tegen zijn hand en/of lichaam te slaan”, aangezien niet kan worden bewezen dat de verdachte zich hieraan
in Nederlandschuldig heeft gemaakt. Van dit onderdeel zal de rechtbank de verdachte vrijspreken. De overige ten laste gelegde handelingen van de verdachte ten aanzien van [naam 7] acht de rechtbank op grond van het voorgaande en de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage B wel wettig en overtuigend bewezen.
[naam 5]
Uit de verklaringen van [naam 5] volgt dat de verdachte haar met zijn handen sloeg. Ook heeft zij verklaard dat de verdachte een keer boos op haar werd en haar toen bij de keel heeft vastgegrepen. [naam 7] heeft ook verklaard dat [naam 5] met de hand door de verdachte werd geslagen. De rechtbank zal het ten laste gelegde ten aanzien van [naam 5] op grond van het voorgaande en de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage B bewezen verklaren, met uitzondering van het onderdeel “met een schoen / slipper en stekker, althans een voorwerp, tegen het lichaam te slaan”, aangezien niet kan worden bewezen dat de verdachte zich hieraan jegens [naam 5] schuldig heeft gemaakt. Van dit onderdeel zal de rechtbank de verdachte vrijspreken.
[naam 8]
heeft verklaard dat de verdachte hem sloeg en dat hij onder andere met een zweep (rubberen band), een stok en een oplader (van een telefoon) werd geslagen. Ook [naam 3] heeft verklaard dat de verdachte [naam 8] sloeg. De rechtbank zal het ten laste gelegde ten aanzien van [naam 8] op grond van het voorgaande en de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage B dan ook bewezen verklaren, met uitzondering van de onderdelen “met een computersnoer slaan” en “een glas tegen het hoofd van die [naam 8] te gooien”, aangezien het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat de verdachte zich hieraan schuldig heeft gemaakt. Van dit onderdeel zal de rechtbank de verdachte vrijspreken.
[naam 9]
heeft verklaard dat de verdachte hem sloeg overal op zijn lijf, soms met een hand en soms met een riem. Ook kneep de verdachte hem. Uit de verklaringen van [naam 3] , [naam 7] en [naam 8] blijkt dat iedereen, waaronder [naam 9] , door de verdachte werd geslagen. Gelet hierop en de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage B acht de rechtbank de ten laste gelegde handelingen van de verdachte ten aanzien van [naam 9] wettig en overtuigend bewezen.
Pleegduur
Voor wat betreft de pleegduur ziet de rechtbank gelet op de bewijsmiddelen aanleiding om het aanvangsmoment van de ten laste gelegde periode te bepalen op 23 mei 2012 en het eindmoment op 10 oktober 2022 (zijnde de dag waarop [naam 3] bloedneus kreeg). Vast staat dat [naam 3] de oudste is van de kinderen vermeld in de tenlastelegging. Hij heeft verklaard dat het slaan en aan de bakkebaarden trekken door de verdachte is begonnen toen hij zeven jaar oud was. Dit wordt ook bevestigd door [naam 7] die verklaarde dat de eerste keer slaan bij hemzelf en de andere kinderen op zevenjarige leeftijd plaatsvond. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat het eerste incident op of na 23 mei 2012 heeft plaatsgevonden, zijnde de datum waarop [naam 3] zeven jaar was geworden. Omdat ook alle andere kinderen vermeld in de tenlastelegging na die datum zeven jaar zijn geworden, is de conclusie van de rechtbank dat de hiervoor vastgestelde mishandelingen van alle betrokken kinderen in de periode van 23 mei 2012 tot en met 10 oktober 2022 hebben plaatsgevonden. Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, staat de omstandigheid dat niet ten aanzien van elk kind exact is vast te stellen wanneer, hoe vaak en met welk gevolg de verweten gedragingen hebben plaatsgevonden, aan een bewezenverklaring niet in de weg. Duidelijk is immers dat bovenstaande gedragingen in ieder geval in de periode zoals hiervoor bepaald, hebben plaatsgevonden. De rechtbank ziet geen aanleiding om de pleegperiode verder in tijd of per kind te beperken.
Conclusie
De rechtbank heeft aldus, samengevat, vastgesteld dat de verdachte zijn kinderen [naam 3] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 5] , [naam 8] en [naam 9] gedurende een periode van tien jaren al dan niet met voorwerpen heeft geslagen, geschopt, aan hun bakkebaarden/haren getrokken, geknepen en, in geval van [naam 5] , bij de keel heeft gegrepen. Dat derden geen lichamelijk letsel bij de kinderen hebben waargenomen, staat aan een bewezenverklaring van mishandeling niet in de weg. De rechtbank concludeert op basis van de verschillende verklaringen van de kinderen dat de verdachte met zijn handelingen opzettelijk pijn en/of letsel heeft toegebracht aan deze kinderen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het bij dagvaarding I ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Dagvaarding III (belediging)
Uit de aangifte van [naam 2] blijkt dat de verdachte op 22 september 2023 op hem af kwam lopen in Leiden en met hem in gesprek wilde gaan. [naam 2] , die bij Youth Turn werkte en in die hoedanigheid bij de familie [de verdachte] betrokken was, probeerde duidelijk te maken dat het gesprek op dat moment hem niet uitkwam en verwees hem door naar de William Schrikker Groep. Desondanks probeerde de verdachte een gesprek af te dwingen. [naam 2] hoorde hem toen zeggen: “Jij bent een waakhond van de WSS. Jij bent een hoer van het WSS
.” Toen [naam 2] de verdachte vertelde dat hij zich bedreigd en geïntimideerd voelde, bleef [de verdachte] staan en hoorde [naam 2] hem “vuile flikker” roepen.
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte voldoende steun vindt in de verklaringen van de verdachte zelf en van de getuige [getuige] . Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij inderdaad op [naam 2] is afgelopen en dat hij boos was. De getuige [getuige] heeft waargenomen dat de verdachte boos was, niet weg wilde gaan en veel schreeuwde in de richting van [naam 2] . De rechtbank merkt hierbij ten overvloede op dat voor een bewezenverklaring niet is vereist dat het steunbewijs op specifiek de ten laste gelegde beledigende uitlatingen ziet, maar dat de bevestiging van het treffen van elkaar, van de woordenwisseling en van het schreeuwen door de verdachte naar [naam 2] in dit geval voldoende zijn.
De woorden van [de verdachte] richting [naam 2] zijn kwetsend en beledigend van aard en zijn ook als zodanig door [naam 2] ervaren. De rechtbank komt aldus tot bewezenverklaring van belediging door de verdachte.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
dagvaarding I
hij op tijdstippen in de periode van 23 mei 2012 tot en met 10 oktober 2022 te Voorhout, zijn kinderen, te weten
a. [naam 3] (geboren [geboortedag 2] 2005) en
b. [naam 6] (geboren [geboortedag 3] 2008) en
c. [naam 7] (geboren [geboortedag 4] 2009) en
d. [naam 5] (geboren [geboortedag 5] 2012) en
e. [naam 8] (geboren [geboortedag 2] 2013) en
f. [naam 9] (geboren [geboortedag 6] 2015)
heeft mishandeld door
a.
- die [naam 3] meermalen tegen het lichaam te slaan en
- die [naam 3] met een kabel, althans een voorwerp, tegen het lichaam te slaan en
- die [naam 3] tegen het lichaam te schoppen en
b.
- die [naam 6] in het gezicht te slaan en aan de haren te trekken en
c.
- die [naam 7] meermalen tegen het lichaam te slaan en
- aan de bakkebaarden van die [naam 7] te trekken en
- in de voet van die [naam 7] te knijpen en
d.
- die [naam 5] tegen het lichaam te slaan en
- die [naam 5] bij de keel te pakken en
e.
- die [naam 8] tegen het lichaam te slaan en
- die [naam 8] met een voorwerp te slaan en
f.
- die [naam 9] tegen het lichaam te slaan en
- die [naam 9] met een riem tegen het lichaam te slaan
en
- die [naam 9] te knijpen;
dagvaarding III
hij op 22 september 2023 te Leiden opzettelijk [naam 2] , in zijn tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door die [naam 2] de woorden toe te voegen: "flikker", "hoertje van de WSS" en "vuile flikker", althans woorden van gelijke beledigende aard en strekking.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Daarnaast vordert de officier van justitie een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, in de vorm van een contact- en locatieverbod voor de duur van vijf jaar ten aanzien van de kinderen genoemd in de tenlastelegging van dagvaarding I, met twee weken hechtenis per overtreding en een maximum van zes maanden hechtenis. De officier van justitie heeft tevens de gevangenneming van de verdachte gevorderd ten aanzien van het bij dagvaarding II ten laste gelegde feit.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van een of meer feiten komt, bepleit dat volstaan kan worden met een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zes van zijn kinderen ( [naam 3] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 5] , [naam 8] en [naam 9] ) gedurende meer dan tien jaar structureel mishandeld. Dit deed hij onder andere door hen - al dan niet met voorwerpen - te slaan, te schoppen, aan hun haren te trekken en in de huid te knijpen. Het gedrag van de verdachte ging vaak gepaard met geschreeuw en gescheld en maakte deel uit van een patroon van lichamelijke mishandeling. Het lijkt erop dat de verdachte zijn kinderen met harde hand heeft willen corrigeren en opvoeden. Hij begon hiermee toen zijn kinderen nog maar zeven jaar oud waren; een leeftijd waarop de kinderen jong waren en zich niet konden verweren tegen de verdachte. Uit de inhoud van het dossier komt naar voren dat uit de woning van het gezin veel geschreeuw en gegil te horen was. Er was constant sprake van ruzies, huilende kinderen, slaande deuren en kinderen die soms buiten werden gezet en niet naar binnen mochten. De situatie komt de rechtbank zeer schrijnend voor en staat in schril contrast met de verklaring van de verdachte. De verdachte omschreef de sfeer in zijn huis als ‘gezellig’ en verklaarde dat omgaan met conflicten meestal op een rustige manier ging.
De verdachte heeft voor zijn kinderen een situatie van angst en onveiligheid gecreëerd, waardoor de kinderen ernstig geleden hebben.
De verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van zijn kinderen. Ook blijft hij zijn handelingen die door ieder van de zes betrokken kinderen zijn benoemd, ontkennen. Daarmee neemt de verdachte geen enkele verantwoordelijkheid voor wat hij zijn kinderen heeft aangedaan.
Daarnaast heeft de verdachte een jeugdzorgmedewerker van Youth Turn die bij zijn gezin betrokken was en die hij op straat tegen kwam beledigd. Met zijn gedrag heeft de verdachte laten zien dat hij geen respect heeft voor hulpverleners die het beste met zijn gezin voor hebben.
Strafblad
Van eerder gewelddadig gedrag van verdachte is niet gebleken. Verdachte heeft een blanco strafblad.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de reclasseringsadviezen over de verdachte van 29 augustus 2023 en 16 november 2023. Hieruit blijkt onder meer dat de reclassering zorgelijke factoren herkent rondom de ontkennende houding van de verdachte, waar sprake is van een gehanteerde opvoedstijl binnen het gezin vanuit een ander normen- en waardenkader beïnvloed door zowel culturele- als religieuze opvattingen. Volgens de reclassering heeft de verdachte mogelijk onvoldoende inzicht en handvatten om op een maatschappelijk verantwoorde manier hiermee om te gaan waardoor er sprake is van een bestaand gevaarrisico richting zijn gezin.
De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem een (deels) voorwaardelijke straft op te leggen met als bijzondere voorwaarden (onder meer) een meldplicht bij de reclassering, locatieverbod voor de woningen van zijn kinderen, een contactverbod met zijn kinderen [naam 1] en [naam 3] en een contactverbod met zijn andere dertien kinderen buiten de vooraf vastgelegde bezoekmomenten onder begeleiding van YouthTurn en de William Schrikker stichting. De reclassering adviseert tevens de dadelijke uitvoerbaarheid van de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht te bevelen.
Straf
Gelet op de ernst van de feiten, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank acht, alles afwegende, passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel van de straf de hiervoor genoemde bijzondere en algemene voorwaarden verbinden om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen. Gelet op de bijzondere voorwaarden die aan het voorwaardelijk strafdeel worden verbonden, acht de rechtbank het opleggen van een contactverbod en een locatieverbod in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr in dit geval overbodig.
De op te leggen straf is lager dan de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, ten aanzien van het feit onder dagvaarding II tot vrijspraak komt en ten aanzien van het feit onder dagvaarding I tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie. Gelet op de vrijspraak van het feit onder dagvaarding II zal de vordering van de officier tot gevangenneming van de verdachte voor dat feit worden afgewezen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten mishandeling. Gelet op de ernst van dit feit en de lange pleegperiode, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14c Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Vorderingen van de benadeelde partijen

7.1.
De vorderingen
Ten aanzien van dagvaarding I
[bewindvoerder] , h.o.d.n. Unique Bewindvoering, in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [naam 3] , heeft zich namens [naam 3] als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert namens [naam 3] een schadevergoeding van € 18.752,- bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Ten aanzien van dagvaarding II
[naam 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van € 15.000,- bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
7.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geadviseerd tot integrale toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [bewindvoerder] , h.o.d.n. Unique Bewindvoering, in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [naam 3] , niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding. De vordering is volgens de verdediging onvoldoende onderbouwd.
De verdediging verzoekt de rechtbank om de benadeelde partij [naam 1] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, aangezien de verdediging voor het feit waarop de vordering betrekking heeft, vrijspraak heeft bepleit.
7.4.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van dagvaarding I
Op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat [naam 3] rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder dagvaarding I bewezenverklaarde feit. Dat sprake is van schade als gevolg van het handelen door de verdachte is door de verdediging ook niet gemotiveerd betwist. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van
€ 5.000,-. De rechtbank acht de vordering voor het meerdere onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij alsnog de gelegenheid geven voor een deugdelijke onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 10 oktober 2022, zijnde de laatste dag van de pleegperiode, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Aangezien de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte zal voor het onder dagvaarding I bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 5.000, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 10 oktober 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 3] .
Ten aanzien van dagvaarding II
De rechtbank zal de benadeelde partij [naam 1] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte van het feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 266, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding II (met parketnummer 09-047068-22) ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I (met parketnummer 09/025531-23) en dagvaarding III (met parketnummer 09/323799-23) ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I:
mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd
ten aanzien van dagvaarding III:
eenvoudige belediging
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
24 (VIERENTWINTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (ZES) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
2 (TWEE) JAREN vastgestelde proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd geen contact heeft of zoekt - direct of indirect - met [naam 3] , geboren op [geboortedag 2] 2005 en [naam 1] , geboren op [geboortedag 3] 2003, zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd geen contact heeft of zoekt - direct of indirect - buiten de vooraf vastgelegde bezoekmomenten onder begeleiding van YouthTurn en de William Schrikker Groep, met:
- [naam 6] , geboren op [geboortedag 3] 2008
- [naam 7] , geboren op [geboortedag 4] 2009
- [naam 5] . geboren op [geboortedag 5] 2012
- [naam 8] , geboren op [geboortedag 2] 2013
- [naam 9] , geboren op [geboortedag 6] 2015
- [naam 10] , geboren op [geboortedag 7] 2016
- [naam 11] , geboren op [geboortedag 8] 2016
- [naam 12] , geboren op [geboortedag 9] 2018
- [naam 13] , geboren op [geboortedag 10] 2018
- [naam 14] , geboren op [geboortedag 11] 2019
- [naam 15] , geboren op [geboortedag 12] 2019
- [naam 16] , geboren op [geboortedag 13] 2023
- [naam 17] , geboren op [geboortedag 14] 2023
zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd niet bevindt binnen een straal van 500 meter van de woning aan de [adres 2] te [plaats 1] en binnen een straal van 500 meter van de woning aan [adres 3] te [plaats 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod noodzakelijk vindt;
- zich binnen 3 (drie) dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij de Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179 in Den Haag en zich blijft melden op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo vaak en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het - op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht - uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaar zijn;
verstaat dat de schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van heden eindigt;
wijst af de vordering tot gevangenneming van de verdachte ten aanzien van het bij dagvaarding II ten laste gelegde zoals gedaan door de officier van justitie ter terechtzitting van 18 oktober 2024;
de vordering van [naam 3] , zoals ingediend door [bewindvoerder] , h.o.d.n. Unique Bewindvoering, in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [naam 3]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 3] toe tot een bedrag van € 5.000,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 10 oktober 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 10 oktober 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 3] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen. De toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
de vordering van [naam 1]
bepaalt dat de benadeelde partij [naam 1] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. van Essen, voorzitter,
mr. L. Amperse, rechter,
mr. A. Tsjapanova, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F. Aksu, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 november 2024.
Bijlage A
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt tenlastegelegd dat:
parketnummer 09-025531-23
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 mei 2010 tot en met 11 oktober 2022 te Voorhout, althans in Nederland, zijn kind(eren), te weten
a. [naam 3] (geboren [geboortedag 2] 2005) en/of
b. [naam 6] (geboren [geboortedag 3] 2008) en/of
c. [naam 7] (geboren [geboortedag 4] 2009) en/of
d. [naam 5] (geboren [geboortedag 5] 2012) en/of
e. [naam 8] (geboren [geboortedag 2] 2013) en/of
f. [naam 9] (geboren [geboortedag 6] 2015)
heeft mishandeld door
a.
- die [naam 3] (meermalen) tegen het lichaam te slaan en/of
- die [naam 3] met een kabel, althans een voorwerp, tegen het lichaam en/of armen en/of benen te slaan en/of
- die [naam 3] tegen het lichaam te schoppen en/of
b.
- die [naam 6] in het gezicht te slaan en/of aan de haren te trekken en/of
c.
- die [naam 7] (meermalen) tegen het lichaam te slaan en/of
- die [naam 7] met een slipper tegen zijn hand en/of lichaam te slaan en/of
- aan de bakkebaarden van die [naam 7] te trekken en/of
- in de voet van die [naam 7] te knijpen en/of
d.
- die [naam 5] tegen het lichaam te slaan en/of
- die [naam 5] met een schoen en/of slipper en/of stekker, althans een voorwerp, tegen het lichaam te slaan en/of
- die [naam 5] bij de keel te pakken en/of
e.
- die [naam 8] tegen het lichaam te slaan en/of
- die [naam 8] met een stofzuigerslang en/of computersnoer, althans een voorwerp te slaan en/of - een glas tegen het hoofd van die [naam 8] te gooien en/of
f.
- die [naam 9] tegen het lichaam en/of de arm te slaan en/of
- die [naam 9] met een riem tegen het lichaam en/of been en/of arm te slaan en/of
- die [naam 9] te knijpen
parketnummer 09-047068-22
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 mei 2012 tot en met 17 februari 2022 te Voorhout,
met [naam 1] , zijn minderjarig kind over wie hij het gezag uitoefent, geboren op [geboortedag 3] 2003,
die gedurende een deel van de periode de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt en/of die gedurende een deel van de periode de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 1] , te weten het
- betasten van haar borst(en) en/of vagina,
- likken aan/over haar borst(en),
- brengen van zijn vinger in haar vagina,
- door die [naam 1] laten betasten van zijn geslachtsdeel,
- brengen van zijn geslachtsdeel in de mond van die [naam 1] ,
- wrijven van zijn (naakte) geslachtsdeel over haar (naakte) geslachtsdeel en/of
- pogen zijn geslachtsdeel in haar vagina te brengen;
parketnummer 09-323799-23
hij op of omstreeks 22 september 2023 te Leiden opzettelijk
[naam 2] , in zijn tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd
door die [naam 2] de woorden toe te voegen: "flikker" en/of "hoertje van de WSS" en/of
"vuile flikker", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.