Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Gronden van de maatregel van bewaring
Verzwaarde belangenafweging van de kinderen
Beslissing
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst de verzoeken om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Syrische familie bestaande uit een moeder en haar twee minderjarige kinderen. De minister van Asiel en Migratie had op 23 september 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000, omdat er een risico bestond dat de eisers zich aan het toezicht zouden onttrekken. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. H. Drenth, hebben tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij zij tevens schadevergoeding hebben verzocht. De minister heeft de maatregel van bewaring op 27 september 2024 opgeheven, omdat de eisers waren overgedragen aan Denemarken.
Tijdens de zitting op 30 september 2024 zijn de eisers niet verschenen, maar de minister was vertegenwoordigd. De rechtbank heeft zich in haar beoordeling beperkt tot de vraag of de eisers recht hebben op schadevergoeding, nu de bewaring was opgeheven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewaring niet onrechtmatig was, ondanks de bezwaren van de eisers over de wijze van staandehouding en aanhouding. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende had gemotiveerd waarom de maatregel van bewaring noodzakelijk was, gezien het risico op onttrekking en de omstandigheden van de eisers.
De rechtbank heeft de beroepsgronden van de eisers verworpen en geoordeeld dat de belangen van de kinderen voldoende waren meegewogen in de beslissing van de minister. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en de verzoeken om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 oktober 2024, en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.