ECLI:NL:RBDHA:2024:17865
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asiel met proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. De verzoeker, van Armeense nationaliteit, had een herhaalde aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Minister van Asiel en Migratie op 28 september 2024 was afgewezen. De minister verklaarde de aanvraag niet-ontvankelijk. Hiertegen heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 24 oktober 2024 was de verzoeker aanwezig, bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde, en was er een tolk aanwezig. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de verzoeker van Armeense nationaliteit is en geboren in 1999. Op dezelfde dag heeft de rechtbank uitspraak gedaan in een andere zaak (NL24.39036) waarin het beroep van de verzoeker gegrond werd verklaard. Hierdoor was de voorlopige voorziening niet meer nodig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen. Echter, gezien de uitkomst van de bodemzaak heeft de voorzieningenrechter de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten die de verzoeker heeft gemaakt, vastgesteld op € 875,- voor de rechtsbijstand.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.