7.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 2]
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij de vordering ter terechtzitting voldoende heeft onderbouwd, zodat de rechtbank de vordering van € 1.100,- zal toewijzen. De benadeelde partij heeft aan de hand van advertenties voor vergelijkbare laptops voldoende concreet gemaakt wat de schade is. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal voorts de wettelijke rente met ingang van 12 juni 2023 toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of de proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.100,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 12 juni 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [naam 2] .
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 3]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit.
De vordering is door de verdediging betwist en door de benadeelde partij niet (nader) onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat moet worden uitgegaan van de dagwaarde van de telefoon. Daarbij zal de rechtbank gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid zoals bedoeld in artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Zij schat de dagwaarde van de telefoon op € 700,- en zal de vordering in zoverre toewijzen. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding.
De rechtbank zal voorts de wettelijke rente met ingang van 22 september 2023 toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte hoofdelijk dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of de proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 700,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 22 september 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [naam 3] .
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 4]
De vordering is namens de verdachte niet betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag. De rechtbank zal de vordering integraal toewijzen, bestaande uit € 750,- materiële schade.
De rechtbank zal voorts de wettelijke rente met ingang van 18 februari 2023 toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 750,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 februari 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [naam 4] .
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 6]
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade is de rechtbank van oordeel dat deze door de verdediging niet gemotiveerd is betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag. De rechtbank zal de vordering met betrekking tot de materiële schade van € 792,- toewijzen.
De benadeelde partij heeft daarnaast € 500,- immateriële schade gevorderd. De toekenning van immateriële schade vindt zijn grondslag in het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 aanhef onder b BW. Het recht op schadevergoeding bestaat indien de benadeelde partij op ‘andere wijze in zijn persoon is aangetast’. Hiervan is sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat psychische schade is ontstaan. Daarnaast kan de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat sprake is van een aantasting in de persoon.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd op basis waarvan het bestaan van de aantasting in haar persoon kan worden vastgesteld. De klachten die door de benadeelde partij zijn omschreven, zijn onvoldoende om tot die conclusie te komen. Ook gaat het naar het oordeel van de rechtbank in de onderhavige zaak niet om een dusdanige aard en ernst van de normschending dat reeds op basis daarvan een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De benadeelde partij wordt daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank zal de wettelijke rente met ingang van 16 maart 2023 toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of de proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 792,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 maart 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [naam 6] .
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 7]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit.
De benadeelde partij heeft de laptop inclusief twee accessoires in februari 2019 aangeschaft voor een bedrag van € 668,-. De raadsman heeft de vordering betwist. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat moet worden uitgegaan van de dagwaarde van de laptop. Daarbij zal de rechtbank gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid zoals bedoeld in artikel 6:97 BW. Zij schat de dagwaarde van de telefoon op € 300,- en zal de vordering in zoverre toewijzen. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding.
De rechtbank zal voorts de wettelijke rente met ingang van 8 maart 2023 toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of de proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 300,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 maart 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [naam 7] .
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 8]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit.
De vordering is door de verdediging betwist en door de benadeelde partij niet nader onderbouwd. De rechtbank zal gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid zoals bedoeld in artikel 6:97 BW. Zij schat de dagwaarde van de iPad Pro op € 500,- en zal de vordering in zoverre toewijzen. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding.
De rechtbank zal voorts de wettelijke rente met ingang van 3 april 2023 toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 500,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 april 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve [naam 8] .
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 10]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit.
De benadeelde partij heeft de materiële schade onderbouwd met een aankoopbewijs waaruit volgt dat er in december 2022 $ 899,- voor de Apple smartwatch is betaald. De raadsman heeft de vordering betwist. De rechtbank is van oordeel dat moet worden uitgegaan van de dagwaarde van de smartwatch. Daarbij zal de rechtbank gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid zoals bedoeld in artikel 6:97 BW. Zij schat de dagwaarde van de Apple smartwatch en dus de materiële schade van de benadeelde partij op € 400,- en zal de vordering in zoverre toewijzen. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding.
De benadeelde partij heeft daarnaast € 4.000,- immateriële schade gevorderd. De toekenning van immateriële schade vindt zijn grondslag in het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 aanhef onder b BW. Het recht op schadevergoeding bestaat indien de benadeelde partij op ‘andere wijze in zijn persoon is aangetast’. Hiervan is sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat psychische schade is ontstaan. Daarnaast kan de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat sprake is van een aantasting in de persoon.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd op basis waarvan het bestaan van de aantasting in zijn persoon kan worden vastgesteld. De klachten die door de benadeelde partij zijn omschreven, zijn onvoldoende om tot die conclusie te komen. Ook gaat het naar het oordeel van de rechtbank in de onderhavige zaak niet om een dusdanige aard en ernst van de normschending dat reeds op basis daarvan een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De benadeelde partij wordt daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank zal voorts de wettelijke rente met ingang van 6 mei 2023 toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of de proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte hoofdelijk voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 400,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 6 mei 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [naam 10] .
Ten aanzien van de overige benadeelde partijen
De vorderingen van de benadeelde partijen [naam 12] , [naam 13] , [naam 14] , [naam 15] , [naam 16] , zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren, omdat betrokkenheid bij deze oplichtingen niet aan de verdachte ten laste is gelegd.
Dit brengt mee dat de benadeelde partijen dienen te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vorderingen heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank begroot op nihil.