ECLI:NL:RBDHA:2024:17647
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvragen door prematuur indienen van ingebrekestellingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, zijn de beroepen van eisers tegen de minister van Asiel en Migratie behandeld. Eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. F.W. Verweij, hebben beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er geen zitting nodig was, omdat partijen geen verzoek tot zitting hebben ingediend. Hierdoor zijn de onderzoeken gesloten zonder verdere behandeling.
De rechtbank heeft overwogen dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist op een aanvraag, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. Dit houdt in dat de betrokkene het bestuursorgaan schriftelijk moet verzoeken om binnen twee weken alsnog te beslissen. Indien er na deze termijn nog geen besluit is genomen, kan beroep worden ingesteld. In dit geval hebben eisers op 16 juli 2024 hun ingebrekestellingen ingediend, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat deze prematuur waren. Dit is te wijten aan het feit dat de beslistermijnen voor asielaanvragen, ingediend vanaf 1 januari 2023, zijn verlengd met negen maanden op basis van het besluit WBV 2023/3.
Aangezien de beslistermijn nog niet was verstreken op het moment van indienen van de ingebrekestellingen, zijn de beroepen van eisers niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 24 oktober 2024.