ECLI:NL:RBDHA:2024:17873
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser wegens ongeloofwaardige verklaringen en gebrek aan medische noodsituatie bij terugkeer
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren in 1980, diende op 30 november 2023 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister van Asiel en Migratie op 29 april 2024 als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 6 september 2024, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig zijn.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is. Eiser heeft zijn aanvraag gebaseerd op de moord op zijn familie en zijn ontvoering, maar de minister acht deze elementen ongeloofwaardig. De rechtbank stelt vast dat de minister de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig acht, maar de omstandigheden rondom de moord en ontvoering niet. Eiser heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd, wat afdoet aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft.
Daarnaast betoogt eiser dat hij op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) uitstel van vertrek had moeten krijgen vanwege een medische noodsituatie bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank oordeelt echter dat de minister terecht heeft gesteld dat de benodigde medische behandeling beschikbaar is in Nigeria en dat eiser niet heeft aangetoond dat deze behandeling voor hem feitelijk niet toegankelijk is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskostenvergoeding af.