ECLI:NL:RBDHA:2024:17901
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Kroatië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker. De verzoeker had tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie beroep ingesteld, waarin zijn asielaanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling. De verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij niet zou worden overgedragen aan Kroatië totdat op zijn beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft op 30 augustus 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel de verzoeker als de gemachtigden van de betrokken partijen aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeker een spoedeisend belang had bij de voorlopige voorziening, omdat hij de uitkomst van zijn beroep niet in Nederland mocht afwachten. De beroepsgronden van de verzoeker betroffen onder andere de vraag of zijn overdracht aan Kroatië moest worden verboden, gezien de zorgen over de naleving van internationale verplichtingen door de Kroatische autoriteiten.
De rechtbank heeft besloten om de behandeling van het beroep te schorsen in afwachting van een uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State, die op 28 september 2024 een zitting had over deze kwestie. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om de overdracht te schorsen toegewezen en bepaald dat de verzoeker niet mag worden overgedragen aan Kroatië totdat er een beslissing is genomen op het beroep. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 1.750,-. De uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier, en is openbaar gemaakt.