Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
de minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: mr. L.S. Hartog).
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 16 september 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vreemdelingenbewaring van een eiseres en haar minderjarige dochter. De minister van Asiel en Migratie had op 28 augustus 2024 de bewaring van eisers ingesteld op basis van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld, dat ook als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. Tijdens de zitting op 9 september 2024 waren eisers niet aanwezig, omdat zij op dat moment zouden worden overgedragen aan Polen. De gemachtigde van de minister was wel aanwezig en heeft de gronden van de bewaring toegelicht.
De rechtbank heeft beoordeeld of de bewaring rechtmatig was en of eiseres recht heeft op schadevergoeding. De rechtbank concludeerde dat de minister voldoende had gemotiveerd dat er een risico bestond dat eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken, en dat een lichter middel, zoals plaatsing in een vrijheidsbeperkende locatie, niet voldoende garanties bood voor een vrijwillig vertrek naar Polen. De rechtbank oordeelde dat de bewaring niet onrechtmatig was en dat het beroep ongegrond was. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 september 2024.