In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 24 oktober 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Turkse nationaliteit en geboren in 1982, heeft op 1 september 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de minister van Asiel en Migratie op 5 juli 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 10 september 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Turkije te vrezen heeft voor vervolging vanwege zijn betrokkenheid bij de Gülenbeweging. Eiser heeft weliswaar aangegeven dat hij in 2016 uit zijn functie is ontheven en een uitreisverbod heeft gekregen, maar de rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft vastgesteld dat er geen 'geringe indicaties' zijn die wijzen op een actueel vervolgingsrisico. De rechtbank wijst erop dat de door eiser aangehaalde bronnen niet voldoende zijn om het huidige landenbeleid onverbindend te verklaren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de aanvraag af, met een terugkeerbesluit voor eiser.