In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de verleende omgevingsvergunning voor het vergroten van twee recreatiewoningen. De omgevingsvergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem op 5 april 2023. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E.J.H. Plambeck, heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning en heeft een voorlopige voorziening gevraagd, omdat hij vreest voor een negatieve impact op zijn woonomgeving. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 oktober 2024 behandeld, waarbij ook de gemachtigden van het college en de vergunninghoudster aanwezig waren.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het college onvoldoende heeft aangetoond dat de ruimtelijke impact van het bouwplan op de omgeving niet wijzigt. Het standpunt van het college dat het aantal bezoekers gelijk blijft, is niet bestuursrechtelijk geborgd. Dit leidt tot de conclusie dat de planologische uitstraling van het bouwplan in relevante mate wijzigt ten opzichte van de bestaande situatie. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om de voorlopige voorziening toe te wijzen en het bestreden besluit te schorsen totdat er uitspraak is gedaan op de beroepen.
De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat het college het griffierecht van € 187,- aan verzoeker moet vergoeden en dat verzoeker recht heeft op een proceskostenvergoeding van € 1.750,-. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 31 oktober 2024, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.