In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, van Jordaanse nationaliteit, heeft op 19 mei 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister op 22 april 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 28 augustus 2024 behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigden aanwezig waren.
Eiseres stelt dat zij vreest voor eerwraak van haar familie vanwege een onofficiële relatie met een Iraakse man, die haar heeft bedreigd en misbruikt. Na het versturen van naaktfoto's van haar door deze man naar haar familie, vreest zij dat haar broers en zonen haar willen doden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij daadwerkelijk te vrezen heeft voor haar familie en dat zij bescherming kan krijgen van de Jordaanse autoriteiten. De minister heeft de relevante elementen van eiseres' asielrelaas als geloofwaardig geacht, maar niet voldoende om haar een asielvergunning te verlenen.
De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiseres heeft geen gegronde vrees voor vervolging kunnen aantonen, en de rechtbank heeft geen reden gezien om te twijfelen aan de mogelijkheid van bescherming in Jordanië. De uitspraak bevestigt dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft, en eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.