In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingediend na een eerdere uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 15 mei 2024. In die uitspraak werd verweerder opgedragen om binnen acht of twintig weken te beslissen op de aanvraag van eiser voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel 'familie en gezin'. Eiser heeft beroep ingesteld omdat verweerder deze termijn niet heeft nageleefd. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is.
Eiser heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen, en de rechtbank heeft geoordeeld dat eiser aan de voorwaarden voor deze vrijstelling voldoet. De rechtbank verleent eiser daarom deze vrijstelling. Verweerder hanteert sinds 15 januari 2024 het first-in first-out (fifo)-principe en heeft verzocht om aanhouding van beroepen tegen het niet tijdig beslissen op mvv-aanvragen. De rechtbank wijst dit verzoek af, omdat een aanhouding de prikkel voor verweerder om tijdig te beslissen zou wegnemen.
De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen op de aanvraag van eiser, waardoor het beroep terecht is ingediend. Het beroep is gegrond, en de rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 200,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten, vastgesteld op € 437,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.