ECLI:NL:RBDHA:2024:17872

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
NL24.33032
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser, die stelde dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had zijn asielaanvraag op 22 maart 2023 ingediend, waarna de minister op 17 mei 2023 Polen verzocht om eiser over te nemen op basis van de Dublinverordening. Dit verzoek werd door de Poolse autoriteiten op 24 mei 2023 geaccepteerd. Echter, de minister heeft op 16 juni 2023 schriftelijk laten weten de aanvraag niet in behandeling te nemen, wat leidde tot de rechtszaak.

De rechtbank overwoog dat de minister pas per 25 november 2023 verantwoordelijk werd voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat eiser niet tijdig aan Polen was overgedragen. Dit betekende dat de minister in beginsel uiterlijk op 25 mei 2024 op de aanvraag had moeten beslissen. Echter, door een nieuw besluit, WBV 2023/3, dat op 27 januari 2023 in werking trad, was de beslistermijn voor asielaanvragen die tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024 waren ingediend met negen maanden verlengd. Hierdoor moest de minister uiterlijk op 25 februari 2025 beslissen op de aanvraag van eiser.

De rechtbank concludeerde dat de termijn om te beslissen nog niet was verstreken op het moment dat eiser een ingebrekestelling indiende. Dit maakte de ingebrekestelling prematuur, waardoor niet was voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser daarom niet-ontvankelijk. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. G.P. Loman, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier, en werd op 30 oktober 2024 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.33032
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V nummer]

(gemachtigde: mr. J.M. Niemer) en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2

Is het beroep ontvankelijk en gegrond?

3. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) wordt op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw in beginsel zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking gegeven.
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
4. In artikel 42, zesde lid, van de Vw is bepaald dat indien in het kader van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw wordt onderzocht of de aanvraag op grond van artikel 30 van de Vw niet in behandeling dient te worden genomen, de termijn bedoeld in het eerste lid van artikel 42 van de Vw aanvangt op het tijdstip waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek.
5. Eiser heeft op 22 maart 2023 zijn asielaanvraag in Nederland ingediend. Op 17 mei 2023 heeft verweerder Polen verzocht eiser op grond van artikel 12, tweede of derde lid, van de Dublinverordening over te nemen. De Poolse autoriteiten hebben dit verzoek op 24 mei 2023 geaccepteerd. Verweerder heeft eiser bij beschikking van 16 juni 2023 schriftelijk laten weten zijn aanvraag niet in behandeling te nemen.
6. De rechtbank stelt vast dat eiser niet tijdig aan Polen is overgedragen. Verweerder is dan ook per 25 november 2023 verantwoordelijk geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Dat betekent dat verweerder, met toepassing van artikel 42, eerste lid, van de Vw, in beginsel uiterlijk op 25 mei 2024 op de aanvraag had moeten beslissen.
7. Sinds 27 januari 2023 is het besluit met kenmerk WBV 2023/3 van kracht.3 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 met negen maanden zijn verlengd. De asielaanvraag van eiser valt onder het toepassingsbereik van dit besluit. Dit betekent dat de beslistermijn in zijn zaak met negen maanden is verlengd en dat verweerder uiterlijk op 25 februari 2025 op de aanvraag van eiser moet beslissen.
8. De termijn om te beslissen op de aanvraag van eiser was nog niet verstreken toen hij de ingebrekestelling indiende bij verweerder. De ingebrekestelling is daarmee prematuur. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6;12, tweede lid, van de Awb.
9. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.
3 Staatscourant van 26 januari 2023, nr. 3235.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
30 oktober 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.