ECLI:NL:RBDHA:2024:17799

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
09-334291-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring openlijke geweldpleging met verwerping beroep op noodweer en oplegging van taakstraf

Op 31 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 27 mei 2023 op de Loosduinseweg in 's-Gravenhage, waar de verdachte samen met medeverdachten geweld heeft gepleegd tegen een aangever. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het stompen en schoppen tegen het lichaam van de aangever, alsook het gooien van een fiets op hem terwijl hij op de grond lag. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de verdachte handelde uit noodweer, omdat de handelingen van de verdachte niet als verdedigend konden worden aangemerkt, maar als aanvallend. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld en verklaarde het feit wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank legde de verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf op van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 750,- toegewezen aan de benadeelde partij, die immateriële schade had geleden door het geweld. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij een eigen aandeel had in het incident, wat leidde tot een gedeeltelijke afwijzing van de vordering tot schadevergoeding. De uitspraak benadrukt de ernst van openlijke geweldpleging en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/334291-23
Datum uitspraak: 31 oktober 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] (Eritrea),
BRP-adres: [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 17 oktober 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Kooijmans en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman mr. T. Venneman naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 mei 2023 te 's-Gravenhage op of aan de openbare weg, te weten de Loosduinseweg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [naam] door meermalen, althans eenmaal
- te stompen en/of te schoppen tegen/op/in de richting van het lichaam en/of het hoofd van die [naam] en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in het hoofd en/of het gezicht van die [naam] te steken, althans met een scherp en/of puntig voorwerp op/tegen het hoofd te slaan en/of
- een fiets tegen/op die [naam] te gooien, terwijl die [naam] op de grond lag.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Daartoe heeft de raadsman naar voren gebracht dat de verdachte geen significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van alle processen-verbaal opgemaakt in onderzoek Bogota met onderzoeksnummer DH2R023035 en proces-verbaalnummer PL1500-2023160391, van de politie Eenheid Den Haag, district Den Haag-West, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 261).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [naam] , opgemaakt op 28 mei 2023, voor zover inhoudende (p. 59 - 60):
Op zaterdag 27 mei 2023 liep ik op de Loosduinseweg in Den Haag. Naast coffeeshop 7th Planet stond een groep van zeker zes Ethiopiërs of Somaliërs op straat. Eén van die gasten keek naar mij en zei: "wat kijk je?" Toen liep ik terug en ik zei tegen hem: "hé broer, jij kijkt naar mij!" Die gast gaf mij een harde vuist tegen mijn linkerwang. Zijn vrienden vielen mij toen ook aan. Ik viel op de grond en terwijl ik op de grond lag, werd er een fiets op mijn hoofd gegooid.
2. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 17 oktober 2024, voor zover inhoudende:
Op een gegeven moment viel hij, aangever, op de grond. Ik zag dat hij probeerde op te staan en ik dacht dat hij mijn kant op kwam. Ik heb een schoppende beweging naar hem gemaakt.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 april 2024, voor zover inhoudende (p. 120 - 122):
Verdachte [medeverdachte 1]Handelingen gericht tijdens het incident:
20:13:40 - De verdachte rent naar het slachtoffer en slaat hem meerdere malen in zijn gezicht.
20:13:46 - De verdachte schopt het slachtoffer, terwijl hij op de grond ligt.
Verdachte [de verdachte]Handelingen gericht tijdens het incident:
20:13:48 - De verdachte schopt het slachtoffer, terwijl hij op de grond ligt.
Verdachte [medeverdachte 2](de rechtbank begrijpt: verdachte [alias medeverdachte 2] )Handelingen gericht tijdens het incident:
20:13:01 - De verdachte slaat het slachtoffer in zijn gezicht;
20:13:43 - De verdachte rent naar het slachtoffer en maakt een zwaaiende beweging met zijn rechterhand in de richting van het slachtoffer, waarbij hij het slachtoffer raakt.
20:13:50 - De verdachte tilt een fiets op en gooit deze op het slachtoffer, terwijl hij op de grond ligt.
4. De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan op de terechtzitting van 17 oktober 2024, voor zover inhoudende:
Op de beelden met bestandsnaam ‘ [de verdachte] 09-334291-23 en [alias medeverdachte 2] 09-334317-23 Bogota’ heeft de rechtbank waargenomen:
Vanaf 00:35 (20:13:02) - de verdachte komt in beeld.
Vanaf 1:21 (20:13:50) - de verdachte maakt een schoppende beweging.
3.4.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt voorop dat van medeplegen van openlijke geweldpleging in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) sprake is, indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld. Deze bijdrage hoeft zelf niet van gewelddadige aard te zijn. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiele – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 27 mei 2023 op de Loosduinseweg te ‘s-Gravenhage een geweldsincident heeft plaatsgevonden, waarbij geweld is gebruikt tegen aangever. Uit de bewijsmiddelen volgt dat er een gewelddadige confrontatie heeft plaatsgevonden tussen de aangever enerzijds en de groep van de verdachte en de medeverdachten anderzijds. Daarbij heeft de verdachte richting het lichaam van aangever geschopt. De rechtbank heeft op de beelden gezien dat de verdachte schopte naar de aangever. Gelet op de geringe afstand tot de voor hem liggende aangever, kan het ook niet anders zijn dan dat de verdachte aangever met zijn schop ook fors raakte. Hij en zijn medeverdachten hebben aangever geslagen, geschopt en een fiets op hem gegooid, terwijl hij roerloos op de grond lag. De verdachte heeft weliswaar eerst de-escalerend opgetreden, maar daarna heeft hij alsnog welbewust de confrontatie opgezocht. Door zo te handelen heeft de verdachte niet enkel de groep getalsmatig versterkt, maar heeft hij ook – ten minste in voorwaardelijke zin – opzet gehad op alle door de groep gepleegde geweldshandelingen. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte door zo te handelen een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging. Daarmee verwerpt de rechtbank het verweer en komt zij tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Partiële vrijspraak
Omdat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de aangever met een mes of een ander scherp of puntig voorwerp in zijn hoofd is gestoken of daarmee tegen zijn hoofd is geslagen, zal de rechtbank verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 27 mei 2023 te 's-Gravenhage op de openbare weg, te weten de Loosduinseweg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [naam] door
- te stompen en te schoppen tegen/op het lichaam en/of het hoofd van die [naam]
- een fiets op die [naam] te gooien, terwijl die [naam] op de grond lag.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

4.1.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte uit noodweer heeft gehandeld en daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat [naam] de agressor was, waardoor voor de verdachte een noodweersituatie ontstond.
4.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van een noodweersituatie, met als gevolg dat het beroep op noodweer moet worden verworpen en het bewezenverklaarde strafbaar is.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op noodweer vereist is dat sprake is van een aanranding, die ogenblikkelijk en wederrechtelijk is tegen eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed, waarbij het doel van de verdediging noodzakelijk en het verdedigingsmiddel geboden moet zijn.
Een beroep op noodweer kan niet worden aanvaard als de gedraging van degene die zich op deze exceptie beroept, noch op grond van diens bedoeling, noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedraging kan worden aangemerkt als verdediging, maar – naar de kern bezien – als aanvallend moet worden gezien, gericht op een confrontatie of deelneming aan een gevecht.
Naar het oordeel van de rechtbank is duidelijk geworden dat de aangever in eerste instantie de confrontatie heeft opgezocht met de (groep van de) verdachte. Het is dan ook mogelijk dat door de gedragingen van aangever in eerste instantie sprake is geweest van (onmiddellijk dreigend gevaar voor) een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van de (groep van de) verdachte. De daarop volgende handelingen van de verdachte kunnen echter, gelet op diens bedoeling en de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedrag, niet worden aangemerkt als verdedigingshandelingen. Op de camerabeelden is te zien dat in de laatste fase van de confrontatie - toen in elk geval geen sprake meer was van een ogenblikkelijk wederrechtelijke aanranding door de aangever, door het terugtrekken van de aangever - een aanvalsgolf van de verdachte en zijn medeverdachten volgt richting de aangever. De groep bestaande uit de verdachte en zijn medeverdachten gaat achter de aangever aan, die vervolgens op de grond terechtkomt. De aangever wordt in die aanvalsgolf onder meer door de verdachte geschopt. Er wordt dan ook door een medeverdachte gestompt en een fiets op hem gegooid, terwijl hij roerloos op de grond ligt. Deze gedragingen kunnen niet anders dan als aanvallend worden beschouwd en kunnen daarom geen grondslag vormen voor een geslaagd beroep op noodweer. Het verweer wordt verworpen.
Nu er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten, is het bewezen verklaarde strafbaar.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een
taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een locatieverbod voor de Loosduinseweg in Den Haag en een contactverbod met aangever in de vorm van een maatregel ex artikel 38v Sr wordt opgelegd voor de duur van twee jaren, met een hechtenis van één week per overtreding met dadelijke uitvoerbaarheid.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de strafmaat naar voren gebracht dat de eis van de officier van justitie buitenproportioneel is en heeft verzocht bij de bepaling van de strafmaat rekening te houden met het eigen aandeel van aangever in het incident en met het feit dat de zaak in het nieuws is geweest.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich met zijn twee mededaders schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging jegens aangever door naar hem te schoppen, waarbij een medeverdachte ook een fiets op aangever heeft gegooid terwijl hij roerloos op de grond lag. De verdachte en zijn mededaders hebben met hun handelen in ernstige mate inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van aangever. Het incident heeft bovendien plaatsgevonden op de openbare weg waardoor omstanders dit hebben meegekregen. Feiten als het onderhavige dragen bij aan gevoelens van angst en onrust in de samenleving.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 6 september 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Conclusie rechtbank
De rechtbank acht, alles afwegende en gelet op de LOVS-oriëntatiepunten, een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, passend en geboden. Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel of een maatregel ex artikel 38v Sr ziet de rechtbank geen aanleiding.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[naam] heeft zich door tussenkomst van zijn advocaat mr. T.J.J. Gallee als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 1.500,- aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke en volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren wegens de bepleite ontslag van alle rechtsvervolging, dan wel te matigen wegens de gebrekkige onderbouwing van de schade en omdat bij de benadeelde partij sprake is van een eigen aandeel in het feit.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij heeft als gevolg van het geweld letsel opgelopen. De gevorderde immateriële schade is voldoende onderbouwd en daarmee toewijsbaar.
Eigen schuld
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte in beginsel jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door het bewezen verklaarde strafbare feit toegebrachte schade, maar dat bij het bepalen van de omvang van die civielrechtelijke aansprakelijkheid een rol speelt of en zo ja, in welke mate de benadeelde partij schuld heeft aan wat er is gebeurd. Uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken, is gebleken dat de benadeelde partij zich agressief heeft opgesteld tijdens het conflict en de confrontatie met de verdachte en de mededaders heeft opgezocht. Gelet daarop is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een mate van eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partij. De rechtbank ziet daarom aanleiding de helft van de schade voor rekening van de benadeelde partij te laten en het gehele toe te wijzen bedrag te halveren, wat neerkomt op een bedrag van € 1.500,- / 2 = € 750,-. Voor het resterende deel van de vordering zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 27 mei 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk.
Indien en voor zover de ander of anderen de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Proceskostenveroordeling
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 27 mei 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 141 Sr.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
openlijke geweldpleging;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van
120 (HONDERDTWINTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
60 (ZESTIG) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr zal geschieden op twee uren per dag.
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
de vordering van de benadeelde partij [naam]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 750,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 mei 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, aan [naam] te betalen;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 750,-, bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 27 mei 2023 tot aan de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 15 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.R. Aaron, voorzitter,
mr. F.C. Berg, rechter,
mr. A. van Welie, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E. Özsoy, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 oktober 2024.