ECLI:NL:RBDHA:2024:17777

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/671674 / JE RK 24-1574
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de aanvaardbare termijn is verstreken en dat er duidelijkheid moet komen over het perspectief van [de minderjarige]. Thuisplaatsing bij de moeder is op dit moment niet in het belang van [de minderjarige], vooral gezien de huidige omstandigheden en de zwangerschap van de moeder. De moeder moet haar wekelijkse afspraken bijwonen om een terugval te voorkomen en er moet een ouderschapsplan worden opgesteld om het contact met de vader te waarborgen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 3 november 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 3 mei 2025, met de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 25 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/671674 / JE RK 24-1574
Datum uitspraak: 17 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2022 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. J. Grabowsky te 's-Gravenhage.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de pleegvader]en
[de pleegmoeder],
hierna te noemen: de pleegouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 28 augustus 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] en [naam 2] , namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder met haar advocaat;
- de pleegouders.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 3 november 2023 [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 3 november 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 6 februari 2024 de machtiging verlengd [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 3 november 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van zes maanden. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [de minderjarige] verblijft sinds een aantal maanden bij zijn huidige pleeggezin waar hij zich goed ontwikkelt. Op dit moment hebben de moeder en [de minderjarige] een keer in de week anderhalf uur een onbegeleid bezoekmoment. De komende periode zullen pleegzorg en de perspectiefonderzoeker deze bezoekmomenten observeren om te bekijken hoe de moeder dagelijkse handelingen met [de minderjarige] uitvoert. Deze observaties worden meegenomen in het perspectiefonderzoek. Om een duidelijk en helder beeld van de opvoedvaardigheden van de moeder te krijgen zal het bezoekschema worden opgebouwd en zullen de bezoeken op verschillende tijdstippen van de dag plaatsvinden. Daarbij zal er ook worden gekeken naar hoe [de minderjarige] reageert op de bezoekmomenten met de moeder. De bezoekmomenten met [de minderjarige] en de vader verlopen goed en de vader houdt zich aan de afspraken. De gecertificeerde instelling is van mening dat de vader en de moeder een ouderschapsplan moeten opstellen waarin de afspraken omtrent de bezoekmomenten helder worden opgenomen. Dit is ook belangrijk gelet op de huidige zwangerschap van de moeder en de komst van een tweede kind van de vader en de moeder. De moeder zal de komende periode starten met Theraplay. Het verloop daarvan zal ook worden betrokken bij het perspectiefonderzoek. In het perspectiefonderzoek zal ook onderzocht worden in hoeverre de moeder en [de minderjarige] geplaatst kunnen worden in een moeder-kindhuis. De gecertificeerde instelling acht thuisplaatsing van [de minderjarige] bij de moeder op dit moment niet in zijn belang. De gecertificeerde instelling wil de uitkomst van het perspectiefonderzoek afwachten zodat wordt voorkomen dat [de minderjarige] steeds op een andere locatie verblijft. Daarnaast zijn er zorgen om de woning van de moeder. Er is een kans dat de moeder op korte termijn uit haar huidige woning wordt gezet en zal moeten verhuizen. Ook zorgt de huidige zwangerschap van de moeder voor toenemende zorgen bij de gecertificeerde instelling over de beschikbaarheid van de moeder voor [de minderjarige] .

4.De standpunten

4.1.
De moeder refereert zich aan het oordeel van de kinderrechter ten aanzien van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Door en namens de moeder wordt verweer gevoerd tegen het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder wil graag samen met [de minderjarige] in een moeder-kindhuis geplaatst worden. De moeder wil laten zien dat zij in staat is om voor [de minderjarige] te zorgen, benadrukt dat ze zijn behoeften ziet en weet hoe ze hem moet opvoeden. Ook ziet ze graag dat de bezoekmomenten op een ander tijdstip zullen plaatsvinden en worden uitgebreid. Op dit moment sluit haar bezoekmoment aan op het bezoekmoment van de vader van [de minderjarige] . De moeder ervaart dat dit te veel is voor [de minderjarige] . De moeder heeft dit reeds aangegeven aan de jeugdbeschermer, maar voelt zich niet door de jeugdbeschermer gehoord. De moeder geeft daarnaast aan angstig te zijn dat er hechtingsproblematiek bij [de minderjarige] zal ontstaan doordat plaatsing in het moeder-kindhuis steeds wordt uitgesteld en zij slechts anderhalf uur per week een bezoekmoment heeft. Er wordt door de jeugdbeschermers niet naar haar geluisterd en slecht gecommuniceerd. De moeder heeft haar relatie met de vader van [de minderjarige] recent beëindigd. De moeder vindt het belangrijk dat [de minderjarige] contact heeft met de vader, maar stelt ook dat ze de vader niet ziet als onderdeel van de opvoeding van [de minderjarige] . Ze wil graag dat er een ouderschapsplan wordt opgesteld, maar zij neemt afstand van de vader in het belang van [de minderjarige] . De afgelopen periode heeft de moeder hard aan zichzelf gewerkt. De behandeling bij de Brijder is bijna afgerond en ze zal wekelijks afspraken van de Brijder bijwonen zodat ze vastigheid behoudt.
4.2.
Door de pleegouders wordt ingestemd met het verzochte. De pleegmoeder geeft aan dat [de minderjarige] zich goed ontwikkelt. Wel merkt de pleegmoeder op dat de aansluitende bezoekmomenten van de vader en de moeder te veel zijn voor [de minderjarige] . Daarnaast geven de pleegouders aan dat ze voor [de minderjarige] willen blijven zorgen zolang het nodig is.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. [de minderjarige] is sinds augustus 2023 uit huis geplaatst, omdat de moeder onvoldoende in staat was om de zorg- en opvoedtaken op zich te nemen. [de minderjarige] ontwikkelt zich goed en leeftijdsadequaat in het pleeggezin. Gelet op de jonge leeftijd van [de minderjarige] is het belangrijk dat hij binnen afzienbare tijd weet waar hij zal opgroeien. Het is hierom noodzakelijk dat er de duidelijkheid komt over zijn perspectief, zeker nu de aanvaarbare termijn inmiddels verstreken is. Het perspectiefonderzoek is kortgeleden gestart en zal naar alle waarschijnlijkheid begin januari 2025 worden afgerond. Het is belangrijk dat de nieuwe zwangerschap van de moeder ook wordt meegenomen in het perspectiefonderzoek.
5.3.
De kinderrechter acht de thuisplaatsing van [de minderjarige] bij de moeder, ook als dat in een moeder-kindhuis zou zijn, op dit moment niet in zijn belang. Het is onduidelijk of de moeder in haar huidige woning kan blijven. Daarnaast is het nog onvoldoende duidelijk of de moeder in staat is de zorg- en opvoedtaken te dragen. De afgelopen periode heeft de moeder het behandelingstraject van de Brijder succesvol doorlopen. Na afronding van het traject zal de moeder wekelijks afspraken bij de Brijder bijwonen om terugval te voorkomen. De kinderrechter benadrukt dat het essentieel is dat de moeder dit daadwerkelijk doet. Nu de moeder in verwachting is van haar tweede kind is het belangrijk dat zij voldoende handvatten heeft om de zorg voor beide kinderen te kunnen dragen. Hiervoor is het noodzakelijk dat de moeder de komende periode de benodigde hulpverlening, zoals Theraplay, volgt, goed communiceert met hulpverleners en de communicatie tussen verschillende betrokken hulpverleners onderling niet belet. De kinderrechter acht het positief dat de moeder heeft besloten een punt te zetten achter de turbulente relatie met de vader van [de minderjarige] , maar voor de ontwikkeling van [de minderjarige] is het belangrijk dat hij contact blijft houden met zijn vader en ook door de nieuwe zwangerschap zal de vader een rol blijven spelen. Een ouderschapsplan met heldere afspraken omtrent de bezoekmomenten is helpend om nieuwe confrontaties te voorkomen. De verzochte duur van de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing is in het licht van het feit dat het perspectiefplan in januari 2025 wordt verwacht passend. Gelet op het voornoemde zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg verlenen voor de duur van zes maanden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot 3 november 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 3 mei 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2024 door mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel, kinderrechter, in aanwezigheid van I.M. Kroon als griffier, en op schrift gesteld op 25 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.