ECLI:NL:RBDHA:2024:17915
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 29 oktober 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag op 6 september 2024 afgewezen, met het argument dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 8 oktober 2024 behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Dit houdt in dat de beslissing van de minister om de aanvraag niet in behandeling te nemen, wordt gehandhaafd. De rechtbank legt uit dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Spanje gedaan, waarop Spanje niet tijdig heeft gereageerd, wat wordt gezien als acceptatie van het verzoek.
Eiseres heeft aangevoerd dat er geen vertrouwen meer kan worden gesteld in Spanje op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, en dat zij het slachtoffer is van mensenhandel. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd om haar claims te onderbouwen. De minister heeft terecht geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat Spanje niet aan zijn verplichtingen zal voldoen. Ook de argumenten over de bijzondere kwetsbaarheid van eiseres worden door de rechtbank verworpen, omdat er geen overtuigend bewijs is dat haar psychische toestand een overdracht aan Spanje onredelijk zou maken.
De rechtbank besluit dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.