ECLI:NL:RBDHA:2024:17707

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
09/122906-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksuele handelingen met minderjarige stiefnicht

Op 30 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden voor het plegen van seksuele handelingen met zijn 13-jarige stiefnichtje. De feiten vonden plaats tussen augustus en december 2017, waarbij de verdachte meerdere keren ontuchtige handelingen heeft gepleegd, waaronder seksueel binnendringen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van het slachtoffer en steunbewijs van getuigen, waaronder de broer van de verdachte en diens vriendin. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank achtte de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar en voldoende onderbouwd door andere getuigenverklaringen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ernstig inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer, wat leidde tot aanzienlijke gevolgen voor haar welzijn. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 8.186,- toegewezen aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade, en de verdachte is verplicht om deze schadevergoeding te betalen. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij geen voorwaardelijk strafdeel is opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/122906-23
Datum uitspraak: 30 oktober 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1995 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 16 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Heslinga en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. S. van der Eijk naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 26 augustus 2017 tot en met 31 december 2017 te [plaatsnaam] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, met [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 1] , te weten
- het brengen en/of duwen en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s) tussen de schaamlippen en/of op de clitoris en/of in de vagina van die [naam 1] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam 1] ;
2
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 1 augustus 2017 tot en met 31 december 2017 te [plaatsnaam] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland en/of te Italië, met [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2004, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- knuffelen en/of
- ( tong)zoenen met die [naam 1] en/of
- het betasten van de borsten van die [naam 1] en/of
- het op die [naam 1] liggen en/of (vervolgens) het brengen en/of wrijven en/of
stoten van zijn lichaam tegen het lichaam van die [naam 1] en/of
- het brengen van de hand van die [naam 1] naar zijn, verdachtes, penis en/of het leggen van haar hand op zijn penis en/of vervolgens (heen en weer) (laten) bewegen van haar hand om zijn penis.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft het ten laste gelegde ontkend en zijn raadsman heeft namens hem vrijspraak bepleit. Op specifieke standpunten wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023137861, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 77).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2004, opgemaakt op 6 december 2022, voor zover inhoudende (p. 9-23):
V: Gedurende welke periode heeft het ontucht plaatsgevonden?
A: Vijf jaar geleden. Van augustus 2017 tot en met oktober 2017. 1 augustus 2017 gingen we op vakantie. De laatste avond van de vakantie zoende [de verdachte] mij. [de verdachte] en ik hebben afgesproken in het weekend van 19 en 20 augustus 2017. [de verdachte] en ik zijn de hele avond Game of Thrones gaan kijken. Elke keer als de intro kwam werd er geflikflooid, gezoend en droog geneukt. De volgende ochtend werden we wakker, gingen we ontbijten en verder kijken. Bij de intro werd er nog steeds geflikflooid tot mijn stiefvader me kwam ophalen. Het weekend erop hadden [de verdachte] en ik weer afgesproken. Dat was het weekend van 26 en 27 augustus 2017. Volgens mij waren [de verdachte] en ik dat weekeinde alleen thuis. Toen probeerde [de verdachte] voor het eerst seks te hebben met mij. Ik had toen een paniek aanval. Toen probeerde [de verdachte] me toch over te halen om toch seks met hem te hebben. Daarna zijn we terug gereden naar [plaatsnaam] . Daarna probeerde hij het opnieuw. Toen is het ook gelukt seks met mij te hebben. [de verdachte] begon eerst zijn vingers in mijn vagina te doen en uiteindelijk ook zijn piemel. We zijn toen weer Game of Thrones gaan kijken en toen is het nog een keer gebeurd,
's nachts. [de verdachte] heeft ook nog een weekend bij mij verbleven. Dit was volgens mij het eerste weekend van september 2017. Dat was mijn officiële weekend echt alleen thuis. [de verdachte] bleef bij mij slapen. Toen hebben we ook weer een paar keer seks gehad. [de verdachte] en ik zijn ook een keer gaan slapen bij zijn moeders huis. Op de oude slaapkamer van [getuige 2] . Die keer in die oude slaapkamer van [getuige 2] hebben we seks gehad. De laatste keer dat [de verdachte] en ik afspraken was doordeweeks een keer dat ik studiedag had. Dat was de laatste keer dat er seks is gebeurd tussen ons. Daarna is het contact verdwenen en was het klaar. Vorig jaar oktober 2021 heb ik het verteld aan mijn moeder. Mijn moeder zag dat niet aankomen. Het was nogal shockerend voor haar. Ze zijn toen door gereden naar [de verdachte] zijn huis en hebben [de verdachte] daarmee geconfronteerd. Daar heeft [de verdachte] het ook toegegeven.
V: We willen even naar het bankje in Italië waar jullie voor het eerst hebben gezoend. Wat kun je over die zoen vertellen?
A: De eerste keer lip op lippen en de 2e keer was intensiever, ook met de tong.
V: Je vertelde over het weekend van 19 en 20 augustus, het eerste weekend dat jullie afspraken bij het huis van je vader in [plaatsnaam] .
V: Je zei er werd gezoend en drooggeneukt tijdens het flikvlooien. Wat voor zoenen waren dat?
A: Mond op mond en ook met de tong.
V: En je zegt 'droogneuken' wat bedoel je daarmee?
A: Dat je op elkaar ligt met kleren aan en die seksuele beweging maakt.
V: Wat bedoel je met seksuele bewegingen?
A: Dat je met dit deel van je lichaam tegen elkaar beweegt.
A: Ik lag onderop.
V: Van wie kwam het initiatief?
A: Van [de verdachte] , hij wilde altijd knuffelen.
V: Het weekend van 26 en 27 augustus 2017 waren jullie weer alleen thuis. Hoe probeerde [de verdachte] seks met jou te hebben?
A: [de verdachte] trok mijn kleding uit en begon aan mijn tieten, armen en benen te zitten.
V: Wat deed [de verdachte] als hij aan je tieten zat?
A: Ja er gewoon aan zitten, knijpen en mee bewegen.
A: De tweede keer ging hetzelfde. [de verdachte] ging aan me zitten, aan mijn armen, tieten, buik, heupen en benen en toen trok hij langzaam mijn kleren uit. Mijn broek, shirt, bh en sokken waren uit op mijn onderbroek na. [de verdachte] ging toen met zijn vingers in mijn vagina, duwen, heen en weer bewegen.
A: [de verdachte] deed zijn kleding uit, zijn broek uit en ging met zijn piemel bij mij naar binnen. Toen was hij klaar en stopt het.
V: Waar zit [de verdachte] dan binnen dan?
A: In mijn vagina.
V: Wat doet hij met zijn piemel in je vagina?
A: Bewegen tot hij klaar komt.
V: [de verdachte] zat met zijn vingers in jouw vagina. Heb jij nog dingen bij [de verdachte] moeten doen?
A: Ja soms zijn piemel heen en weer bewegen.
2. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , opgemaakt op 4 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 31-37):
Het was vorig jaar september dat we in de avond op de bank zaten te kletsen. Ik weet niet meer wat de aanleiding was, een scène in een film of iets. Ze zei ineens:'ik ben ook misbruikt. [naam 1] vertelde toen dat het het broertje van mijn huidige partner betreft. Zijn naam is [de verdachte] . Ze gaf aan dat het een aantal maanden had geduurd.
We, [getuige 2] en ik, besloten om de volgende dag naar [de verdachte] zijn huis te rijden. Niet omdat we [naam 1] niet geloofden maar omdat we zijn kant wel wilden horen. Ik had behoefte aan een soort confrontatie op dat moment.
We zijn naar binnen gegaan en toen heeft [getuige 2] letterlijk gezegd: ' [naam 1] heeft verteld dat je haar hebt misbruikt' en toen gaf [de verdachte] het eigenlijk gelijk toe. Hij zei: 'ja dat klopt.'
Ik heb toen heel expliciet aan hem gevraagd hoe oud [naam 1] was toen het begon en hij zei toen:'13'. Ik concludeerde daaruit dat hij wist dat het fout was. Hij zei: 'Ik ben wel blij dat ze het eindelijk heeft verteld want dat arme meisje moest hier al zo lang mee rondlopen.'
3. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , opgemaakt op 20 april 2023, voor zover inhoudende (p. 71-76):
V: Wat heb jij gehoord over wat er is gebeurd tussen [naam 1] en [de verdachte] ?
A: Waar ik naar heb gevraagd toen we bij hem langs zijn gegaan of ze seks met elkaar hebben gehad. Omdat [naam 1] dat aangegeven had en [de verdachte] dat ook heeft aangegeven.​​​​​​​
V: [naam 1] heeft het in eerste instantie aan [getuige 1] verteld. Hoe is het bij jou terecht gekomen?
A: In eerste instantie via [getuige 1] en in latere instantie mondjesmaat via [naam 1] .
V: Wat hebben jullie exact gevraagd van [de verdachte] ?
A: Exact weet ik niet. We zochten gewoon naar bevestiging van wat er gebeurd was. Zoals ik zei, hebben we niet heel veel antwoord op gekregen. Alleen het antwoord dat ze seks hebben gehad.
V: Wat weet jij over wat er is gebeurd tussen [naam 1] en [de verdachte] . Wat is jou verteld?
A: Alleen dat ze seks met elkaar hebben gehad. Meer dan dat weet ik niet.
V: Wanneer zou dat hebben plaatsgevonden?
A: Na de vakantie in Italië.
4. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] ​​​ bij de rechter-commissaris d.d. 11 maart 2024:
U zegt dat ik bij de politie heb verklaard dat ik weet dat mijn broer en [naam 1] seks hebben gehad. Ja. U vraagt hoe ik dat wist. Wij zijn, nadat [naam 1] het aan ons vertelde bij hem langs geweest om hem ermee te confronteren en aan hem te vragen of het waar was. Wij hebben toen gevraagd of hij seks met [naam 1] heeft gehad en hij antwoordde bevestigend. Wij vroegen of hij wist hoe oud [naam 1] was en hij zei dat hij wist dat ze 13 was.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Algemeen
In zedenzaken is vrijwel altijd sprake van een één-op-één-situatie waar geen anderen bij aanwezig zijn. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaring van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden is. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige of enkel op basis van de verklaring of aangifte van het slachtoffer. Dit betekent dat – in een geval als het onderhavige, waarin de verdachte ontkent dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden en er geen getuigen van het incident zijn – de rechtbank eerst de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster kritisch moet toetsen en daarnaast moet bepalen of voor de verklaringen van het slachtoffer voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is.
De betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster
De verdachte ontkent stellig hetgeen hem ten laste is gelegd.
Ter zitting heeft de raadsman naar voren gebracht dat vraagtekens kunnen worden gezet bij de betrouwbaarheid van de aangifte.
De rechtbank overweegt dat aangeefster gedetailleerd heeft verklaard over de periode waarin het misbruik heeft plaatsgevonden, wat is voorafgegaan aan de seksuele handelingen tussen haar en de verdachte, wat de opbouw was van hun contact en welke seksuele ontuchtige handelingen vervolgens hebben plaatsgevonden. De verdachte bevestigt dat er in die periode contacten met aangeefster zijn geweest en ook op de plaatsen die zij heeft genoemd. Dat aangeefster vervolgens pas vier jaar later over dit misbruik heeft verteld, eerst tegen haar vriend en later tegen haar moeder, doet niet af aan haar betrouwbaarheid. Gelet op de jonge leeftijd van aangeefster ten tijde van het misbruik, te weten 13 jaar en de gevoeligheid die bij zedendelicten past, acht de rechtbank het voldoende verklaarbaar waarom aangeefster pas vier jaar na dato haar ervaringen heeft gedeeld.
De rechtbank acht de verklaring van aangeefster betrouwbaar en daarmee bruikbaar voor het bewijs.
Het steunbewijs
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verklaring van aangeefster in voldoende mate wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Of sprake is van voldoende steunbewijs is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat de verkrachting of aanranding als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangeefster, als die betrouwbaar wordt bevonden, op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring (aangeefster) heeft afgelegd.
De verklaring van aangeefster wordt op een aantal onderdelen ondersteund door de verklaringen van de getuigen [getuige 1] , de moeder van aangeefster en [getuige 2] , de stiefvader van aangeefster en tevens broer van de verdachte.
Deze getuigen hebben de verdachte in september 2021 geconfronteerd met het verwijt van aangeefster dat zij door verdachte is misbruikt.
De getuigen hebben verklaard dat de verdachte in dat gesprek heeft toegegeven dat hij seks met aangeefster heeft gehad en op hun vraag hoe oud aangeefster toen was heeft geantwoord dat zij 13 jaar was. De rechtbank overweegt dat de getuigen consistent hebben verklaard en hun verklaringen elkaar ondersteunen.
Het standpunt van de verdachte, kort gesteld inhoudende dat het gesprek een andere inhoud had, vindt geen steun in het dossier en het verhandelde ter zitting. De verdachte heeft immers wisselend verklaard over de inhoud van het gesprek. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij het misbruik tijdens dit gesprek niet heeft toegegeven en dat hem ook niet is gevraagd naar de leeftijd van aangeefster toen het misbruik begon, maar naar haar leeftijd toen hij mee ging op vakantie naar Italië. Die vraag is naar het oordeel van de rechtbank niet logisch in verband met het verwijt van misbruik. Eén en ander valt ook niet te rijmen met de opmerking van de verdachte in het gesprek dat de verdachte blij was dat aangeefster het eindelijk had verteld, aangezien ‘dat arme meisje hier al zo lang mee moest rondlopen.’
Dat de verdachte zonder vooraankondiging, door de getuigen werd geconfronteerd op het moment dat kort daarvoor zijn beste vriend was overleden, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat aan dit gesprek bewijstechnisch geen waarde kan worden gehecht. Hoewel de verdachte ontdaan zal zijn geweest over het overlijden van zijn beste vriend, verklaart dit naar het oordeel van de rechtbank niet dat hij een ernstig strafbaar feit gaat bekennen dat hij niet heeft gepleegd.
Het verweer van de verdediging met betrekking tot de disclosure getuigen behoeft geen nadere bespreking nu hun verklaringen niet worden gebruikt voor datgene waar het verweer op ziet, namelijk de emotionele gesteldheid van aangeefster op het moment dat zij voor het eerst met hen over het misbruik sprak.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de verklaring van aangeefster in voldoende mate wordt ondersteund door de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] .
Hoewel dit steunbewijs ziet op de seks, gaat de rechtbank ervan uit dat ook de overige handelingen zijn gebeurd zoals de aangeefster dat heeft verklaard. Niet is vereist dat voor ieder onderdeel uit de tenlastelegging steunbewijs wordt geleverd. Het ligt voor de hand dat de aangeefster met de mensen die zij in vertrouwen heeft genomen vooral heeft gesproken over de meest ernstige feiten.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op meerdere momenten in de periode van 26 augustus 2017 tot en met 31 oktober 2017 te [plaatsnaam] , althans in Nederland, met [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 1] , te weten
- het duwen en heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [naam 1] en
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam 1] ;
2
hij op meerdere momenten in de periode van 1 augustus 2017 tot en met 31 oktober 2017 te [plaatsnaam] , althans in Nederland en te Italië, met [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2004, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- knuffelen en
- ( tong)zoenen met die [naam 1] en
- het betasten van de borsten van die [naam 1] en
- het op die [naam 1] liggen en wrijven van zijn lichaam tegen het lichaam van die [naam 1] en
- het (heen en weer) bewegen van haar hand om zijn penis.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft in verband met de bepleite vrijspraak geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft gedurende een periode van drie maanden ontucht gepleegd met de stiefdochter van zijn broer, die op dat moment 13 jaar oud was. Het misbruik bestond mede uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. De verdachte heeft ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van zijn stiefnichtje en heeft kennelijk de bevrediging van zijn lustgevoelens laten prevaleren.
Gevolgen voor het slachtoffer
Uit haar slachtofferverklaring blijkt dat de gevolgen voor het slachtoffer groot zijn. Zij heeft te kampen met stress en angstgevoelens en heeft een groot aantal EMDR-sessies ondergaan. Na de aangifte was het slachtoffer heel erg bang dat zij verdachte ergens tegen zou komen of dat hij opeens voor de deur zou staan. Daarom durfde zij vaak niet bij haar moeder thuis te zijn en was zij bij haar vriend. Hierdoor heeft zij veel tijd thuis met haar zus en broertje gemist en voelde zij zich geen onderdeel meer van het gezin en vaak buitengesloten, terwijl zij hen op dat moment heel erg nodig had. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Stafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 9 september 2024 waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Rapportage
Aan het tot stand komen van een reclasseringsadvies heeft de verdachte niet meegewerkt.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het (neuro)psychologisch onderzoek door drs. R. Brandsma, neuropsycholoog. Brandsma heeft op basis van het dossier geconcludeerd dat er aanwijzingen voor de aanwezigheid van ontwikkelingsstoornissen (ADHD en Autismespectrumstoornis) en opgelopen hersenletsel, welke aanwezig waren ten tijde van het ten laste gelegde. Doordat de verdachte niet heeft meegewerkt aan het onderzoek kunnen de overige vragen, waaronder de vraag of dit leidt tot het advies om het ten laste gelegde in verminderde mate dan wel in het geheel niet toe te rekenen, niet beantwoord worden.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat hier sprake is van een ernstige vorm van ontucht. Het gaat in deze zaak niet om een keer zoenen of ongepast aanraken, maar om de meest vergaande en indringende vormen van ontucht, te weten het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster. Dat is niet één keer gebeurd, maar meerdere malen.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. In tegenstelling tot de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding voor een voorwaardelijk strafdeel als stok achter de deur. De verdachte heeft al jarenlang geen contact meer met het slachtoffer en naar het oordeel van de rechtbank zijn er ook anderszins geen aanknopingspunten om een gevaar voor recidive aan te nemen. Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[naam 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 13.186,-, en te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 1.186,- aan materiële schade en € 12.000,- aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank primair verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft hij de rechtbank verzocht de immateriële schade naar billijkheid te matigen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op materiële schade, is namens de verdachte niet gemotiveerd betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van de bewezen verklaarde feiten. De vordering tot vergoeding van deze kosten ter hoogte van € 1.186,- wordt daarom toegewezen.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan verder worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de bewezen verklaarde feiten. Dit volgt uit de aard van het delict en de onderbouwing die de benadeelde partij heeft gegeven. Het gaat onder meer om een behandelplan, opgesteld door een psycholoog, waaruit volgt dat de benadeelde partij is behandeld voor trauma opgelopen door seksueel misbruik in haar jeugd. Daarmee is ook het causale verband naar het oordeel van de rechtbank voldoende gegeven.
Gelet op wat door de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van
€ 7.000,-. De rechtbank heeft daarbij ook gekeken naar vergelijkbare zaken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige gedeelte van de vordering tot vergoeding van immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering is door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering daarom slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Conclusie
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 8.186,-, bestaande uit € 1.186,- aan materiële schade en € 7.000,- aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 27 augustus 2017, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de bewezen verklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 8.186,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 27 augustus 2017 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 1] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
36f, 57, 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9. De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
12 (TWAALF) MAANDEN;
de vordering van de benadeelde partij;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 1] deels toe tot een bedrag van € 8.186,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 augustus 2017 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 1] ;
bepaalt dat de benadeelde partij [naam 1] voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij [naam 1] , begroot op nihil, en de kosten die ten behoeven van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 8.186,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 27 augustus 2017 tot aan de datum waarop dit bedrag volledig is betaald, ten behoeve van [naam 1] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.B. Haverhoek, voorzitter,
mr. C.W. de Wit, rechter,
mr. S. Pereth, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. Vos, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 oktober 2024.