ECLI:NL:RBDHA:2024:17862

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
C/09/658490 / HA ZA 23-1107
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vorderingen tot het (terug)plaatsen van deurbelcamera's en onrechtmatige gevaarzetting tussen buren

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, vordert eiser [naam 1] de verklaring voor recht dat hij gerechtigd is om een deurbelcamera met geluidsfunctie op te hangen naast de nieuwe toegangsdeur van zijn perceel, ondanks een eerder kortgedingvonnis dat hem dit verbiedt. Eiser stelt dat hij als eigenaar van het perceel het recht heeft om camera's te plaatsen ter bescherming van zijn eigendommen. Gedaagden, [naam 2] en [naam 3], verzetten zich hiertegen en vorderen in reconventie de verwijdering van de camera's en de nieuwe toegangsdeur, stellende dat deze onrechtmatige gevaarzetting opleveren en hun privacy schenden.

De rechtbank oordeelt dat de camera naast de nieuwe toegangsdeur inbreuk maakt op de privacy van [naam 2] en [naam 3], omdat deze ook geluidsopnames maakt van hun gesprekken. De rechtbank wijst de vordering van [naam 1] af en verklaart hem niet-ontvankelijk in zijn vordering om camera's aan de gevels van zijn woning te hangen. De rechtbank oordeelt dat de nieuwe toegangsdeur geen onrechtmatige gevaarzetting oplevert en wijst de vorderingen in reconventie van [naam 2] en [naam 3] af, behalve de vordering tot verwijdering van de deurbelcamera naast de oude toegangsdeur, waarvoor een dwangsom wordt opgelegd.

De proceskosten worden toegewezen aan [naam 2] en [naam 3], terwijl de kosten in reconventie worden gecompenseerd. Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Hartendorp en is openbaar uitgesproken op 4 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel
Zaaknummer: C/09/658490 / HA ZA 23-1107
Vonnis van 4 september 2024
in de zaak van
[naam 1], te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat: mr. J.H. Bargeman, te Rotterdam,
tegen

1.[naam 2] , te [woonplaats] ,

gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat: mr. P.M. Jongeling, te Den Haag,

2.[naam 3] , te [woonplaats] ,

gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. P.M. Jongeling, te Den Haag,

3.3. [naam 4] , te [woonplaats] ,

gedaagde in conventie,
niet verschenen.
Partijen worden hierna ‘ [naam 1] ’, ‘ [naam 2] ’, ‘ [naam 3] ’ en ‘ [naam 4] ’ genoemd. Partijen worden gezamenlijk [naam 2] c.s. genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van 28 november 2023, met producties 1 tot en met 12;
- het op de rol van 20 december 2023 tegen [naam 4] verleende verstek;
- de conclusie van antwoord van [naam 2] en [naam 3] , tevens conclusie van eis in reconventie van 31 januari 2024, met producties 1 tot en met 4;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte voorwaardelijke eiswijziging van 12 maart 2024, met productie 13; en
- het tussenvonnis van 3 april 2024, waarbij een plaatsopneming is bevolen en een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
De plaatsopneming heeft op 18 juni 2024 in het bijzijn van [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] en hun advocaten plaatsgevonden aan de achterzijde van de [adres 1] te [woonplaats] . Van de waarnemingen is een proces-verbaal opgemaakt. Partijen hebben aansluitend tijdens de mondelinge behandeling hun standpunten toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt die zijn toegevoegd aan het griffiedossier.
1.3.
Na de mondelinge behandeling is de zaak aangehouden voor overleg tussen partijen over een minnelijke regeling. Partijen hebben op de rol van 24 juni 2024 gevraagd vonnis te wijzen. Vervolgens is een datum voor het wijzen van dit vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn buren van elkaar in [woonplaats] . [naam 1] woont op het adres [adres 1] (in onderstaande afbeelding perceelnummer [perceelnummer 1] ), [naam 2] en [naam 3] wonen op het adres [adres 2] (perceelnummer [perceelnummer 2] ) en [naam 4] woont op het adres [adres 3] (perceelnummer [perceelnummer 3] ). De achterzijden van deze percelen grenzen aan een erf dat in eigendom toebehoort aan de gezamenlijke eigenaren van de VvE (perceelnummer [perceelnummer 4] ).
[Afbeelding verwijderd inverband metprivacygevoelige informatie]
2.2.
Het gemeenschappelijke erf wordt door partijen de ‘
back alley’ genoemd. Ten gunste van [naam 1] is een erfdienstbaarheid gevestigd om vanaf zijn perceel met gebruikmaking van de
back alleyte komen en te gaan naar de openbare weg.
2.3.
Het perceel van [naam 1] wordt van de
back alleyafgescheiden door een schutting. Vanuit deze schutting bezien bevindt zich aan de rechterkant de carport van [naam 2] en [naam 3] en aan de overzijde de carport van [naam 4] .
2.4.
Aan de achterzijde van het perceel van [naam 1] bevindt zich een toegangsdeur in de schutting (hierna: ‘de oude toegangsdeur’). Aan de rechterzijde van de schutting, de zijde die grenst aan de carport van [naam 2] en [naam 3] , heeft [naam 1] in mei 2021 een tweede deur gerealiseerd (hierna: ‘de nieuwe toegangsdeur’).
2.5.
[naam 1] heeft (in het verleden) meerdere camera’s aan en om zijn woning geplaatst: een deurbel met camerafunctie naast de nieuwe toegangsdeur (‘camera 1’), een deurbel met camerafunctie naast de oude toegangsdeur (‘camera 2’), een bolcamera aan de dakgoot van zijn woning (‘bolcamera’) en een camera in de serre.
2.6.
[naam 2] c.s. hebben op 15 november 2022 [naam 1] in kort geding (met zaak- en rolnummer C/09/638079 / KG ZA 22/1006) gedagvaard en verwijdering van camera’s gevorderd. De voorzieningenrechter heeft op 30 november 2022 mondeling uitspraak in het kort geding gedaan, die is vastgelegd in een proces-verbaal van de zitting (hierna: het kortgedingvonnis). De beslissing in conventie in het kortgedingvonnis luidt, voor zover hier relevant:

De voorzieningenrechter:
in conventie

2.1. veroordeelt [naam 1] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de camera naast de nieuwe toegangsdeur naar zijn perceel (camera 1) en de bolcamera aan de dakgoot van zijn woning te verwijderen en deze vervolgens verwijderd te houden;
2.2.
verbiedt [naam 1] om op een zodanige manier een camera aan zijn schutting, gevel of dakgoot te bevestigen dat daarmee beelden van de tuin en/of de woning van [naam 3] c.s. kunnen worden opgenomen;
2.3.
verbiedt [naam 1] om een camera te installeren die de mogelijkheid heeft om geluid op te nemen;
2.4.
bepaalt dat [naam 1] een dwangsom verbeurt van € 100,-- voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat hij in strijd handelt met één of meer van de in 2.1. tot en met 2.3. genoemde vorderingen, tot een maximum van € 5.000,--;
(…)
2.7.
Partijen hebben geen hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
2.8.
Bij brief van 9 maart 2023 heeft de advocaat van [naam 1] aan de advocaat van [naam 2] c.s. voorgesteld in overleg te gaan over de bevestiging van nieuwe camera’s.
2.9.
Namens [naam 1] is op 25 oktober 2023 aan de advocaat van [naam 2] c.s. een brief met de volgende inhoud gestuurd:

Mocht u willen voorkomen dat een procedure wordt opgestart, dan dient u mij uiterlijk 1 november a.s. te berichten dat het cliënt vrijstaat om de deurbelcamera weer naast de toegangsdeur tot zijn tuin kan ophangen zonder dat u aanspraak zult maken op de dwangsommen op grond van het vonnis.
Daarnaast bericht ik u dan cliënt op korte termijn een nieuwe camera aan de gevel zal installeren. Deze camera zal uitsluitend gericht zijn op de eigen tuin van cliënt, zodat cliënt binnen de reikwijdte van het verbod van de voorzieningenrechter blijft. Het vonnis behelst uitdrukkelijk niet dat, in tegenstelling tot hetgeen u wellicht veronderstelt, dat cliënt in het geheel geen camera aan de gevel mag ophangen.
2.10.
[naam 2] heeft per e-mail op 31 oktober 2023 laten weten niet akkoord te gaan en dwangsommen op te eisen als [naam 1] de deurbelcamera terugplaatst en/of een nieuwe camera aan de gevel installeert.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[naam 1] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat hij gerechtigd is om een (deurbel)camera met geluidsfunctie op te hangen naast de nieuwe toegangsdeur tot zijn perceel, in weerwil van het verbod uit het kortgedingvonnis;
II. te verklaren voor recht dat hij gerechtigd is om camera’s aan de gevels van zijn woning te hangen, meer in het bijzonder aan de achtergevel, waarmee zijn eigen perceel wordt gefilmd;
III. [naam 2] c.s. te verbieden om jegens hem executiemaatregelen te nemen op grond van het verbod onder 2.1, 2.2 en 2.3 van het kortgedingvonnis, in het geval hij een (deurbel)camera met geluidsfunctie ophangt naast de nieuwe toegangsdeur tot zijn perceel en/of een camera aan de achtergevel van zijn woning die uitsluitend in zijn eigen perceel filmt, op straffe van een dwangsom van € 750,00 per dag of dagdeel dat executiemaatregelen van kracht zijn met een maximum van € 20.000,00;
IV. [naam 2] c.s. te veroordelen in de kosten en nakosten van deze procedure.
3.2.
[naam 1] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij in beginsel gerechtigd is om als eigenaar van zijn perceel gebruik te maken zoals hem dat goeddunkt en dat hij dus ook camera’s mag ophangen. Indien een belangenafweging gemaakt moet worden, moet zijn belang om camera’s op te hangen prevaleren boven dat van zijn buren.
3.3.
[naam 2] en [naam 3] voeren verweer en concluderen [naam 1] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen, dan wel zijn vorderingen af te wijzen, althans een eventuele toewijzing van de vorderingen niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[naam 2] en [naam 3] vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [naam 1] te veroordelen tot:
I. het afsluiten en afgesloten houden van de nieuwe toegangsdeur in de schutting aan de zijde van de carport van [naam 2] ;
II. het verwijderen en verwijderd houden van de camera bij de oude toegangsdeur in de schutting;
III. het verwijderen en verwijderd houden van de camera in de uitbouw/serre van de woning van [naam 1] ;
alle op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag of dagdeel dat [naam 1] niet aan de veroordeling voldoet, met een maximum van € 50.000,00.
3.6.
[naam 2] en [naam 3] leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat met het realiseren van de nieuwe toegangsdeur sprake is van onrechtmatige gevaarzetting en dat de camera’s een grote inbreuk maken op hun privacy.
3.7.
[naam 1] voert verweer en concludeert de vorderingen in reconventie af te wijzen, met veroordeling van [naam 2] en [naam 3] in de kosten.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Ontvankelijkheid
4.1.
[naam 2] en [naam 3] voeren aan dat [naam 1] een aantal vorderingen instelt ten aanzien van de woning, die het gezamenlijk eigendom is van zowel [naam 1] als diens partner Georgia Maureen van Thol. Uit de dagvaarding is niet kenbaar dat de rechtsvorderingen zijn ingesteld namens de gemeenschap, zodat [naam 1] niet-ontvankelijk verklaard moet worden in zijn vorderingen.
4.2.
De rechtbank verwerpt het verweer van [naam 2] en [naam 3] , allereerst omdat het plaatsen respectievelijk verwijderen van een camera een beheersdaad is, die door een van de deelgenoten van een gemeenschap kan worden uitgevoerd. Voor een dergelijke vordering is het dus niet noodzakelijk dat alle deelgenoten in rechte betrokken worden. Daarnaast geldt dat [naam 1] gelijk heeft dat er geen vorderingen zijn ingesteld ter verkrijging van een rechterlijke uitspraak ten behoeve van de gemeenschap. Deze bodemprocedure vloeit echter voort uit de eerdere kortgedingprocedure die tussen [naam 2] c.s. – in die procedure als eisers – en [naam 1] – in die procedure als gedaagde – is gevoerd. Destijds is (alleen) [naam 1] in persoon door [naam 2] c.s. betrokken in de procedure bij de voorzieningenrechter met een bevel de camera’s aan zijn woning te verwijderen. Dit heeft geleid tot een veroordeling van [naam 1] tot verwijdering van een aantal camera’s (zie randnummer 2.6 voor het dictum). [naam 1] heeft in deze bodemprocedure een verklaring voor recht gevorderd dat het hem is toegestaan de (deurbel)camera naast de nieuwe toegangsdeur weer te bevestigen en een camera aan de gevel van zijn woning te plaatsen en dat [naam 2] c.s., als hij de camera’s ophangt, geen dwangsommen kunnen opeisen op grond van het kortgedingvonnis. De vorderingen hebben dus geen betrekking op de gemeenschap maar zien op de executie van het tussen [naam 1] en [naam 2] c.s. gewezen kortgedingvonnis. [naam 1] is dus ontvankelijk in zijn vorderingen.
De (deurbel)camera naast de nieuwe toegangsdeur
4.3.
De rechtbank zal allereerst beoordelen of het gebruik van de (deurbel)camera naast de nieuwe toegangsdeur inclusief de mogelijkheid om geluidsopnames te maken onrechtmatig is. Dat is het geval als de camera gericht is op de woning of leefomgeving van [naam 2] c.s. en daardoor inbreuk wordt gemaakt op hun recht op privacy. Een rechtvaardigheidsgrond kan de onrechtmatigheid wegnemen. Daarvoor moet een afweging worden gemaakt tussen enerzijds de ernst van de inbreuk op het privacyrecht en anderzijds de belangen die met de inbreuk makende handelingen redelijkerwijs kunnen worden gediend. Daarbij kan worden meegewogen of de belangen ook op een andere, minder verstrekkende manier, bereikt kunnen worden.
4.4.
Tijdens de plaatsopneming is geconstateerd dat de camera naast de nieuwe toegangsdeur zich op circa 1,20 meter hoogte bevindt, op een afstand van 30 centimeter van de carport van BridjmohanMartina en [naam 3] . De camera maakt beeld- en geluidsopnamen en slaat aan op het moment dat beweging in het ingestelde vlak wordt waargenomen. [naam 1] heeft de camera zo ingesteld dat ruim de helft van het beeld zwart is gemaakt. Deze instelling is door [naam 1] aan te passen. Het ingestelde vlak omvat een strook grond van circa een halve meter breed naast de schutting, die naar het einde van de schutting iets breder uitloopt. Op het moment dat de camera aanslaat worden ook geluidsopnamen gemaakt. Hiermee worden gesprekken in de tuin en carport van [naam 2] en [naam 3] opgenomen, in ieder geval als de roldeur van hun garage/carport geopend is.
4.5.
De rechtbank oordeelt dat met deze camera inbreuk wordt gemaakt op het privacyrecht van [naam 2] c.s.. Het kunnen opnemen van gesprekken in achtertuin en (de ruimte voor) de carport van [naam 2] en [naam 3] vormt een inbreuk op dit recht. Het gebruik van de camera is daarom in beginsel onrechtmatig. [naam 1] heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit afgeleid moet worden dat in dit geval een rechtvaardigheidsgrond bestaat die de onrechtmatigheid wegneemt. De niet met stukken onderbouwde en door [naam 2] en [naam 3] betwiste stelling dat in het verleden veel ingebroken werd in de omgeving van de woning, is een onvoldoende onderbouwing. Daarbij komt dat zijn doel, bescherming en behoud van eigendommen, ook bereikt kan worden door uitsluitend beeldopnamen te maken van die eigendommen, bijvoorbeeld door alleen de schutting te filmen. Voor de realisatie van dat doel is het niet nodig om tegelijkertijd geluidsopnames te maken, waarmee ook gesprekken van [naam 2] en [naam 3] op en voor hun eigen perceel kunnen worden vastgelegd. De gevorderde verklaring voor recht om een camera met geluidsfunctie naast de nieuwe toegangsdeur op te hangen moet worden afgewezen.
De camera’s aan de gevels
4.6.
[naam 1] vordert een verklaring voor recht dat hij camera’s aan de gevels van zijn woning mag ophangen, waarmee zijn eigen perceel wordt gefilmd.
4.7.
De rechtbank stelt voorop dat met een verklaring voor recht bindend vastgesteld wordt wat de rechtsverhouding tussen partijen is. De vordering van [naam 1] heeft betrekking op camera’s waarmee zijn eigen perceel gefilmd wordt. Van een rechtsverhouding tussen partijen, in de zin van een eventuele inbreuk op het privacyrecht, kan pas sprake zijn als [naam 1] een camera plaatst die (ook) (de woning en/of leefomgeving van) [naam 2] c.s. filmt. Daar ziet deze vordering van [naam 1] niet op. Door het plaatsen van camera’s waarmee uitsluitend het eigen perceel wordt gefilmd worden geen rechten van [naam 2] c.s. geschonden. [naam 2] en [naam 3] erkennen dit ook. [naam 1] heeft om die reden geen concreet belang bij deze vordering. [naam 1] wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in vordering II.
De executiemaatregelen
4.8.
Ten slotte vordert [naam 1] een verbod voor [naam 2] c.s. om executiemaatregelen te nemen op grond van het kortgedingvonnis, in het geval hij een (deurbel)camera met geluidsfunctie ophangt naast de nieuwe toegangsdeur en/of een camera aan de achtergevel die uitsluitend zijn eigen perceel filmt.
4.9.
De verboden in het kortgedingvonnis zien kortweg op het verwijderen en verwijderd houden van de camera naast de nieuwe toegangsdeur en de bolcamera. Daarnaast is het [naam 1] verboden (i) een camera te plaatsen waarmee beelden van de tuin en/of woning van [naam 2] c.s. opgenomen kunnen worden en (ii) een camera met geluidsopnamefunctie te installeren.
4.10.
De vordering van [naam 1] is een executiegeschil als bedoeld in artikel 438 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat is gericht op het mogelijk nemen van maatregelen uit het kortgedingvonnis. De veroordeling uit het kortgedingvonnis is onherroepelijk. In onderhavige procedure kunnen geen inhoudelijke bezwaren tegen die uitspraak worden aangevoerd, tenzij sprake is van misbruik van bevoegdheid in de zin van artikel 3:13 Burgerlijk Wetboek (BW). Dat kan het geval zijn als het vonnis berust op een juridische of feitelijke misslag, of indien de executie op grond van na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk een noodtoestand zal doen ontstaan voor de geëxecuteerde, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.11.
Hiervoor is reeds overwogen dat de camera naast de nieuwe toegangsdeur verwijderd dient te blijven. Voor een executieverbod in het geval [naam 1] (weer) een (deurbel)camera naast de nieuwe toegangsdeur ophangt, is dus geen plaats. Eventuele overige camera’s die gericht zijn op de woning of de leefomgeving van [naam 2] c.s. zijn, behoudens een rechtvaardigingsgrond, eveneens verboden. De veroordeling uit het kortgedingvonnis heeft geen betrekking op camera’s die uitsluitend het eigen perceel van [naam 1] filmen. Dergelijke camera’s kunnen daarom niet tot executiemaatregelen leiden. [naam 1] heeft om die reden geen belang bij een rechterlijk executieverbod. Vordering III in conventie wordt daarom afgewezen.
4.12.
Uit het voorgaande volgt dat [naam 1] ook jegens [naam 4] deels niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vorderingen, voor zover die zien op de camera’s waarmee uitsluitend het eigen perceel wordt gefilmd, en dat zijn vorderingen voor het overige als ongegrond moeten worden afgewezen.
De proceskosten in conventie
4.13.
[naam 1] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [naam 2] en [naam 3] worden begroot op:
- griffierecht
314,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten x tarief II van € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.720,00
in reconventie
De nieuwe toegangsdeur
4.14.
[naam 2] en [naam 3] vorderen verwijdering van de toegangsdeur die [naam 1] in mei 2021 in de schutting heeft gerealiseerd. Zij stellen dat sprake is van gevaarzetting omdat [naam 2] dagelijks meerdere keren met zijn auto achteruit de carport in- of uitrijdt, zonder zicht te hebben op eventueel verkeer of voetgangers vanuit de nieuwe toegangsdeur.
4.15.
De rechtbank stelt voorop dat [naam 2] en [naam 3] geen eigenaar zijn van de
back alley, dat is de VvE, en derhalve niet de vraag voorligt of sprake is van een schending van het eigendomsrecht. Overwogen wordt dat het [naam 1] in zijn rechtsverhouding met [naam 2] en [naam 3] in beginsel vrij staat een deur in zijn schutting te plaatsen. Dat kan anders zijn als sprake is van gevaarzetting, in die zin dat daarmee gevaar voor personen of zaken in het leven wordt geroepen en/of blijft voortbestaan. Of gevaarzetting onrechtmatig is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de kans op schade, de aard van de gedraging, de aard en ernst van de eventuele schade en de bezwaarlijkheid en gebruikelijkheid van het nemen van voorzorgsmaatregelen. De enkele mogelijkheid van schade als verwezenlijking van aan een bepaald gedrag inherent gevaar maakt dat gedrag nog niet onrechtmatig. Het gevaarscheppende gedrag is slechts onrechtmatig als de mate van waarschijnlijkheid van schade als gevolg van dat gedrag zo groot is dat de betrokkene zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden.
4.16.
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van onrechtmatige gevaarzetting. Dat bij het in- of uitrijden van de carport geen (goed) zicht is op personen die vanuit de achtertuin van [naam 1] , via de nieuwe toegangsdeur, naar de
back alleygaan, maakt nog niet dat die deur onrechtmatige gevaarzetting oplevert. De rechtbank laat hierin meewegen dat alleen in het geval [naam 2] (en [naam 3] ) de carport met de auto verlaten, en niet op de momenten dat zij de carport inrijden, en een persoon via de nieuwe deur het perceel van [naam 1] verlaat, sprake is een situatie dat [naam 2] en [naam 3] een beperkt zicht hebben op de toegangsdeur. De gevaarzetting die hieruit volgt is echter minimaal omdat het voor personen die gebruik maken van de toegangsdeur hoorbaar en zichtbaar is wanneer [naam 2] en/of [naam 3] de carport met een auto verlaat/verlaten. [naam 2] en [naam 3] mogen erop vertrouwen dat in zo’n geval degene die gebruik maakt van de deur in de carport zijn of haar gedrag hierop aanpast. Deze omstandigheden maken dat sprake is van een verwaarloosbare gevaarzetting en [naam 1] zich niet naar maatstaven van zorgvuldigheid had behoren te onthouden van het plaatsen van deze toegangsdeur. Vordering I in reconventie wordt afgewezen.
De (deurbel)camera naast de oude toegangsdeur
4.17.
Bij de beoordeling van het gebruik van de (deurbel)camera naast de oude toegangsdeur, hanteert de rechtbank hetzelfde toetsingskader als dat bij vordering I in conventie is gebruikt (zie randnummer 4.3). Dat wil zeggen dat het gebruik van een camera die gericht is op de woning en/of leefomgeving van anderen onrechtmatig is, tenzij sprake is van een rechtvaardigingsgrond.
4.18.
De (deurbel)camera is gericht op de
back alley, heeft een beeld- en geluidsfunctie en kan daardoor personen filmen die zich in de
back alleybevinden en hun gesprekken opnemen. Dit geldt ook voor [naam 2] en [naam 3] , die hebben verklaard regelmatig de gebruik te maken van de
back alleyen daarnaast regelmatig met buren te spreken op de
back alley. Er is derhalve sprake van een aantasting van het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van [naam 2] en [naam 3] . Net als bij de camera bij de nieuwe toegangsdeur, heeft [naam 1] ook voor deze camera onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld die maken dat het maken van beeld- en geluidsopnames en daarmee een aantasting van het recht op privacy van [naam 2] en [naam 3] gerechtvaardigd is. Het belang van [naam 1] weegt daarom niet op tegen het belang van [naam 2] en [naam 3] . Daarbij geldt ook het volgende. Voor [naam 1] is een redelijk alternatief beschikbaar om personen via de oude toegangsdeur binnen te laten door een (camera) deurbel te installeren die geen beeld- en geluidsopnames maakt, maar waarmee wel een spreek- en luisterverbinding tot stand kan worden gebracht. Met een dergelijk systeem wordt geen, althans een minimale inbreuk gemaakt op het privacyrecht van derden. Overigens is namens [naam 1] aangegeven dat de oude toegangsdeur naar alle waarschijnlijkheid een ingang voor een fietsenschuur gaat worden. De rechtbank gaat ervan uit dat het voor [naam 1] niet noodzakelijk is dat de fietsenschuur beschikt over een deurbel. Het belang voor [naam 1] om naast de oude toegangsdeur een deurbel in gebruik te hebben, lijkt daarmee op termijn te zullen vervallen. De huidige deurbel met camerafunctie dient [naam 1] te verwijderen en verwijderd te houden.
4.19.
De rechtbank acht oplegging van een dwangsom aangewezen, als stimulans tot nakoming van de hiervoor weergegeven beslissing om de (deurbel)camera naast de oude toegangsdeur te verwijderen. De op te leggen dwangsom wordt gematigd en daaraan wordt een maximum verbonden, een en ander zoals in de beslissing wordt vermeld. Hieraan wordt als voorwaarde verbonden dat [naam 1] niet gelijktijdig op basis van het kortgedingvonnis dwangsommen kan verbeuren. Dat wil zeggen dat verbeurte van een dwangsom op grond van het kortgedingvonnis, in de weg staat aan verbeurte van een dwangsom uit onderhavig vonnis, en andersom.
De camera in de serre
4.20.
De camera in de serre van [naam 1] maakt opnames van die serre, de tuin van [naam 1] en de schutting. Het blikveld van de camera is iets hoger dan de schutting, die circa 1,85 meter hoog is. Hierdoor is een deel van het hoofd van een persoon langer dan 1,85 meter die zich in de
back alley bevindt, vaag zichtbaar. Indien de nieuwe toegangsdeur geopend is, is een persoon die zich voor de opening bevindt zichtbaar. Ook een deel van de roldeur van de carport van [naam 4] is in dat geval zichtbaar. Als de nieuwe toegangsdeur en de roldeur van de carport van [naam 4] gelijktijdig geopend zijn, is een deel van de carport van [naam 4] zelf zichtbaar.
4.21.
De rechtbank oordeelt dat met deze camera geen althans een in de praktijk verwaarloosbaar minimale onrechtmatige inbreuk op het recht van privacy wordt gemaakt. De zichtbaarheid van personen die zich in de
back alleybevinden is zeer minimaal en geldt bovendien alleen voor personen langer dan 1,85 meter. Indien de nieuwe toegangsdeur geopend is, is de zichtbaarheid groter. Dan nog gaat het slechts om het kleine deel van de
back alleydat door de opening zichtbaar is. De tuin en carport van [naam 2] en [naam 3] zijn vervolgens alleen zichtbaar als tevens de deur va de carport geopend is. Hierbij geldt dat dit uitsluitend om de kortstondige periodes gaat waarin de deur respectievelijk beide deuren open staat/staan. Vordering III van [naam 2] en [naam 3] wordt daarom afgewezen.
De proceskosten in reconventie
4.22.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
5.1.
verklaart [naam 1] niet-ontvankelijk in zijn gevorderde verklaring voor recht met betrekking tot de op te hangen camera’s aan de gevels van zijn woning waarmee zijn eigen perceel wordt gefilmd;
5.2.
wijst de vorderingen voor het overige af;
5.3.
veroordeelt [naam 1] in de proceskosten van € 1.720,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [naam 1] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.4.
verklaart bovenstaande kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
5.5.
veroordeelt [naam 1] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de (deurbel)camera naast de oude toegangsdeur in de schutting te verwijderen en verwijderd te houden;
5.6.
bepaalt dat [naam 1] een dwangsom verbeurt van € 100,00 per dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat hij in strijd handelt met de hiervoor genoemde veroordeling, tot een maximum van € 5.000,00, met dien verstande dat als [naam 1] op basis van deze veroordeling een dwangsom verbeurt, hij niet ook een dwangsom op basis van het kortgedingvonnis kan verbeuren; andersom geldt hetzelfde;
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt; en
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Hartendorp en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2024.
3425