ECLI:NL:RBDHA:2024:17760

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/659297 / HA RK 24-11
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vernietiging dossier bij Veilig Thuis afgewezen

Op 31 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin de moeder en haar kinderen verzochten om de vernietiging van een dossier dat door Veilig Thuis was aangemaakt naar aanleiding van een melding van seksueel misbruik binnen het gezin. De rechtbank ontving het verzoekschrift op 16 januari 2024, waarna Veilig Thuis op 26 maart 2024 een verweerschrift indiende. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 april 2024 waren de moeder, de vader (als belanghebbende) en Veilig Thuis aanwezig, bijgestaan door hun advocaten. De rechtbank heeft de kinderen ook afzonderlijk gehoord over hun verzoek. Veilig Thuis heeft het dossier gesloten, maar de moeder en kinderen verzochten om vernietiging, stellende dat er geen aanmerkelijk belang was bij bewaring van het dossier. Veilig Thuis voerde aan dat er wel degelijk een aanmerkelijk belang was bij de bewaring van het dossier, gezien de ernst van de situatie en de mogelijkheid van toekomstige incidenten. De rechtbank oordeelde dat er een aanmerkelijk belang was voor de bewaring van het dossier, vooral in het belang van de dochters, en wees het verzoek tot vernietiging af. De moeder en kinderen werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/659297 / HA RK 24-11
Beschikking van 31 oktober 2024
in de zaak van

1.[verzoekster 1] ,te [woonplaats] ,

2. [verzoeker 2]te [woonplaats] ,
3. [verzoekster 3]te [woonplaats] ,
4. [verzoekster 4]te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.H. Weermeijer-Patist, te Leiden,
verzoekers,
tegen
VEILIG THUIS HOLLANDS MIDDEN, onderdeel van het openbaar lichaam de regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden, ook bekend onder de handelsnaam ; Hecht’, te Leiden,
verweerster,
advocaten mr. J. van Helden en mr. M. Wijnant te Leiden.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende], te [woonplaats] .
Partijen worden hierna afgekort als volgt aangeduid:
  • verzoekster 1: ‘de moeder’,
  • verzoeker 2: ‘de zoon’,
  • verzoeksters 3 en 4 elk afzonderlijk ‘de dochter’ en samen ‘de dochters’,
  • verzoekers 2, 3 en 4 samen: ‘de kinderen’,
  • verweerster: ‘Veilig Thuis’,
  • de belanghebbende: ‘de vader’.

1.De procedure

1.1.
De procedure is als volgt verlopen. De rechtbank heeft op 16 januari 2024 een verzoekschrift van de moeder ontvangen, met producties. Het verzoekschrift strekt tot vernietiging van een bij Veilig Thuis bewaard dossier. Veilig Thuis heeft op 26 maart 2024 een verweerschrift ingediend, eveneens met producties.
1.2.
Op 4 april 2024 is een mondeling behandeling gehouden. De griffier heeft hiervan aantekeningen gemaakt. Ter zitting waren de moeder, de vader (als belanghebbende) en Veilig Thuis aanwezig, bijgestaan door de advocaten. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling waren schriftelijke verklaringen van de kinderen ontvangen, met de mededeling dat zij als belanghebbenden afzagen van hun recht om ter zitting te verschijnen. Ook waren schriftelijke volmachtverklaringen van de vader en de kinderen ontvangen, waarin zij elk verklaarden dat zij de moeder machtigen om namens hen een verzoekschrift tot vernietiging van het dossier in te dienen en dat zij zich volledig achter de verzoeken van de vrouw scharen. Op de mondelinge behandeling is, na bespreking met partijen, bepaald dat gelegenheid zal worden gegeven om namens de kinderen zelf een formeel aanvullend verzoekschrift in te dienen. Ook heeft de rechtbank te kennen gegeven dat zij behoefte heeft de kinderen zelf over het verzoek te horen.
1.3.
Op 5 juni 2024 is namens de kinderen een aanvullend verzoekschrift tot vernietiging van het dossier ingediend. Op 19 september 2024 is een tweede mondelinge behandeling gehouden. Die zitting viel uiteen in twee delen. Het eerste deel was een openbare zitting waarbij de moeder, de vader, Veilig Thuis en de advocaten aanwezig waren. Hierbij zijn de zaak en het aanvullende verzoekschrift, voor zover nodig, verder besproken. Van dit deel van de zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.4.
Het tweede deel van de zitting heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden. De rechtbank heeft de kinderen – ieder apart – gehoord over het verzoek. Met instemming van alle partijen en de advocaten was geen van de andere procesdeelnemers hierbij aanwezig, ook de advocaten niet. Ook is met instemming van alle partijen en de advocaten bepaald dat er geen verslag zal worden gemaakt van de gesprekken met de kinderen en dat evenmin op andere wijze mededeling zal worden gedaan van wat de kinderen ter zitting hebben verklaard, dus ook niet door verwerking daarvan in deze beschikking.
1.5.
Na het horen van de kinderen is de mondelinge behandeling gesloten en is bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

2.De feiten

2.1.
Veilig Thuis fungeert als meldpunt en adviesorganisatie voor (vermoedens van) huiselijk geweld en kindermishandeling. Veilig Thuis oefent een wettelijke taak uit die is omschreven in artikel 4.1.1. lid 2 (sub a tot en met g) en lid 3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo).
2.2.
De moeder en de vader zijn de ouders van de kinderen. Alle kinderen zijn inmiddels meerderjarig. Het gezin woont (ook nu nog) gezamenlijk in één huis.
2.3.
Op 17 januari 2023 heeft Veilig Thuis van een van de dochters via de maatschappelijk werker van de school een melding over het gezin ontvangen. De melding hield, kort samengevat, in dat de zoon sinds ongeveer acht jaar geleden herhaaldelijk seksueel misbruik had gemaakt van de dochters op het moment dat de ouders niet thuis waren.
2.4.
Veilig Thuis heeft naar aanleiding van de melding een dossier aangemaakt met referentienummer 421408 (hierna: het dossier) en een onderzoek uitgevoerd naar het gezin. Veilig Thuis heeft in het kader van het onderzoek gesprekken gevoerd met de dochter die de melding had gedaan, de moeder en de vader. De resultaten van het onderzoek zijn vastgelegd in een onderzoeksrapport. Veilig Thuis heeft in april 2023 een conceptversie van dit rapport aan de moeder toegestuurd. In die conceptversie was abusievelijk een zin uit een ander rapport van Veilig Thuis opgenomen. Nadat de moeder daarop had gewezen, heeft Veilig Thuis excuses aangeboden en die passage uit het rapport verwijderd.
2.5.
Veilig Thuis heeft op 26 april 2023 een definitief eindrapport aan de moeder en het gezin toegestuurd. Veilig Thuis kwam in het eindrapport, kort samengevat, tot de bevinding dat beide dochters slachtoffer zijn van grensoverschrijdende handelingen van de zoon en tot de analyse en conclusie dat het zeer aannemelijk is dat door de zoon bij de dochter die de melding heeft gedaan seksuele handelingen zijn verricht zonder wederzijdse toestemming die zijn afgedwongen met chantage. Veilig Thuis heeft behandeling en begeleiding van die dochter en de zoon noodzakelijk geacht. Ook is begeleiding van de ouders rondom het behandeltraject van hun kinderen aanbevolen. Gelet op de analyse en conclusie uit het rapport, heeft Veilig Thuis het noodzakelijk geacht om bepaalde veiligheidsvoorwaarden binnen het gezin op te stellen.
2.6.
Veilig Thuis heeft op 13 september 2023 (bij de moeder) en op 21 september 2023 (bij de dochter die het seksueel misbruik heeft gemeld op school) de naleving van de opgestelde veiligheidsmaatregelen en de veiligheid binnen het gezin gemonitord. Na de laatste monitoring, op 21 september 2023, heeft Veilig Thuis het dossier overgedragen aan de huisarts en zelf het dossier gesloten. Veilig Thuis heeft de moeder en het gezin schriftelijk op de hoogte gebracht van de sluiting van het dossier. Daarbij is ook medegedeeld dat het dossier voor een bepaalde periode zal worden bewaard.
2.7.
Op 21 september 2023 heeft de moeder aan Veilig Thuis een verzoek tot vernietiging van het dossier gestuurd. Dit verzoek heeft Veilig Thuis op 5 oktober 2023 afgewezen. Vervolgens heeft de moeder op 1 november 2023 nogmaals om vernietiging van het dossier verzocht. Veilig Thuis heeft bij e-mailbericht van 21 november 2023 geantwoord dat er een aanmerkelijk belang bestaat bij bewaring van het dossier en dat Veilig Thuis niet tot vernietiging van het dossier zal overgegaan.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder en de kinderen verzoeken, samengevat, dat de rechtbank Veilig Thuis bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking beveelt om (i) het dossier te vernietigen en (ii) aan de moeder en de kinderen een verklaring te verstrekken waarin de vernietiging wordt bevestigd, met veroordeling van Veilig Thuis in de proceskosten.
3.2.
De moeder en de kinderen baseren het verzoek op artikel 5.3.5 lid 1 Wmo. Zij voeren, kort samengevat, aan dat Veilig Thuis geen aanmerkelijk belang heeft dat in de weg staat aan vernietiging van het dossier, zodat Veilig Thuis het dossier op grond van het eerste lid van artikel 5.3.5. Wmo moet vernietigen.
3.3.
De vader schaart zich achter het verzoek van de moeder en de kinderen. Veilig Thuis voert verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek. Veilig Thuis doet een beroep op het bepaalde in artikel 5.3.5. lid 2 Wmo. Veilig Thuis stelt zich op het standpunt dat er een aanmerkelijk belang bestaat bij de bewaring van het dossier.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, indien nodig, verder ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De moeder en de (inmiddels meerderjarige) kinderen hebben allen een verzoekschrift met een gelijkluidend verzoek ingediend, gericht tegen Veilig Thuis. De verzoeken worden hierna gezamenlijk behandeld. Het geschil richt zich op de vraag of Veilig Thuis op grond van de bepalingen in de Wmo het door haar bewaarde dossier moet vernietigen. Bij de beoordeling van dit geschil stelt de rechtbank het volgende voorop.
4.2.
De taken en bevoegdheden van Veilig Thuis staan beschreven in de Wmo. De taken van Veilig Thuis houden onder meer in dat Veilig Thuis naar aanleiding van een melding van kindermishandeling of huiselijk geweld of een vermoeden daarvan onderzoekt of daarvan daadwerkelijk sprake is, en beoordeelt of en tot welke stappen de melding aanleiding geeft (artikel 4.1.1. lid 2, sub a tot en met c Wmo). Ook kan Veilig Thuis een instantie die passende professionele hulp kan verlenen bij huiselijk geweld of kindermishandeling in kennis stellen, indien het belang van de betrokkene dan wel de ernst van de situatie waarop de melding betrekking heeft daartoe aanleiding geeft (artikel 4.1.1. lid 2, sub d Wmo).
4.3.
Voor een goede vervulling van haar taken is Veilig Thuis op grond van artikel 5.1.6 Wmo bevoegd tot het (zonder toestemming) verwerken van persoonsgegevens. Veilig Thuis is verplicht de persoonsgegevens die zij op grond van de Wmo met betrekking tot een betrokkene onder zich heeft, gedurende twintig jaren te bewaren, te rekenen vanaf het tijdstip waarop de laatste wijziging van die persoonsgegevens is vastgelegd, of zoveel langer als redelijkerwijs in verband met een zorgvuldige uitvoering van haar taken op grond van de Wmo noodzakelijk is (artikel 5.3.4. lid 2 Wmo).
4.4.
Artikel 5.3.5. lid 1 Wmo bepaalt echter dat Veilig Thuis persoonsgegevens moet vernietigen binnen drie maanden na een daartoe strekkend verzoek van degene op wie de gegevens betrekking hebben. Dat is anders indien redelijkerwijs aannemelijk is dat het bewaren van de persoonsgegevens van aanmerkelijk belang is voor een ander dan de verzoeker alsmede voor zover het bepaalde bij of krachtens de wet zich tegen vernietiging verzet (artikel 5.3.5 lid 2 Wmo).
4.5.
In de Memorie van Toelichting bij de Jeugdwet – waarmee de Wmo samenhangt – (Kamerstukken II 2012/13, 33684, 3, p. 251) is onder meer de volgende toelichting verschaft op het hiervoor omschreven vernietigingsrecht:
“Het voorgestelde vernietigingsrecht is niet absoluut. In de eerste plaats behoeft het AMHK(thans Veilig Thuis, rechtbank)
de gegevens niet te vernietigen indien het redelijkerwijs aannemelijk is dat de bewaring van de gegevens van aanmerkelijk belang is voor een ander dan de verzoeker. Daarbij kan worden gedacht aan de jeugdhulpaanbieder of de uitvoerder van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering of van de taken van een AMHK zelf, tegen wie de verzoeker een gerechtelijke procedure is aangevangen. De «ander» zou ook een familielid van de jeugdige of ouder kunnen betreffen, dat om wat voor reden dan ook een aanmerkelijk belang heeft bij bewaring van bepaalde gegevens. Het AMHK dient zelf een afweging te maken of het andere belang aanmerkelijk is. (…)”
4.6.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of er een aanmerkelijk belang bestaat om het dossier te bewaren. Veilig Thuis heeft gesteld dat bewaring van het dossier in het belang is van alle gezinsleden, in het bijzonder van de dochters.
4.7.
De moeder en de kinderen hebben dit gestelde belang in hun verzoekschrift betwist. Volgens hen ontbreekt een belang bij bewaring, aangezien de onveiligheid binnen het gezin, ook naar eigen bevinding van Veilig Thuis, is gestopt en er geen vrees voor nieuwe incidenten bestaat. Bovendien ligt het voor de hand dat als zich onverhoopt een nieuw incident voordoet, dit snel gesignaleerd zal worden en het gezin direct zelf de juiste hulp en ondersteuning weet te vinden. Niet valt in te zien waarom het dossier daarvoor nodig is, aldus de moeder (en met haar de kinderen) in het verzoekschrift.
4.8.
De rechtbank volgt de moeder en de kinderen niet in hun standpunt. Met Veilig Thuis is de rechtbank van oordeel dat er een aanmerkelijk belang van anderen dan de verzoekers in de zin van artikel 5.3.5 lid 2 Wmo is om het dossier te bewaren. De rechtbank licht dit oordeel hierna toe.
4.9.
Uit het onderzoeksrapport van Veilig Thuis volgt dat dat binnen het gezin jarenlang sprake is geweest van een onveilige situatie. Door Veilig Thuis is geconcludeerd dat de zoon over een periode van acht jaar meermalen seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond tegenover een van de dochters. Uit het rapport volgt verder dat naar de mening van Veilig Thuis traumabehandeling en begeleiding van de dochter die het misbruik heeft gemeld noodzakelijk zijn voor de verwerking van wat er is gebeurd en voor de bevordering van een gezonde psychoseksuele ontwikkeling van de dochter als gevolg van de symptomen die zij heeft overgehouden aan het seksuele misbruik. Veilig Thuis heeft tijdens het onderzoek niet met de zoon gesproken. Volgens Veilig Thuis zijn behandeling en begeleiding van de zoon noodzakelijk om de aard en ernst van zijn gedrag te kunnen duiden en toekomstige slachtoffers te voorkomen.
4.10.
Het is niet in geschil dat Veilig Thuis de onveilige situatie na ontvangst van de melding met de ouders heeft kunnen bespreken en dat de onveilige situatie na de tussenkomst van Veilig Thuis is gestopt. Veilig Thuis bestrijdt ook niet dat de opgelegde veiligheidsvoorwaarden door het gezin zijn opgevolgd en dat het gezin heeft toegezegd zich ook in de toekomst aan alle noodzakelijke veiligheidsvoorwaarden te houden. Veilig Thuis heeft in haar verweerschrift bevestigd dat dit reden was om het dossier op 21 september 2023 te sluiten en verder over te dragen aan de huisarts van het gezin. Het is daarnaast niet gesteld of gebleken dat zich sinds de sluiting van het dossier nieuwe incidenten binnen het gezin hebben voorgedaan.
4.11.
Anders dan de moeder en de kinderen stellen, betekent het bovenstaande niet dat er geen aanmerkelijk belang is om het dossier van Veilig Thuis nog langer te bewaren. Terecht wijst Veilig Thuis erop dat pas een jaar sinds het sluiten van het dossier en iets meer dan anderhalf jaar sinds de melding zijn verstreken, terwijl hier sprake is van een complexe situatie, waarbij een (deels nog minderjarige) zoon over een periode van meerdere jaren op meerdere momenten seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond jegens een van de (ook nog minderjarige) dochters en dit gedrag ook heeft vertoond jegens de andere dochter. De gezinssituatie is momenteel nog niet gewijzigd. Alle gezinsleden wonen nog thuis. De dochters zijn pas dit jaar meerderjarig geworden. Voor zover de gezinsleden externe hulpverlening hebben gehad, heeft die hulpverlening pas en hooguit iets meer dan een jaar geduurd. Het is niet gesteld of gebleken dat de dochter die het misbruik heeft gemeld op dit moment nog behandeling ondergaat, terwijl ook niet duidelijk is in hoeverre de zoon gebruik heeft gemaakt van professionele hulpverlening. Vast staat dat de andere dochter (en tweelingzuster van de in het onderzoek betrokken dochter) tot nu toe geen gesprek met een behandelaar is aangegaan, omdat zij te kennen heeft gegeven daar vooralsnog geen behoefte aan te hebben.
4.12.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Veilig Thuis voldoende onderbouwd dat de aard, de ernst en de duur van het seksueel misbruik dat heeft plaatsgevonden maken dat de benodigde veiligheidsmaatregelen nog jaren zullen voortduren en dat ook niet is uit te sluiten dat het seksueel misbruik op enig moment opnieuw begint, ondanks dat de onveiligheid inmiddels is gestopt en is toegezegd dat de benodigde veiligheidsmaatregelen zullen worden opgevolgd. Met Veilig Thuis is de rechtbank van oordeel dat een tijdspanne van anderhalf jaar sinds de start van het onderzoek, in het licht van de complexe situatie, te kort is om te stellen dat er geen concrete vrees voor nieuwe incidenten is. Daarbij weegt mee dat het gezin nog in één huis woont. De rechtbank kan Veilig Thuis daarnaast volgen in haar stelling dat rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de andere dochter, die tot nu toe heeft verklaard geen behoefte te hebben aan behandeling, daar in de toekomst anders over denkt.
4.13.
Veilig Thuis heeft verder voldoende onderbouwd dat het van belang is dat Veilig Thuis over het dossier kan beschikken, wanneer zich één van de bovenstaande situaties in de toekomst voordoet. Veilig Thuis kan dan immers aan de hand van het dossier controleren hoe de situatie in het gezin ten tijde van de melding was, welke veiligheidsmaatregelen eerder zijn opgelegd en in hoeverre die veiligheidsmaatregelen daadwerkelijk volledig zijn opgevolgd en of het effect hiervan voldoende was. Mocht dit niet zo blijken te zijn, dan kan Veilig Thuis gerichter (opnieuw) veiligheidsmaatregelen adviseren en bijdragen aan de veiligheid binnen het gezin, zonder dat hiervoor een geheel nieuw onderzoek hoeft te worden uitgevoerd.
4.14.
De rechtbank is van oordeel dat Veilig Thuis aldus in beginsel voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het in het belang van alle gezinsleden, in het bijzonder in het belang van de dochters, is dat het dossier bewaard blijft.
4.15.
Echter: in dit geval hebben de kinderen ook zelf als meerderjarigen een verzoek gedaan om het dossier te vernietigen. In antwoord op dit aanvullende verzoek heeft Veilig Thuis zich op het standpunt gesteld dat als de kinderen genoeg geholpen worden en ze inderdaad allemaal achter de vernietiging van het dossier staan, Veilig Thuis zich daartegen niet zal verzetten. In dat geval komt volgens Veilig Thuis het belang bij bewaring van het dossier immers te vervallen. Partijen hebben ermee ingestemd dat de rechtbank de kinderen om die reden zelf (achter gesloten deuren) over hun verzoek heeft gehoord.
4.16.
De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat in het verzoek tot vernietiging een belangrijke rol speelt dat de moeder en de kinderen zijn geschrokken, doordat in het aan hun toegezonden conceptrapport abusievelijk een passage uit een ander dossier van Veilig Thuis was terechtgekomen. De ouders en de kinderen hebben gesteld dat dit incident, en de reactie daarop van Veilig Thuis, bij hen de vrees heeft doen ontstaan dat gevoelige (persoons)gegevens bij Veilig Thuis niet in veilige handen zijn en dat gegevens uit hun dossier evengoed verspreid zouden kunnen worden.
4.17.
Hoewel de rechtbank de vrees van het gezin gezien het incident zeker kan begrijpen, is de rechtbank het met Veilig Thuis eens dat uit de gemaakte fout niet de gerechtvaardigde conclusie kan worden getrokken dat Veilig Thuis in algemene zin onzorgvuldig omgaat met dossiers en persoonsgegevens. Er mag worden uitgegaan van de juistheid van de stelling van Veilig Thuis dat zij zich bewust is van het gevoelige karakter van de informatie die zij verwerkt en dat Veilig Thuis conform de op haar van toepassing zijnde wettelijke kaders passende technische en organisatorische maatregelen heeft getroffen om ongeoorloofde verspreiding van die informatie te voorkomen. Veilig Thuis heeft in haar verweerschrift uitgelegd – en de moeder en de kinderen hebben niet bestreden – dat het incident niet bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) is gemeld omdat de opgenomen passage geen persoonsgegevens bevatte en er dus ook geen (hoog) privacy risico voor de betrokkenen was. Aan het ontbreken van een verdere vervolgstappen richting de AP, kan dus niet de conclusie worden verbonden dat Veilig Thuis laconiek of onzorgvuldig omgaat met gevoelige persoonsgegevens. Bovendien is het dossier van het gezin gesloten en wordt dit alleen nog in de archieven van Veilig Thuis bewaard, conform de op Veilig Thuis rustende bewaarplicht. Het is dan ook onvoldoende gesteld – en ook niet gebleken – dat er een concreet risico op ongeoorloofde verspreiding van (persoons)gegevens uit het dossier bestaat. Veilig Thuis heeft terecht gesteld dat het enkele feit dat er in theorie een kans op datalekken bestaat, niet maakt dat er geen aanmerkelijk belang bestaat bij bewaring van het dossier.
4.18.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er vanuit kan worden gegaan dat alle kinderen inderdaad stellig en onverkort willen dat het dossier per direct wordt vernietigd, ook als aangenomen wordt dat dit dossier veilig in de archieven van Veilig Thuis wordt bewaard en het risico op datalekken voldoende is ondervangen. Die vraag moet naar het oordeel van de rechtbank ontkennend worden beantwoord. Het is zonder meer duidelijk dat alle gezinsleden de (alleszins begrijpelijke) wens hebben om de gebeurtenissen achter zich te laten en dat het daarom voor hen past om het dossier, dat aan die gebeurtenissen herinnert, te vernietigen. Vernietiging van het dossier kan echter niet wegnemen wat er is gebeurd. En: als het dossier nu wordt vernietigd, is dat onomkeerbaar. Het dossier is dan niet meer beschikbaar voor het opstellen van passende en efficiënte begeleiding en hulpverlening, ook niet als zich in de toekomst onverhoopt een nieuw incident voordoet of als in de toekomst alsnog een wens tot (verdere) behandeling bij (een van) de dochters ontstaat. Het is voor de rechtbank niet met een voldoende mate van zekerheid gebleken dat dit een resultaat is dat alle kinderen stellig en onverkort willen. Er is daarmee niet voldaan aan de door Veilig Thuis gestelde voorwaarde om het dossier te vernietigen.
4.19.
De conclusie is dat er een aanmerkelijk belang is voor de bewaring van het dossier, als bedoeld in artikel 5.3.5. lid 2 Wmo. De verdere bewaring is in het belang van de gezinsleden, met name de dochters. Het verzoek tot vernietiging wordt daarom afgewezen.
4.20.
Als de in het ongelijk gestelde partij worden de moeder en de kinderen veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de kant van Veilig Thuis worden begroot op € 2.223,- (€ 688,- aan griffierecht en € 1.535,- (2,5 punten x Tarief II € 614) aan salaris advocaat). Gelet op de beperkte omvang van de voortgezette mondelinge behandeling rekent de rechtbank daar 0,5 punt voor.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de verzoeken van de moeder en de kinderen af;
5.2.
veroordeelt de moeder en de kinderen in de proceskosten, aan de kant van Veilig Thuis begroot op € 2.223,-;
5.3.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 2431