Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.BRITISH AMERICAN TOBACCO INTERNATIONAL (HOLDINGS) B.V.,
NICOVENTURES HOLDING LIMITED,
1.De procedure
- de dagvaarding met incidentele vorderingen van 14 april 2023, met 32 producties;
- de conclusie van antwoord in de hoofdzaak en de incidenten, met 24 producties;
- de akte overlegging aanvullende productie van BAT met productie 33;
- de brief van de Staat van 7 augustus 2023 met een reactie op die productie 33;
- het vonnis in incident van 16 augustus 2023 waarbij de incidentele vordering tot
- de dagbepaling van 10 april 2024 waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
- de met het oog op de mondelinge behandeling door BAT in het geding gebrachte
2.De feiten
4.1 Het tot stand brengen van een limitatieve lijst met smaakbepalende additieven
3.Het geschil
4.De beoordeling
vapes). Daarmee staat, anders dan de Staat ter discussie heeft gesteld, vast dat hun activiteiten (potentieel) getroffen worden door het smaakverbod en dat zij dus voldoende concreet belang hebben bij hun vordering die erop ziet de onrechtmatigheid en onverbindendheid van het smaakverbod vast te laten stellen.
Deze richtlijn harmoniseert niet alle aspecten van elektronische sigaretten of navulverpakkingen.
Het moet een lidstaat vrijstaan om voor aspecten die niet bij deze richtlijn geregeld worden, nationale wettelijke regelingen te handhaven of in te voeren die van toepassing zijn op alle in die lidstaat in die handel gebrachte producten, mits die verenigbaar zijn met het VWEU en de integrale toepassing van deze richtlijn niet in gevaar brengen".
Fernand Ullens de Schooten, ECLI:EU:C:2016:874), in samenhang met het arrest van dit hof van 19 januari 2017 (
Queisser Pharma, ECLI:EU:C:2017:26). De Staat bepleit dat het in deze zaak een zuiver interne situatie betreft: BAT BV als Nederlandse vennootschap die zich enkel richt(te) op de Nederlandse markt met niet in de EU-geproduceerde e-sigaretten en Nicoventures als vennootschap van buiten de EU die geen eigen activiteit heeft in (andere) EU-staten.
vapesin de EU produceert of laat produceren is, anders dan de Staat bepleit, dus niet van belang. Het komt in dit kader erop aan of de goederen uit derde landen in een lidstaat na afhandeling van de douaneformaliteiten in het vrije verkeer worden gebracht en vervolgens een grens tussen twee lidstaten passeren. De rechtbank begrijpt het (op de mondelinge behandeling aangevulde en onvoldoende weersproken) betoog van BAT in dit verband aldus, dat het concern waarvan BAT deel uitmaakt e-sigaretten laat produceren in China en dat deze e-sigaretten, vóór het smaakverbod in werking trad, via de haven van Antwerpen werden ingevoerd in de EU en in het vrije verkeer werden gebracht en vanuit die Belgische haven ten behoeve van BAT BV door tussenkomst van een dochtermaatschappij van Nicoventures naar Nederland werden vervoerd. Het smaakverbod heeft aan die grensovergang een einde gemaakt, althans de grensovergang is door het smaakverbod onmogelijk gemaakt. Er is dus geen sprake van een zuiver interne situatie en BAT BV is direct geraakt door het smaakverbod. Dat laatste kan niet gezegd worden van Nicoventures omdat niet is gesteld of anderszins gebleken dat zij zelf betrokken was bij de handel in
vapesen zij in dit verband niet vereenzelvigd kan worden met haar dochtermaatschappij. Alleen BAT BV komt dus een beroep toe op (schending van) het vrij verkeer van goederen.
vapes) van oktober 2023 op grond van een omvangrijke literatuurstudie onder meer dat de gezondheidsrisico’s van e-sigarettengebruik op lange termijn nog niet in volle omvang duidelijk zijn, maar dat wel bekend is dat e-sigaretten schadelijke producten zijn door de giftige stoffen en de (hoge) nicotineconcentraties in de e-vloeistof. In een door de Staat in het geding gebracht recent wetenschappelijk onderzoek wordt bovendien onder meer geconcludeerd tot een verhoogd risico op COPD, cardiovasculaire ziekten en beroerten bij het gebruik van e-sigaretten [2] . De gezondheidsrisico’s beperken zich niet tot nicotinehoudende vloeistoffen, maar gelden ook voor niet-nicotinehoudende vloeistoffen.
The industry has accelerated the introduction and marketing of flavoured products across regions in recent years. Research confirms that flavour is a primary reason why youth try e-cigarettes and other nicotine and tobacco products”. Daarbij komt dat in het rapport van de Scientific Committee on Health, Environmental and Emerging Risks van de Europese Commissie genaamd
Opinion on electronic cigarettesvan 16 april 2021 onder meer valt te lezen: “
Regarding flavours, consistent evidence was found that flavours attract both youth and adults to use electronic cigarettes. Flavours decrease harm perceptions and increase willingness to try and initiate use of electronic cigarettes. Adolescents consider flavour the most important attribute in these products and were more likely to initiate using through flavoured cigarettes[…]”. De conclusie van ander recent onderzoek [4] luidt: “
Results indicate potential for flavor restrictions to reduce use of e-cigarettes among adolescents and young adults and suggest that a tobacco flavor product standard may result in the greatest discontinuation of use”.
vapenaantrekkelijker maakt, zeker voor jongeren. De aantrekkelijkheid van de (veelal zoete) smaakjes voor jongeren – de Staat doelt daarmee op personen onder 25 jaar – staat daarmee voldoende vast.
vapen. Daarmee voldoet het smaakverbod ook aan het geschiktheidsvereiste.
vapendejongeren door het smaakverbod mogelijk niet zullen stoppen, maar zullen overstappen op sigaretten overtuigt niet. BAT wijst in dit verband op een passage uit het rapport van de door de rechtbank benoemde deskundigen Van Doorslaer en Pieterse, luidende: “
[…] de invoering van een smaakverbod in sommige staten van de VS heeft geleid tot een afname van de verkoop van e-sigaretten met smaken (niet van die zonder smaken) en een toename van de verkoop van gewone sigaretten (ten opzichte van de algemene dalende trend) in de twee jaren volgend op het verbod. Hoewel dit gold zowel voor sigarettenmerken die vooral door jongeren als door ouderen werden gerookt, geven de – weliswaar overtuigende – studies over verkoopcijfers van sigaretten en e-sigaretten geen uitsluitsel erover of dit voortkomt uit veranderingen in het start-, stop- of duaal rookgedrag bij verschillende leeftijdsgroepen”. Daarnaast wijst BAT op een recent Amerikaans onderzoek [5] waarin ook werd bevonden dat naar aanleiding van Amerikaanse smaakverboden tegenover de afname van gebruik van e-sigaretten onder jongvolwassenen een toename van het gebruik van reguliere sigaretten door diezelfde groep staat. Deze op de Amerikaanse situatie geënte onderzoeken zijn echter onvoldoende om de onderbouwing van de Staat van de geschiktheid van het smaakverbod op losse schroeven te zetten, omdat daaruit niet kan worden afgeleid dat de gezondheidswinst (nu en in de toekomst) doordat minder jongeren zullen starten met het roken van e-sigaretten (vrijwel) teniet wordt gedaan door de mogelijke stijging van de verkoop van reguliere sigaretten aan reeds
vapendejongeren. Daarbij weegt mee dat niet duidelijk is of die stijging mede wordt veroorzaakt door startende jonge rokers en dat deze stijging mede kan zijn veroorzaakt door zogenaamde
dual-users: (jonge) personen die al vóór de verboden reguliere sigaretten én e-sigaretten met smaak rookten en kennelijk na de verboden alleen nog reguliere sigaretten rookten, maar wel meer dan voorheen.
bubble gum”, het geven van voorlichting aan jongeren en het intensiveren van het toezicht gericht op het voorkomen van verkoop aan jongeren. Daarnaast is volgens BAT denkbaar dat het verbod een andere uitwerking zou hebben gekregen; niet een lijst van een gering aantal toegestane ingrediënten, maar slechts een lijst met een aantal verboden, gevaarlijke ingrediënten. De Staat hoeft niet aan te tonen dat de bescherming van de volksgezondheid niet met andere denkbare maatregelen kan worden bereikt. Hij hoeft dus ook niet de werkzaamheid van alle maatregelen die BAT denkbaar acht te weerleggen. Bovendien heeft de Staat naar het oordeel van de rechtbank terecht tegen de stellingen van BAT op dit punt ingebracht dat een lijst met niet-toegestane ingrediënten hoogstwaarschijnlijk niet zal kunnen voorkomen dat de industrie met de (vele) wel toegestane ingrediënten zoete smaken zal ontwikkelen die aantrekkelijk zijn voor jongeren.
de facto-verbod betreft. BAT voert aan dat met het beperkte aantal ingrediënten dat nog is toegestaan onder dit verbod – het zouden er volgens BAT bij secure bestudering van de samenstellingen eigenlijk slechts dertien in plaats van zestien zijn – geen voor de consument aanvaardbare e-sigaretten met tabakssmaak kunnen worden gemaakt. Deze stellingname wordt echter gelogenstraft door de omstandigheid dat het RIVM heeft vastgesteld dat op 1 maart 2024 451 producten met tabakssmaak in het EU-CEG-systeem waren aangemeld die zijn toegestaan. Dit aantal zou volgens de Staat inmiddels zijn gestegen tot ruim vijfhonderd producten. Deze vaststelling van het RIVM is door BAT onvoldoende gemotiveerd bestreden.
de factoverbod betreft. Nu de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld dat van een dergelijk verbod geen sprake is en dat oordeel niet is gebaseerd op de zojuist genoemde conclusie van het RIVM, maar op (markt)ontwikkelingen nadien, dient toewijzing van de incidentele vordering geen doel meer.
€ 178(plus verhoging zoals vermeld in de beslissing).