ECLI:NL:RBDHA:2024:17656

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
09/149403-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meervoudige oplichting van meerdere slachtoffers met gevangenisstraf en taakstraf

Op 30 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meervoudige oplichting. De verdachte, geboren in 2001, heeft in de periode van 17 februari 2023 tot en met 22 september 2023, samen met anderen, meerdere slachtoffers opgelicht door zich voor te doen als een ander en hen te misleiden tot de afgifte van geldbedragen en goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting door gebruik te maken van valse namen en door listige kunstgrepen. De verdachte heeft zijn daden bekend en er zijn meerdere aangiften van slachtoffers in het dossier opgenomen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 49 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, en daarnaast een taakstraf van 90 uren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte heeft spijt betuigd en heeft inmiddels stappen ondernomen om zijn leven te verbeteren, wat meegewogen is in de strafmaat. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij schadevergoedingen zijn toegewezen aan verschillende slachtoffers, en heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor deze schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/149403-24
Datum uitspraak: 30 oktober 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 16 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.R. Koenders en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. E.C. Kerkhoven naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 17 februari 2023 tot en met 22 september 2023 in
Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meerdere slachtoffers onder wie
- [naam 1] en/of
- [naam 2] en/of
- [naam 3] en/of
- [naam 4] en/of
- [naam 5] en/of
- [naam 6] en/of
- [naam 7] en/of
- [naam 8] en/of
- [naam 9] en/of
- [naam 10] en/of
- [naam 11] en/of
- een of meer andere personen,
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een of meerdere geldbedragen en/of een of meerdere (tweedehands) goederen, door een of meerdere malen:
- de indruk te wekken dat hij, verdachte, geïnteresseerd was in op een of meerdere online handelsplatformen voor (tweedehands) goederen aangeboden goederen en/of
- zich in chatgesprekken met verkopers voor te doen als ‘ [valse naam 1] ’ en/of ' [valse naam 2] ' en/of
- een fysieke afspraak tot stand te laten komen en/of
- (op voorhand) aan te geven dat hij, verdachte, middels een bankoverschrijving van een (Belgische) bank zou betalen en/of;
- voornoemde persoon/personen voor te houden dat hij niet bij zijn geld kon en/of te vragen of hij geld kon overmaken naar die personen/personen zodat die persoon/personen dat voor hem kon(den) pinnen en/of
- een vervalste en/of valselijk opgemaakte afbeelding te tonen van een bankafschrift waardoor het leek alsof verdachte en/of zijn medeverdachte geld had(den) overgemaakt en/of;
- een legitimatiebewijs, niet toebehorend aan verdachte en/of zijn medeverdachte, te tonen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor het feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023363346, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 863).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 16 oktober 2024;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 28 juni 2023 (p. 23-31);
3. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , opgemaakt op 19 juni 2023 (p. 275-289);
4. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] , opgemaakt op 2 oktober 2023 (p. 292-320);
5. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] , opgemaakt op 31 maart 2023 (p. 321-324);
6. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 5] , opgemaakt op 15 maart 2023 (p. 325-327);
7. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 6] , opgemaakt op 23 maart 2023 (p. 328-332);
8. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 7] , opgemaakt op 30 maart 2023 (p. 333-335);
9. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 8] , opgemaakt op 20 april 2023 (p. 336-338);
10. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 9] , opgemaakt op 21 april 2023 (p. 339-342);
11. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 10] , opgemaakt op 12 mei 2023 (p. 344-348);
12. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 11] , opgemaakt op 25 juni 2023 (p. 349-351).
3.2.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij in de periode van
18februari 2023 tot en met 22 september 2023 in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen, meerdere slachtoffers onder wie
- [naam 1] en
- [naam 2] en
- [naam 3] en
- [naam 4] en
- [naam 5] en
- [naam 6] en
- [naam 7] en
- [naam 8] en
- [naam 9] en
- [naam 10] en
- [naam 11]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag en/of (tweedehands) goederen, door meerdere malen:
- de indruk te wekken dat hij, verdachte, geïnteresseerd was in op een of meerdere online handelsplatformen voor (tweedehands) goederen aangeboden goederen en/of
- zich in chatgesprekken met verkopers voor te doen als ‘ [valse naam 1] ’ en ' [valse naam 2] ' en/of
- een fysieke afspraak tot stand te laten komen en/of
- (op voorhand) aan te geven dat hij, verdachte, middels een bankoverschrijving van een (Belgische) bank zou betalen en/of;
- voornoemde persoon
,voor te houden dat hij niet bij zijn geld kon en te vragen of hij geld kon overmaken naar die
persoonzodat die persoon dat voor hem kon pinnen en
- een vervalste opgemaakte afbeelding te tonen van een bankafschrift waardoor het leek alsof verdachte en/of zijn medeverdachte geld had(den) overgemaakt en;
- een legitimatiebewijs, niet toebehorend aan verdachte en zijn medeverdachte, te tonen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 221 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman kan zich vinden in de vordering van de officier van justitie met betrekking tot de gevangenisstraf, in die zin dat geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte wordt opgelegd dan de periode die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Ten aanzien van de gevorderde taakstraf heeft de raadsman opgemerkt dat deze lager dient te zijn dan door de officier van justitie is gevorderd. De officier van justitie heeft immers aansluiting gezocht bij de richtlijn voor internetfraude in plaats van oplichting. Voor oplichting geeft de richtlijn lagere (taak)straffen aan.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich gedurende ruim zeven maanden met een ander, en in twee gevallen alleen, schuldig gemaakt aan oplichting. Verdachte (of een ander) toonde via het Marketplaceaccount “ [valse naam 1] ” op Facebook interesse in telefoons, laptops, een tablet en een smartwatch. Vervolgens werden afspraken gemaakt met de verkopers. Verdachte ging vervolgens alleen of samen met een ander naar de verkopers om de goederen op te halen. Daarbij werd aan verkopers een gefalsificeerde afschrijving getoond, waardoor het leek alsof hij had betaald voor het goed. Deze slinkse en doordachte wijze van oplichting getuigt van een groot gebrek aan respect voor andermans eigendomsrecht. Verdachte heeft hiermee het vertrouwen van de aangevers beschaamd en het vertrouwen dat personen in het algemeen in elkaar moeten en kunnen hebben via tweedehands verkoopplatforms. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
De verdachte heeft daarnaast, samen met zijn medeverdachte, een slachtoffer bewogen om voor hem te pinnen. Ook hier werd aan de man een gefalsificeerde afschrijving getoond, waardoor het leek dat de verdachte het bedrag dat gepind werd aan het slachtoffer had overschreven. De verdachte en zijn medeverdachte hadden maar één doel voor ogen: het slachtoffer zijn geld afhandig maken. Door op deze wijze te handelen, heeft de verdachte het slachtoffer schade toegebracht. Bovendien heeft hij een ernstige inbreuk gemaakt in het vertrouwen dat het slachtoffer in hem stelde. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 6 september 2024. De rechtbank constateert dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 23 juli 2024, waaruit volgt dat in eerste instantie sprake was van een hoog recidiverisico. Een en ander was gelegen in het feit dat de verdachte dakloos was, geen inkomen en een negatief sociaal netwerk had. Inmiddels heeft de verdachte een vaste woonplek en heeft hij een inkomen, waardoor de reclassering het recidiverisico nu op gemiddeld schat. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met daaraan verbonden de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening.
Volwassenenstrafrecht
De rechtbank zal toepassing geven aan het volwassenenstrafrecht. De verdachte was ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde ouder dan achttien jaar. Ook zijn er geen omstandigheden die aanleiding geven tot toepassing van het adolescentenstrafrecht. De reclassering heeft geconcludeerd dat de verdachte conform zijn leeftijd functioneert, niet schoolgaand is en dat er geen noodzaak is voor pedagogische beïnvloeding. De rechtbank onderschrijft deze conclusies en maakt die tot de hare. De rechtbank houdt ten aanzien van de strafmaat wel rekening met de relatief jonge leeftijd van de verdachte.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt voor fraude met een benadelingsbedrag tussen de € 10.000,- en € 70.000,- vermeld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen de twee en vijf maanden, dan wel een taakstraf.
In dit geval acht de rechtbank strafverhogend de geraffineerde werkwijze van de verdachte en dat hij een groot aantal van de oplichtingen samen met een ander heeft gepleegd. De verdachte heeft zich bovendien gedurende langere tijd bezig gehouden met oplichtingspraktijken en heeft daarmee veel slachtoffers gemaakt. De rechtbank rekent de verdachte verder aan dat hij ook na zijn aanhouding in deze zaak op 28 juni 2023 is doorgegaan met het oplichten van verkopers via Marketplace op Facebook.
In strafverminderende zin weegt de rechtbank mee, zoals hiervoor vermeld, de nog jonge leeftijd van de verdachte en dat hij na zijn schorsing flink met zichzelf aan de slag is gegaan; hij woont inmiddels begeleid en heeft dagbesteding. Ook weegt de rechtbank de proceshouding van de verdachte mee. Hij heeft op de zitting verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en spijt betuigd.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 90 dagen passend en geboden, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank ziet aanleiding een deel van die gevangenisstraf, namelijk 49 dagen, voorwaardelijk op te leggen. Om te bevorderen dat de verdachte zich in het vervolg weerhoudt van het plegen van strafbare feiten, zal de rechtbank daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden die de reclassering heeft geadviseerd, met een proeftijd van twee jaren. Het onvoorwaardelijk strafdeel bedraagt 41 dagen gevangenisstraf en is gelijk aan de duur van het voorarrest.
Naast voornoemde gevangenisstraf ziet de rechtbank aanleiding om aan de verdachte op te leggen een taakstraf van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis.

7.De vordering van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

[naam 12] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.900,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 1.300,- aan materiële schade en € 600,- aan immateriële schade.
[naam 13] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.552,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 1.152,- aan materiële schade en € 400,- aan immateriële schade.
[naam 14] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van thans € 1.950,-, [1] te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[naam 7] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 600,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[naam 15] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.170,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 1.050,- aan materiële schade en € 120,- aan proceskosten.
[naam 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.100,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[naam 16] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.299,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[naam 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[naam 8] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[naam 6] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.292,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 792,- aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade.
[naam 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[naam 10] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 4.899,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 899,- aan materiële schade en € 4.000,- aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen die op de tenlastelegging staan.
7.2
Het standpunt van de verdediging
- ten aanzien van de vordering van [naam 7] : de raadsman heeft aangevoerd dat de dagwaarde van de laptop geen € 600,- is. De laptop kostte € 667,- in 2019;
- ten aanzien van de vordering van [naam 2] : de raadsman heeft bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, dan wel dat de vordering moet worden afgewezen. De advertenties die ter onderbouwing bij de vordering zijn gevoegd zijn niet controleerbaar;
- ten aanzien van de vordering [naam 3] : de raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, dan wel dat de vordering moet worden afgewezen. De vordering is niet onderbouwd;
- ten aanzien van de vordering van [naam 8] : de raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, dan wel dat de vordering moet worden afgewezen. De vordering is niet onderbouwd;
- ten aanzien van de vordering van [naam 6] : de raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, dan wel dat de vordering moet worden afgewezen. De vordering is niet onderbouwd;
- ten aanzien van de vordering van [naam 4] : de raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank;
- ten aanzien van de vordering van [naam 10] : de raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, dan wel dat de vordering moet worden afgewezen. De vordering is niet onderbouwd;
- ten aanzien van de vorderingen van [naam 12] , [naam 13] , [naam 14] , [naam 15] en [naam 16] : de raadsman stelt dat deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard omdat zij niet op de tenlastelegging staan genoemd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 2]
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij de vordering ter terechtzitting voldoende heeft onderbouwd, zodat de rechtbank de vordering van € 1.100,- zal toewijzen. De benadeelde partij heeft aan de hand van advertenties voor vergelijkbare laptops voldoende concreet gemaakt wat de schade is. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal voorts de wettelijke rente met ingang van 12 juni 2023 toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of de proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.100,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 12 juni 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [naam 2] .
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 3]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit.
De vordering is door de verdediging betwist en door de benadeelde partij niet (nader) onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat moet worden uitgegaan van de dagwaarde van de telefoon. Daarbij zal de rechtbank gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid zoals bedoeld in artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Zij schat de dagwaarde van de telefoon op € 700,- en zal de vordering in zoverre toewijzen. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding.
De rechtbank zal voorts de wettelijke rente met ingang van 22 september 2023 toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte hoofdelijk dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of de proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 700,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 22 september 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [naam 3] .
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 4]
De vordering is namens de verdachte niet betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag. De rechtbank zal de vordering integraal toewijzen, bestaande uit € 750,- materiële schade.
De rechtbank zal voorts de wettelijke rente met ingang van 18 februari 2023 toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 750,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 februari 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [naam 4] .
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 6]
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade is de rechtbank van oordeel dat deze door de verdediging niet gemotiveerd is betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag. De rechtbank zal de vordering met betrekking tot de materiële schade van € 792,- toewijzen.
De benadeelde partij heeft daarnaast € 500,- immateriële schade gevorderd. De toekenning van immateriële schade vindt zijn grondslag in het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 aanhef onder b BW. Het recht op schadevergoeding bestaat indien de benadeelde partij op ‘andere wijze in zijn persoon is aangetast’. Hiervan is sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat psychische schade is ontstaan. Daarnaast kan de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat sprake is van een aantasting in de persoon.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd op basis waarvan het bestaan van de aantasting in haar persoon kan worden vastgesteld. De klachten die door de benadeelde partij zijn omschreven, zijn onvoldoende om tot die conclusie te komen. Ook gaat het naar het oordeel van de rechtbank in de onderhavige zaak niet om een dusdanige aard en ernst van de normschending dat reeds op basis daarvan een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De benadeelde partij wordt daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank zal de wettelijke rente met ingang van 16 maart 2023 toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of de proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 792,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 maart 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [naam 6] .
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 7]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit.
De benadeelde partij heeft de laptop inclusief twee accessoires in februari 2019 aangeschaft voor een bedrag van € 668,-. De raadsman heeft de vordering betwist. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat moet worden uitgegaan van de dagwaarde van de laptop. Daarbij zal de rechtbank gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid zoals bedoeld in artikel 6:97 BW. Zij schat de dagwaarde van de telefoon op € 300,- en zal de vordering in zoverre toewijzen. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding.
De rechtbank zal voorts de wettelijke rente met ingang van 8 maart 2023 toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of de proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 300,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 maart 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [naam 7] .
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 8]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit.
De vordering is door de verdediging betwist en door de benadeelde partij niet nader onderbouwd. De rechtbank zal gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid zoals bedoeld in artikel 6:97 BW. Zij schat de dagwaarde van de iPad Pro op € 500,- en zal de vordering in zoverre toewijzen. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding.
De rechtbank zal voorts de wettelijke rente met ingang van 3 april 2023 toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 500,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 april 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve [naam 8] .
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 10]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit.
De benadeelde partij heeft de materiële schade onderbouwd met een aankoopbewijs waaruit volgt dat er in december 2022 $ 899,- voor de Apple smartwatch is betaald. De raadsman heeft de vordering betwist. De rechtbank is van oordeel dat moet worden uitgegaan van de dagwaarde van de smartwatch. Daarbij zal de rechtbank gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid zoals bedoeld in artikel 6:97 BW. Zij schat de dagwaarde van de Apple smartwatch en dus de materiële schade van de benadeelde partij op € 400,- en zal de vordering in zoverre toewijzen. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding.
De benadeelde partij heeft daarnaast € 4.000,- immateriële schade gevorderd. De toekenning van immateriële schade vindt zijn grondslag in het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 aanhef onder b BW. Het recht op schadevergoeding bestaat indien de benadeelde partij op ‘andere wijze in zijn persoon is aangetast’. Hiervan is sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat psychische schade is ontstaan. Daarnaast kan de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat sprake is van een aantasting in de persoon.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd op basis waarvan het bestaan van de aantasting in zijn persoon kan worden vastgesteld. De klachten die door de benadeelde partij zijn omschreven, zijn onvoldoende om tot die conclusie te komen. Ook gaat het naar het oordeel van de rechtbank in de onderhavige zaak niet om een dusdanige aard en ernst van de normschending dat reeds op basis daarvan een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De benadeelde partij wordt daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank zal voorts de wettelijke rente met ingang van 6 mei 2023 toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of de proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte hoofdelijk voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 400,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 6 mei 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [naam 10] .
Ten aanzien van de overige benadeelde partijen
De vorderingen van de benadeelde partijen [naam 12] , [naam 13] , [naam 14] , [naam 15] , [naam 16] , zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren, omdat betrokkenheid bij deze oplichtingen niet aan de verdachte ten laste is gelegd.
Dit brengt mee dat de benadeelde partijen dienen te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vorderingen heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank begroot op nihil.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert voorts dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst) onder 1 genoemde voorwerp zal worden verbeurd verklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van de officier van justitie.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, verbeurd verklaren.
Dit voorwerp is voor verbeurd verklaring vatbaar, aangezien met behulp van dit voorwerp het bewezenverklaarde feit is begaan of voorbereid.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 47 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.2 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
oplichting, meermalen gepleegd;
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
90 (NEGENTIG) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
49 (NEGENENVEERTIG) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij het Leger des Heils op het adres Binckhorstlaan 287 te Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht en waarbij de veroordeelde zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt;
- gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Stichting Exodus of een soortgelijke instelling, en zich houdt aan de huisregels en het dagprogramma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, waarbij de veroordeelde de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden;
geeft opdracht aan het Leger des Heils tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van
90 (NEGENTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
45 (VIJFENVEERTIG) DAGEN;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
de vorderingen van de benadeelde partijen
[naam 2]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 1.100,- en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 12 juni 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 2] ;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.100,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 12 juni 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van [naam 2] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 21 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
[naam 3]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 700,- en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 22 september 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 3] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 700,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 22 september 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van [naam 3] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 14 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
[naam 4]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 750,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 februari 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 4] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 februari 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 4] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 15 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
[naam 6]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 792,- en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 maart 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 6] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 792,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 maart 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 6] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 15 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
[naam 7]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 300,- en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 maart 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 7] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in hoofdelijk de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 300,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 maart 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 7] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 6 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
[naam 8]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 500,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 april 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 8] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 april 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 8] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 10 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
[naam 10]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 400,- en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 6 mei 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 10] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 400,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 6 mei 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 10] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 8 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
[naam 12] , [naam 13] , [naam 14] , [naam 15] en [naam 16]
bepaalt dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, welke kosten worden begroot op nihil;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten: 1 STK Telefoontoestel, goednummer 2978047, Samsung.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Pereth, voorzitter,
mr. C.W. de Wit, rechter,
mr. N.B. Haverhoek, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. Vos, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 oktober 2024.

Voetnoten

1.De vordering was aanvankelijk € 2.699,- maar is op de zitting gewijzigd.