ECLI:NL:RBDHA:2024:17872
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser, die stelde dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had zijn asielaanvraag op 22 maart 2023 ingediend, waarna de minister op 17 mei 2023 Polen verzocht om eiser over te nemen op basis van de Dublinverordening. Dit verzoek werd door de Poolse autoriteiten op 24 mei 2023 geaccepteerd. Echter, de minister heeft op 16 juni 2023 schriftelijk laten weten de aanvraag niet in behandeling te nemen, wat leidde tot de rechtszaak.
De rechtbank overwoog dat de minister pas per 25 november 2023 verantwoordelijk werd voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat eiser niet tijdig aan Polen was overgedragen. Dit betekende dat de minister in beginsel uiterlijk op 25 mei 2024 op de aanvraag had moeten beslissen. Echter, door een nieuw besluit, WBV 2023/3, dat op 27 januari 2023 in werking trad, was de beslistermijn voor asielaanvragen die tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024 waren ingediend met negen maanden verlengd. Hierdoor moest de minister uiterlijk op 25 februari 2025 beslissen op de aanvraag van eiser.
De rechtbank concludeerde dat de termijn om te beslissen nog niet was verstreken op het moment dat eiser een ingebrekestelling indiende. Dit maakte de ingebrekestelling prematuur, waardoor niet was voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser daarom niet-ontvankelijk. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. G.P. Loman, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier, en werd op 30 oktober 2024 openbaar gemaakt.