ECLI:NL:RBDHA:2024:17678

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
09/230129-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstallen en oplegging ISD-maatregel

Op 31 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1978, die op dat moment gedetineerd was. De zaak betreft diefstal van goederen uit winkels in Leiden, waaronder parfum van ICI Paris XL en Kruidvat. De rechtbank heeft op basis van de tenlastelegging en het onderzoek ter terechtzitting, dat plaatsvond op 17 oktober 2024, geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de ten laste gelegde feiten. De verdachte heeft de diefstallen bekend en er zijn bewijsmiddelen gepresenteerd, waaronder aangiften van de betrokken winkels.

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) opgelegd krijgt voor de duur van twee jaren. De verdediging pleitte voor een voorwaardelijke ISD-maatregel. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de verdachte onder de definitie van stelselmatige dader valt en dat er een hoog recidiverisico is. Het reclasseringsadvies wees op een duidelijke relatie tussen het delictgedrag en het gebruik van verdovende middelen, wat de kans op recidive vergroot.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, met als doel de veiligheid van de samenleving te waarborgen en de kans op recidive te verkleinen. De maatregel is opgelegd voor de maximale duur van twee jaren, zonder dat de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot de ISD-maatregel, waarbij de nadruk ligt op het aanpakken van de problematiek van de verdachte in verschillende leefgebieden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/230129-24
Datum uitspraak: 31 oktober 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] ,
op dit moment zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaatsnaam] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 17 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Schiphuis en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. P.J.W. de Water naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij, in of omstreeks de periode van 9 mei 2024 tot en met 10 mei 2024 te Leiden, drie flesjes Hugo Boss parfum, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan ICI Paris XL (Leiden), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij, in of omstreeks de periode van 9 december 2023 tot en met 12 december 2023 te Leiden, winkelgoederen, waaronder flesjes parfum, aftershaves en eau de toilette, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Kruidvat (Philipsburgstraat), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard.
3.3.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024226294, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 67).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 1
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 17 oktober 2024;
2. Het proces-verbaal van aangifte van H.G. Entjes namens ICI Paris XL, opgemaakt op 10 mei 2024 (p. 32-33).
Ten aanzien van feit 2
3. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 17 oktober 2024;
4. Het proces-verbaal van aangifte van H.G. Entjes namens Kruidvat, opgemaakt op 27 december 2024 (p. 9-12).
3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij, in de periode van 9 mei 2024 tot en met 10 mei 2024 te Leiden, drie flesjes Hugo Boss parfum die geheel aan ICI Paris XL (Leiden) toebehoorden
,heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij, in de periode van 9 december 2023 tot en met 12 december 2023 te Leiden, winkelgoederen, waaronder flesjes parfum, aftershaves en eau de toilette, die geheel aan Kruidvat (Philipsburgstraat) toebehoorden
,heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De oplegging van de maatregel

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren wordt opgelegd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de ISD-maatregel geheel voorwaardelijk dient te worden opgelegd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Voorwaarden ISD-maatregel
De onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zijn misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Uit zijn strafblad blijkt dat de verdachte in de vijf jaren voordat hij deze feiten pleegde ten minste drie keer onherroepelijk voor een misdrijf is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of taakstraf. De feiten waarvoor de verdachte nu wordt veroordeeld heeft hij gepleegd nadat deze straffen ten uitvoer zijn gelegd.
De verdachte valt onder de definitie van stelselmatige dader uit de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers, omdat over een periode van vijf jaren processen-verbaal voor meer dan tien misdrijffeiten tegen hem zijn opgemaakt, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.
Het reclasseringsadvies
Uit het rapport van de reclassering van 29 augustus 2024 komt naar voren dat bij de verdachte een duidelijk verband bestaat tussen het delictgedrag en het gebruik van verdovende middelen. Het risico op recidive is hoog. Er worden meerdere risicofactoren gezien. Zo belemmert het gebruik van verdovende middelen de verdachte in zijn dagelijks leven en heeft dit in het verleden meermaals geleid tot delictgedrag. De verdachte begeeft zich in een gebruikersnetwerk en laat zich hierdoor beïnvloeden. Bovendien heeft de verdachte onvoldoende inkomen om zijn gebruik te kunnen bekostigen en heeft hij een schuldenlast opgebouwd. Het gebrek aan financiën heeft meermaals tot delictgedrag geleid. Het psychosociaal functioneren van de verdachte draagt indirect bij aan delictgedrag. De verdachte heeft namelijk de neiging om problemen te laten oplopen, niet snel om hulp te vragen en door bij oplopende spanningen dit te dempen met middelengebruik. In 2021 is de verdachte gediagnosticeerd met verslavingsproblematiek, zwakbegaafdheid, een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en een achterstand in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. Andere indirecte risicofactoren voor recidive zijn jarenlange instabiliteit op het gebied van huisvesting en dagbesteding. Ook ervaart de verdachte stress vanwege familieomstandigheden en draagt deze stress bij aan een toename in het middelengebruik.
Daarnaast volgt uit het advies dat de verdachte in de afgelopen jaren zowel binnen het ISD-kader (in 2020-2022) als binnen een voorwaardelijke veroordeling een reclasseringstoezicht opgelegd heeft gekregen. Er is door middel van verschillende interventies geprobeerd om tot gedragsverandering te komen bij de verdachte. De middelenproblematiek in combinatie met het psychosociaal functioneren staat dusdanig op de voorgrond dat trajecten binnen een ambulant kader niet van de grond komen. Plaatsingen binnen een zorginstelling en een instelling voor begeleid wonen zijn vroegtijdig negatief beëindigd door terugvallen in gebruik. Gezien de ingrijpende aard van de ISD maatregel heeft de reclassering de mogelijkheden voor het inzetten van interventies in een voorwaardelijk kader overwogen. Doordat het middelengebruik op de voorgrond staat, betrokkene spanningen laat oplopen, geen hulp vraagt en zich niet afspraaktrouw toont wordt de kans van slagen binnen een ambulant kader laag geacht. Betrokkene zou gebaat kunnen zijn bij een opname in een zorginstelling. In het verleden is gebleken dat de kans op een terugval aanzienlijk is, hetgeen een eerdere opname vroegtijdig heeft beëindigd. De onvoorwaardelijke ISD maatregel biedt de mogelijkheid voor een terugplaatsing of een time-out indien
dit nodig is. Het biedt de mogelijkheid om behandeling, hetzij met vallen en opstaan, te doorlopen. De kans van slagen van een behandel- en begeleidingstraject wordt het grootst geacht binnen de onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Vanwege de hiervoor genoemde omstandigheden adviseert de reclassering om aan de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt.
Nu uit het rapport van de reclassering volgt dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat, met de daarbij gegeven onderbouwing, is de rechtbank van oordeel is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen. Omdat de verdachte steeds weer overlast en/of schade veroorzaakt, weegt het belang van de samenleving zwaar en komt opnieuw de ISD-maatregel in beeld. Daarom is het voor de veiligheid van goederen nodig om de ISD-maatregel, in onvoorwaardelijke vorm, op te leggen.
Oplegging van de ISD-maatregel in voorwaardelijke vorm, zoals door de verdediging bepleit, acht de rechtbank om meerdere redenen niet aangewezen. Zoals blijkt uit het reclasseringsrapport, is de kans van slagen binnen een ambulant kader klein. Alhoewel de rechtbank ter terechtzitting een gemotiveerde verdachte heeft gezien die zijn leven een andere wending wenst te geven en de verdachte heeft verklaard zich aan voorwaarden te zullen houden, heeft de rechtbank onvoldoende vertrouwen dat een voorwaardelijke ISD zal slagen. Op dit moment kampt de verdachte met dusdanig veel problemen dat het, mede gelet op zijn persoonlijkheid en vaardigheden, voor hem zeer waarschijnlijk onvoldoende mogelijk is om in een ambulant kader waarbij hij ook op eigen kracht aan al die gebieden moet werken, een voorwaardelijke ISD succesvol te doorlopen. Naast de verslavingsproblematiek is de verdachte namelijk momenteel dakloos, heeft hij schulden, geen inkomen en begeeft hij zich in een sociaal netwerk van gebruikers. Alleen een onvoorwaardelijke ISD-maatregel kan naar het oordeel van de rechtbank duurzaam de kans op recidive verkleinen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel eist en zij zal deze ISD-maatregel dan ook aan de verdachte opleggen. De rechtbank beoogt met de oplegging van de ISD-maatregel primair beveiliging van de maatschappij en beëindiging van de recidive van de verdachte. Daarnaast zal moeten worden gewerkt aan de door de reclassering geschetste problematiek van de verdachte in vrijwel alle leefgebieden. Om het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, is het belangrijk voldoende tijd te nemen de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de maximale duur van twee jaren en de tijd die de verdachte vóór tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft gezeten niet in mindering brengen op de duur van die maatregel.
De rechtbank ziet geen aanleiding om voor een kortere periode dan de maximale duur van twee jaren de ISD-maatregel op te leggen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen:
- 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
diefstal;
ten aanzien van feit 2:
diefstal;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (TWEE) JAREN.
Dit vonnis is gewezen door
mr. T.A.B. Mentink, voorzitter,
mr. I.K. Spros, rechter,
mr. S. Bosmans, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Loohuis, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 oktober 2024.