In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag. Eiseres had eerder een uitspraak van de rechtbank ontvangen waarin de minister werd opgedragen om binnen vier weken na verzending van die uitspraak te beslissen, tenzij er een gehoor werd afgenomen, in welk geval de termijn twaalf weken was. Eiseres stelt dat de minister deze termijn heeft overschreden en heeft daarom beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat de minister niet tijdig heeft beslist en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een langere termijn rechtvaardigen. De rechtbank legt de minister een beslistermijn van twee weken op, te rekenen vanaf de verzending van deze uitspraak. Tevens wordt er een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50 en het door haar betaalde griffierecht van € 187,- moet door de minister worden vergoed. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit door de minister.