ECLI:NL:RBDHA:2024:17873

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
NL24.21606
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser wegens ongeloofwaardige verklaringen en gebrek aan medische noodsituatie bij terugkeer

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren in 1980, diende op 30 november 2023 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister van Asiel en Migratie op 29 april 2024 als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 6 september 2024, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig zijn.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is. Eiser heeft zijn aanvraag gebaseerd op de moord op zijn familie en zijn ontvoering, maar de minister acht deze elementen ongeloofwaardig. De rechtbank stelt vast dat de minister de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig acht, maar de omstandigheden rondom de moord en ontvoering niet. Eiser heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd, wat afdoet aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft.

Daarnaast betoogt eiser dat hij op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) uitstel van vertrek had moeten krijgen vanwege een medische noodsituatie bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank oordeelt echter dat de minister terecht heeft gesteld dat de benodigde medische behandeling beschikbaar is in Nigeria en dat eiser niet heeft aangetoond dat deze behandeling voor hem feitelijk niet toegankelijk is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.21606

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Luijendijk),
en
de minister van Asiel en Migratie [1]
(gemachtigde: mr. J.H.A. van Eijk)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser is van Nigeriaanse nationaliteit en geboren op [geboortedatum] 1980. Hij heeft op 30 november 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 29 april 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 6 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. De ouders en zus van eiser zijn vermoord door bewakers uit de gemeenschap, omdat de vader van eiser verdacht werd van moord op de ‘chief priest’. Eiser is daarbij ontvoerd, vastgebonden, geblinddoekt en daarbij in zijn been geschoten. Hem is verteld dat als hij dit overleeft en terugkomt naar de gemeenschap hij alsnog vermoord zal worden. Hij is na het incident gered door een man die hem heeft verzorgd en waarmee hij later samen Nigeria heeft verlaten en naar Libië is gevlucht.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen: (1) de identiteit, nationaliteit en herkomst, (2) de moord op familie, ontvoering en gewelddadige behandeling.
5.1.
De minister heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. De moord op de gezinsleden van eiser, de ontvoering en gewelddadige behandeling wordt door de minister echter ongeloofwaardig geacht. De minister heeft het geloofwaardig geachte eerste element verder getoetst. Uit de verklaringen blijkt niet dat eiser een gegronde vrees voor vervolging heeft. Daarom krijgt hij geen verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Dat eiser uit Nigeria komt is op zichzelf niet genoeg om een risico op ernstige schade aan te nemen, ook van andere problemen is niet gebleken. De minister heeft eiser daarom ook geen verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 verleend. Aan eiser is ook geen uitstel van vertrek op grond van artikel 64, van de Vw 2000 verleend.
Geloofwaardigheid tweede relevante element
6. Eiser betoogt dat de minister de moord op zijn familie, de ontvoering en de gewelddadige behandeling door de minister ten onrechte niet geloofwaardig heeft geacht. Eiser is ten onrechte tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard. Hij heeft inderdaad verschillend verklaard in zijn relaas bij de POH-GGZ en tijdens het nader gehoor, maar hij heeft ook aangegeven dat hij bij het spreekuur van de POH-GGZ zodanig last had van psychische klachten dat hij niet het juiste verhaal durfde te vertellen. Hij was ernstig in de war en depressief. Daarbij heeft eiser last van diabetes, wat ook blijkt uit zijn medisch dossier. Mensen met diabetes kunnen vreemde dingen zeggen als hun bloedsuiker daalt. De minister had rekening moeten houden met de omstandigheden waaronder eiser de verklaringen bij de POH-GGZ heeft afgelegd. Ten aanzien van de tegenstrijdigheden in de verschillende gehoren over het jaar dat hij Nigeria heeft verlaten, betoogt eiser dat het erg lang geleden is dat hij Nigeria verliet en hem dit niet kan worden tegengeworpen. Daarnaast heeft eiser in de correcties en aanvullingen opheldering gegeven over het jaar dat hij is weggegaan. Gelet op het MediFirst-advies, waaruit blijkt dat eiser moeite heeft met verklaren, zou deze opheldering aanvaard moeten worden door de minister en kan geen exacte datum worden verwacht van eiser. De minister heeft zich ook ten onrechte op het standpunt gesteld dat het vreemd is dat eiser heeft verklaard dat de mannen tijdens de moord op de vader van eiser zes uren samen met eiser in de kamer waren, aangezien zij dan niet zijn vader hebben kunnen vermoorden. Eiser heeft al in de zienswijze toegelicht dat hij alleen in de kamer zat, maar de bewakers in de buurt waren. Als laatste stelt eiser dat het onredelijk is dat de minister uitgaat van tegenstrijdige verklaringen over de man die eiser heeft gered. Eiser heeft dit namelijk in de correcties en aanvullingen gecorrigeerd.
6.1.
Dit betoog slaagt niet. De minister heeft de moord op de familie van eiser, de ontvoering en gewelddadige behandeling van eiser niet ten onrechte niet geloofwaardig geacht. De minister werpt eiser terecht tegen dat er sprake is van tegenstrijdigheden in zijn verklaringen bij de POH-GGZ en tijdens de gehoren, alsook dat deze tegenstrijdigheden afdoen aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij niet in staat was juist te verklaren bij de GGZ dan wel tijdens het gehoor. De minister stelt terecht dat uit de door eiser overlegde medische stukken niet blijkt dat hij als gevolg van zijn medische omstandigheden niet duidelijk kan verklaren. Het gegeven dat eiser last heeft van depressieve klachten maakt dit niet anders, nu dit niet automatisch betekent dat eiser niet consistent kon verklaren. Wat betreft de wisselende verklaringen over het jaar dat eiser Nigeria heeft verlaten, wijst de minister er terecht op dat eiser is tegengeworpen dat de jaartallen van zijn vertrek uit Nigeria vijf jaren uiteenlopen en dat hem niet wordt tegengeworpen dat hij de exacte datum niet wist. Uit het MediFirst-advies volgt dat eiser wel degelijk in staat is om data omtrent zijn asielrelaas te noemen, wanneer het gaat om jaartallen en in de bestreden beschikking is daarom terecht geconcludeerd dat er geen sprake is van verschonende omstandigheden. De minister werpt eiser ook terecht tegen dat hij tegenstrijdig verklaard heeft over de mannen die hem bewaakten. Zo heeft eiser eerst verklaard dat de mannen constant bij hem in de kamer waren [2] en heeft hij later in hetzelfde gehoor verklaard dat hij de hele tijd alleen in de kamer is geweest. [3] Dat eiser in de zienswijze heeft uitgelegd dat de mannen in de buurt waren en niet in dezelfde kamer maakt dit niet anders, dit is namelijk nog steeds tegenstrijdig met eerdere verklaringen. Ditzelfde geldt voor de tegenstrijdige verklaringen over de man die eiser heeft gered.
Artikel 64 van de Vw 2000
7. Eiser betoogt dat de minister aan hem uitstel van vertrek had moeten verlenen op grond van artikel 64, van de Vw 2000, omdat er bij terugkeer naar zijn land van herkomst een medische noodsituatie zal ontstaan. Een gedwongen terugkeer levert daarom strijd op met artikel 3 EVRM, eiser heeft namelijk diabetes en in het land van herkomst zal hij geen toegang hebben tot de benodigde medicatie. Uit het BMA-advies van 1 november 2023 blijkt dat de benodigde medicijnen beschikbaar zijn in Abuja, maar die zijn feitelijk niet toegankelijk voor eiser. Dit is namelijk een reis van ruim negen uur vanaf [dorp], het geboortedorp van eiser. Eiser heeft geen beschikking over een auto, heeft geen financiële middelen en heeft ook geen sociaal netwerk in Nigeria, waardoor eiser niet de mogelijkheid zal hebben om over deze medicatie te beschikken. Hij verwijst ook naar het Algemeen Ambtsbericht inzake Nigeria waaruit volgens hem volgt dat terugkeerders zonder hulp en ondersteuning van een sociaal netwerk zich moeilijk zelfstandig staande kunnen houden. Uit dit ambtsbericht blijkt ook dat niet overal hulp van organisaties beschikbaar is. De minister kan in alle redelijkheid niet van eiser verlangen dat hij terugkeert, omdat hij daar te kwetsbaar voor is en afhankelijk van zijn medicijnen om in leven te blijven. De kans is ook groot dat hij financieel niet voor zichzelf kan zorgen. Hij is te kwetsbaar als gevolg van zijn diabetes, hoge bloeddruk, psychische problemen en depressie.
7.1.
Dit betoog slaagt niet. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat aan eiser geen uitstel van vertrek hoeft te worden verleend. Uit het BMA-advies van 1 november 2023 volgt dat ten aanzien van de diabetes in combinatie met de risicofactoren van eiser een medische noodsituatie binnen de indicatieve termijn zal ontstaan bij het ontbreken van medische behandeling. Uit het advies volgt echter ook dat de door eiser benodigde medische behandeling beschikbaar is in Nigeria, alsook dat dit voldoende is om een dergelijke noodsituatie te voorkomen. In zo een geval is het aan eiser om aan te tonen dat de benodigde behandeling voor hem feitelijk niet toegankelijk is. [4] De minister heeft terecht gesteld dat dat eiser dit niet heeft aangetoond. Eiser heeft geen inzicht gegeven in de daadwerkelijke kosten van de behandeling en zijn financiële situatie. Daarnaast heeft eiser geen onderzoek gedaan of de benodigde medicatie beschikbaar is op een locatie dichterbij zijn geboortedorp en heeft hij niet aangetoond dat het voor hem niet mogelijk is om dichterbij een instelling te gaan wonen waar de benodigde medicatie beschikbaar is. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat er geen organisaties of personen zijn die hem kunnen bijstaan. De minister heeft concrete organisaties genoemd die eiser kunnen ondersteunen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze organisaties hem niet kunnen of willen helpen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Steenbeek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Rapport nader gehoor p. 11
3.Rapport nader gehoor p. 21.
4.Werkinstructie 2024/2 artikel 64 Vw, p. 13 en 14.