Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. E. Sweerts).
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 24 oktober 2024, wordt het beroep van een Turkse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren in 2006, heeft op 1 september 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister op 5 juli 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 10 september 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig zijn, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat eiser niet tot een risicogroep behoort en dat er geen aanwijzingen zijn dat hij in de negatieve belangstelling staat van de Turkse autoriteiten.
Eiser stelt dat hij Turkse nationaliteit heeft en vreest voor vervolging bij terugkeer naar Turkije, onder andere vanwege de politieke achtergrond van zijn vader, die als Gülenist wordt beschouwd. De rechtbank oordeelt echter dat de minister niet hoefde te beoordelen of er geringe indicaties zijn voor vervolging, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij tot een risicogroep behoort. De rechtbank wijst erop dat familieleden van Gülenisten niet automatisch als risicogroep worden aangemerkt en dat er onvoldoende bewijs is dat eiser persoonlijk risico loopt.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag door de minister. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt op 24 oktober 2024, en er is informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Raad van State.