ECLI:NL:RBDHA:2024:17864

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
NL24.13671
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Somalische minderjarige met vrees voor genitale verminking en ontvoering door Al Shabaab

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Somalische minderjarige, eiseres, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de Minister van Asiel en Migratie. Eiseres, die op 14 juni 2022 een aanvraag indiende, stelt dat zij het slachtoffer is van genitale verminking en vreest voor ontvoering door Al Shabaab bij terugkeer naar Somalië. De rechtbank behandelt de zaak op 10 oktober 2024 en concludeert dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met het bewijsvermoeden dat eiseres bij terugkeer een reëel risico loopt op herhaalde genitale verminking. De rechtbank oordeelt dat de minister zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de omkering van de bewijslast en dat het aan de minister is om het vermoeden te weerleggen dat eiseres in gevaar is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met deze uitspraak. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.13671

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. J.J. de Vries),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. S. Franka).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Eiseres stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. Zij heeft op 14 juni 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 27 maart 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1
De rechtbank heeft het beroep op 10 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, L. Sahrif Hashem als tolk, de voogd van Stichting Nidos M.R.M. Bekhuis en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres was op 25 mei 2022 onderweg naar haar privéschool en zag twee verdachte mannen. De mannen achtervolgden eiseres. Eiseres ging naar politieagenten bij een controlepost in de buurt. De mannen zijn daarna vertrokken. Toen eiseres thuis kwam, heeft haar oma gezegd dat de mannen mogelijk bij Al Shabaab horen, omdat zij hun gezichten hadden bedekt. Op advies van haar oma is eiseres naar het huis van de buurvrouw gegaan. Die avond kwamen mannen bij het huis van haar oma die op zoek waren naar eiseres en vragen stelde over eiseres. De oma van eiseres is door de mannen mishandeld. Op advies van de buurvrouw is eiseres op 26 mei 2022 naar een huis van verre familieleden ([A] en haar zoon [B]) in Towfik gegaan. In Towfik heeft [B] eiseres meerdere keren ongewenst aangeraakt en verteld dat hij met haar wil trouwen. Twee dagen na de aankomst van eiseres in Towfik, kwam de oma van eiseres op bezoek en vertelde haar dat de mannen nog een keer zijn langsgekomen en hebben gezegd dat zij eiseres willen meenemen. De oma van eiseres heeft haar vertrek uit Somalië geregeld en eiseres is op 12 juni 2022 vertrokken. Na haar vertrek zijn de mannen nog een keer bij de oma van eiseres geweest maar zij was toen niet thuis. Eiseres vreest bij een terugkeer naar Somalië dat zij door Al Shabaab zal worden meegenomen en met een man van Al Shabaab moet trouwen.
Verder heeft eiseres verklaard dat zij op 10 jarige leeftijd volgens de Sunni methode (de lichte methode) is besneden. Eiseres vreest dat zij bij een terugkeer naar Somalië nogmaals, volgens de Fironi methode (de extreme methode) zal worden besneden.
Het standpunt van de minister
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Problemen met Al Shabaab;
  • In Towfik heeft de zoon van het huis waar eiseres verbleef haar ongewenst aangeraakt.
De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiseres over haar identiteit, nationaliteit en herkomst en de verklaringen over de zoon in Towfik die haar ongewenst heeft aangeraakt, geloofwaardig zijn. De minister acht de verklaringen over de problemen met Al Shabaab niet geloofwaardig. Eiseres heeft volgens de minister onvoldoende gedetailleerd, vaag en bevreemdingwekkend over de gebeurtenissen verklaard.
Over de geloofwaardig geachte elementen heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade zoals bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw [1] . De minister ziet geen reden om op grond van paragraaf C2/3.3 van de Vc [2] een verblijfsvergunning te verlenen. Eiseres woont sinds haar vierde levensjaar in Mogadishu waar Al Shabaab niet aan de macht is. Eiseres hoeft ook niet te reizen door een gebied waar Al Shabaab wel aan de macht is. De minister ziet eveneens geen reden om op grond van paragraaf C7/30.4.3 van de Vc een verblijfsvergunning te verlenen. Eiseres heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat zij geen familielid of sociaal netwerk heeft waar zij voor opvang en bescherming op kan terugvallen. Eiseres kan voor bescherming en opvang terugvallen op haar oma.
De minister acht geloofwaardig dat eiseres genitaal is verminkt en dus reeds is blootgesteld aan een schending van artikel 3 van het EVRM [3] . Uit algemene bronnen volgt dat herbesnijdenis in Somalië niet gebruikelijk is en dat enkel een gedeeltelijke herhaalde verminking plaatsvindt na een bevalling of wanneer iemand gaat trouwen. Eiseres heeft niet uiteen gezet waarom zij denkt dat dit haar zal overkomen. Het is niet aannemelijk dat eiseres bij terugkeer gaat trouwen en eiseres is niet zwanger.
De aanrakingen door [B] aan de armen en schouder van eiseres worden door de minister niet gezien als ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. Verder is niet gesteld of gebleken dat [B] bij terugkeer voor problemen zal zorgen.
De minister heeft de asielaanvraag van eiseres daarom afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw. Verder heeft de minister uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 3.48, tweede lid onder b, van het Vb [4] zodat DT&V onderzoek kan doen naar adequate opvang in Somalië.
Het standpunt van eiseres
6. Eiseres voert aan dat de minister ten aanzien van de details in haar verklaringen onvoldoende rekening gehouden met haar jonge leeftijd. Eiseres is 15 jaar oud, heeft een lange reis afgelegd en de achtervolging in Somalië was voor haar een angstige situatie. De minister kan daarom niet verlangen dat eiseres zich alle details herinnert. Dat de details twijfelachtig zouden zijn, is onvoldoende om te bepalen dat de mannen niet tot Al Shabaab zouden behoren. De mannen zijn teruggegaan naar het huis van de oma en de oma heeft verklaard dat dit hoogstwaarschijnlijk mannen van Al Shabaab zijn, gelet op hun uiterlijke kenmerken. Eiseres merkt nog op dat uit artikel 3 van het IVRK [5] volgt dat het belang van het kind voorop moet worden gesteld, ook bij de beoordeling van de details van het asielrelaas. Eiseres wijst verder op artikel 31, zesde lid, onder e, van de Vw waaruit volgt dat zij het voordeel van de twijfel dient te krijgen als haar asielrelaas in grote lijnen geloofwaardig is. Dat is volgens eiseres het geval.
Eiseres voert verder aan dat bij terugkeer sprake is van gegronde vrees voor ontvoering door mannen van Al Shabaab die haar zullen dwingen te trouwen waarna een redelijke kans bestaat op een herhaalde genitale verminking. Eiseres wijst in dat kader op de informatie van EUAA over Somalië [6] . Eiseres benadrukt dat bij terugkeer naar Somalië sprake is van gegronde vrees voor een schending van artikel 3 van het EVRM en zij een reëel risico loopt op ernstige schade. Ten aanzien van het onderzoek naar adequate opvang bij terugkeer voert eiseres aan dat het voor haar onbegrijpelijk, en een ‘contradictio interminis’, is dat zij enerzijds moet nadenken over terugkeer terwijl zij bij terugkeer vreest voor haar leven. De minister kan dit niet verlangen van een vreemdeling die verzoekt om bescherming en vreest voor een onmenselijke behandeling, zeker als deze vreemdeling minderjarig is zoals eiseres.
De geloofwaardigheid van de problemen met Al Shabaab
7.1
De rechtbank is van oordeel dat de minister de problemen met Al Shabaab niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank acht daarvoor redengevend dat de minister heeft kunnen motiveren dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de mannen die haar hebben achtervolgd en opgezocht behoren tot Al Shabaab. Eiseres baseert dit enkel op het vermoeden van haar oma, die zich voor haar conclusie enkel heeft gebaseerd op de omschrijving van eiseres dat de mannen draadjes hadden en een sjaal droegen. Eiseres heeft dit vermoeden verder niet geconcretiseerd of anderszins onderbouwd dat haar oma op goede gronden aannam dat het om mannen van Al Shabaab zou gaan. De minister heeft de verklaringen van eiseres op dit punt daarom onvoldoende kunnen vinden om aan te nemen dat het om Al Shabaab zou gaan.
7.2
Eiseres heeft ook verder met haar verklaringen niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van problemen met Al Shabaab. Zo heeft de minister kunnen betrekken dat het op zich niet vreemd is dat de mannen een paar minuten achter haar aan hebben gelopen en heeft de minister het vreemd kunnen vinden dat eiseres bij de politiepost niet heeft verteld dat zij snoertjes en een batterij zou hebben gezien bij de mannen. Eiseres weet ook niet of de mannen die haar hebben achtervolgd dezelfde mannen zijn die later naar het huis van haar oma zijn gekomen. In dat kader heeft de minister kunnen tegenwerpen dat eiseres geen details kan geven over deze gebeurtenis. Zo kan eiseres niets vertellen over het aantal mannen, hoe ze eruit zagen, of ze zich hebben voorgesteld en of ze gewapend waren. De minister heeft het vreemd kunnen vinden dat eiseres niet aan haar oma om meer details heeft gevraagd over het bezoek. De rechtbank volgt eiseres niet in de stelling dat de minister haar vanwege haar jonge leeftijd niet kan verwijten dat zij onvoldoende gedetailleerd heeft verklaard. Zo volgt uit het verslag van het nader gehoor van 8 maart 2024 dat in eenvoudige taal en op een toegankelijke manier is geprobeerd om haar asielrelaas helder te krijgen. De minister heeft rekening gehouden met haar jonge leeftijd en haar voldoende in de gelegenheid gesteld om haar problemen naar voren te brengen. Dat eiseres slechts 13 jaar oud was toen de problemen zich hebben voorgedaan doet er niet aan af dat zij haar land is ontvlucht vanwege de vrees voor de mannen en dat het in de rede ligt dat eiseres meer over de mannen zou moeten kunnen verklaren. De rechtbank ziet ook verder geen aanleiding voor het oordeel dat de minister in strijd heeft gehandeld met de bepalingen van het IVRK. De minister heeft in de besluitvorming de belangen van het kind kenbaar betrokken en beoordeeld [7] . Eiseres heeft niet nader geconcretiseerd welke omstandigheden de minister in dat kader onvoldoende zou hebben betrokken. De beroepsgronden slagen niet.
7.3
Gelet op het voorgaande is de rechtbank met de minister van oordeel dat in het geval van eiseres geen reden is om haar op grond van artikel 31, zesde lid, van de Vw het voordeel van de twijfel te gunnen. Anders dan eiseres aanvoert, heeft de minister haar asielrelaas niet in grote lijnen geloofwaardig beschouwd. De beroepsgrond slaagt niet.
De problemen met [B]
8. De minister heeft de verklaring dat eiseres is Towfik aan haar armen en schouder is aangeraakt door [B] geloofwaardig bevonden. De rechtbank is met de minister van oordeel dat dit element niet kan worden aangemerkt als ernstige schade in de zin van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw en artikel 3 van het EVRM. Eiseres heeft dit standpunt van de minister ook niet weersproken en heeft ter zitting bevestigd dat zij bij een terugkeer naar Somalië niet heeft te vrezen voor [B].
Het risico op herhaalde genitale verminking
9.1
Ten aanzien van de verklaringen van eiseres over de vrees voor herhaalde genitale verminking heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat eiseres die vrees niet aannemelijk heeft gemaakt. Hoewel de minister geloofwaardig acht dat eiseres in het verleden is verminkt en daarom reeds is blootgesteld aan een schending van artikel 3 van het EVRM, ziet de minister geen duidelijke aanwijzingen dat zich dit bij terugkeer opnieuw zal voordoen. Volgens de minister volgt uit algemene bronnen dat herbesnijdenis in Somalië niet gebruikelijk is en dat enkel een gedeeltelijke herhaalde verminking plaatsvindt na een bevalling of wanneer iemand gaat trouwen. Eiseres heeft volgens de minister niet uiteen gezet waarom zij denkt dat dit haar zal overkomen. Het is niet aannemelijk dat eiseres bij terugkeer gaat trouwen en eiseres is niet zwanger.
9.2
De rechtbank overweegt als volgt. Eiseres heeft verklaard dat zij bij terugkeer naar Somalië vreest voor herhaalde genitale verminking. De rechtbank stelt vast dat de minister geloofwaardig acht dat eiseres reeds eerder het slachtoffer daarvan is geweest en dat daarmee haar recht op een menswaardige behandeling in de zin van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten voor de Europese Unie is geschonden. Dat betekent dat ingevolge artikel 4, vierde lid, van de Definitierichtlijn in beginsel moet worden aangenomen dat zulk gevaar bij terugkeer bestaat. De minister heeft in zoverre in het bestreden besluit ook verwezen naar artikel 31, vijfde lid, van de Vw. De rechtbank is echter van oordeel dat de minister het bewijsvermoeden van deze bepaling onvoldoende heeft laten meewegen in de beoordeling van de aannemelijkheid van de vrees. De minister overweegt immers dat het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat zij bij een terugkeer naar Somalië te maken zou krijgen met herbesnijdenis [8] . Daaruit blijkt dat de minister zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de omkering van de bewijslast als bedoeld in artikel 31, vijfde lid, van de Vw. De minister miskent dat het, gelet op het bewijsvermoeden van deze bepaling, niet aan eiseres is om haar vrees aannemelijk te maken, maar aan de minister om het vermoeden te weerleggen dat eiseres bij terugkeer een reëel risico loopt om slachtoffer te worden van een herhaalde genitale verminking. Alleen al om die reden is sprake van een motiveringsgebrek.
De rechtbank is verder van oordeel dat de minister er ook ter zitting niet in is geslaagd het bewijsvermoeden te weerleggen. Zo heeft de minister in de beoordeling van de vrees onvoldoende de persoonlijke omstandigheden en verklaringen van eiseres betrokken. De enkele verwijzing naar algemene informatie zegt onvoldoende over het concrete risico voor eiseres. De rechtbank volgt de minister verder niet in de aanname dat niet aannemelijk is dat eiseres bij een terugkeer gaat trouwen. Ook de omstandigheid dat eiseres thans niet zwanger is, betekent niet dat zij in de toekomst niet zwanger zou raken. Eiseres is immers een 15jarige jonge vrouw en de rechtbank acht minstens aannemelijk dat zij bij een terugkeer naar Somalië te maken zou krijgen met een huwelijk of de geboorte van een kind.
9.3
De rechtbank is van oordeel dat de minister niet heeft gemotiveerd dat de vrees van eiseres voor herhaalde genitale verminking niet aannemelijk is. De rechtbank acht het bestreden besluit in strijd met artikel 3:46 van de Awb [9] niet deugdelijk gemotiveerd. Het beroep is daarom gegrond. De beroepsgrond ten aanzien van adequate opvang in het land van herkomst, behoeft geen bespreking.

Conclusie en gevolgen

10. De minister heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als ongegrond. Het beroep is gegrond. De rechtbank ziet geen ruimte om de gebreken te passeren, de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de minister een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening moet houden met deze uitspraak.
11. De rechtbank veroordeelt de minister in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de minister op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Banda, rechter, in aanwezigheid van
mr. C.L.M. Celie, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Vreemdelingencirculaire 2000.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Vreemdelingenbesluit 2000.
5.Verdrag inzake de rechten van het kind.
6.European Union Agency for Asylum, “Forms and prevalence of repeated FGM” van 21 april 2023, p. 8.
7.Voornemen, p. 6-8.
8.Bestreden besluit, p. 3.
9.Algemene wet bestuursrecht.