ECLI:NL:RBDHA:2024:17915

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
NL24.35056
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 29 oktober 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag op 6 september 2024 afgewezen, met het argument dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 8 oktober 2024 behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Dit houdt in dat de beslissing van de minister om de aanvraag niet in behandeling te nemen, wordt gehandhaafd. De rechtbank legt uit dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Spanje gedaan, waarop Spanje niet tijdig heeft gereageerd, wat wordt gezien als acceptatie van het verzoek.

Eiseres heeft aangevoerd dat er geen vertrouwen meer kan worden gesteld in Spanje op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, en dat zij het slachtoffer is van mensenhandel. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd om haar claims te onderbouwen. De minister heeft terecht geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat Spanje niet aan zijn verplichtingen zal voldoen. Ook de argumenten over de bijzondere kwetsbaarheid van eiseres worden door de rechtbank verworpen, omdat er geen overtuigend bewijs is dat haar psychische toestand een overdracht aan Spanje onredelijk zou maken.

De rechtbank besluit dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.35056

uitspraak van de enkelvoudige kamer 29 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. M.O. Wattilete),
en
de minister van Asiel en Migratie [1]
(gemachtigde: mr. M.J.C. van der Woning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 6 september 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 8 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft hierop niet tijdig gereageerd. Dat staat gelijk aan het aanvaarden van het verzoek. [3]
Kan er voor Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan?
5. Eiseres voert aan dat er voor Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Dit betekent dat een overdracht achterwege moet blijven. Eiseres vreest voor een tekort aan opvangvoorzieningen waardoor er ook een tekort aan rechtsbijstandvoorzieningen is ontstaan. Zij verwijst hiervoor naar het AIDA-rapport 2023 update mei 2024. Daarnaast heeft eiseres in haar aanvullende gronden betoogt dat zij het slachtoffer is van mensenhandel en dat Spanje zich niet conform de Europeesrechtelijke verplichtingen gedraagt. [4] Spanje heeft geen aandacht voor slachtoffers van mensenhandel. Het doen van aangifte wordt erg moeilijk gemaakt en een eventuele aangifte wordt niet behandeld.
5.1.
Het betoog slaagt niet. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat er voor Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Op 24 juni 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) geoordeeld dat er voor Spanje nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. [5] De Afdeling overwoog dat het AIDA-rapport over 2023 geen ander beeld geeft dan de rapporten over voorgaande jaren. In deze eerdere rechtspraak zijn zowel de opvangvoorzieningen als de rechtsbijstand meegenomen. [6] Ook uit het door eiseres genoemde AIDA-rapport volgt niet dat er sprake is van een wezenlijke wijziging in de structurele tekortkomingen in de opvang ten opzichte van eerdere AIDA-rapporten. Uit de laatste update blijkt niet dat eiseres als Dublinclaimant geen recht zal hebben op opvang of rechtsbijstand in Spanje. Wat de verplichtingen ten aanzien van slachtoffers van mensenhandel betreft, stelt de minister zich terecht op het standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij het slachtoffer van mensenhandel is geworden. Zij heeft geen stukken overgelegd ter onderbouwing van dit betoog.
Had de minister toepassing moeten geven aan artikel 17 van de Dublinverordening?
6. Eiseres voert aan dat de minister vanwege haar bijzondere omstandigheden toepassing had moeten geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Eiseres heeft in Spanje traumatische ervaringen moeten ondergaan. Dit maakt haar een bijzonder kwetsbaar persoon. Eiseres is zodanig verward en angstig dat de minister een onderzoek uit moet voeren of een overdracht aan Spanje wel plaats kan vinden. Deze gesteldheid van eiseres blijkt uit het overgelegde GZA-dossier. Vanwege deze ernstige psychische problemen wilde het COa eiseres in een intensief begeleidende opvang plaatsen ter observatie. Door de psychische problemen van eiseres zou een overdracht aan Spanje van onevenredige hardheid getuigen.
6.1.
Het betoog slaagt niet. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een bijzonder kwetsbaar persoon is. Uit het GZA-dossier blijkt niet van zulke ernstige psychische problemen dat een overdracht onevenredig zou zijn. Uit het dossier blijkt dat eiseres enkel voor fysieke klachten naar het GZA is geweest. Zij is niet onder behandeling (geweest) van een psycholoog. Daarbij komt nog dat er alleen sprake is van een beschrijving van de klachten die eiseres heeft. Daar wordt geen conclusie aan verbonden door een verpleegkundige of arts. Als eiseres al gevolgd zou worden in haar betoog, mag de minister er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanuit gaan dat eiseres ook in Spanje de vereiste zorg zal krijgen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. T.J. Engberts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Hoewel het besluit van na 3 juli 2024 is, is het besluit ondertekend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Artikel 22, zevende lid, van de Dublinverordening.
4.Eiseres verwijst naar Asylum Information Database (AIDA) Country Report: Spain 2023, p. 69 e.v.
5.ABRvS 24 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2548.
6.ABRvS 8 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1481.