ECLI:NL:RBDHA:2024:17647

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.32079
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvragen door prematuur indienen van ingebrekestellingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, zijn de beroepen van eisers tegen de minister van Asiel en Migratie behandeld. Eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. F.W. Verweij, hebben beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er geen zitting nodig was, omdat partijen geen verzoek tot zitting hebben ingediend. Hierdoor zijn de onderzoeken gesloten zonder verdere behandeling.

De rechtbank heeft overwogen dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist op een aanvraag, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. Dit houdt in dat de betrokkene het bestuursorgaan schriftelijk moet verzoeken om binnen twee weken alsnog te beslissen. Indien er na deze termijn nog geen besluit is genomen, kan beroep worden ingesteld. In dit geval hebben eisers op 16 juli 2024 hun ingebrekestellingen ingediend, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat deze prematuur waren. Dit is te wijten aan het feit dat de beslistermijnen voor asielaanvragen, ingediend vanaf 1 januari 2023, zijn verlengd met negen maanden op basis van het besluit WBV 2023/3.

Aangezien de beslistermijn nog niet was verstreken op het moment van indienen van de ingebrekestellingen, zijn de beroepen van eisers niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 24 oktober 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.32079 en NL24.32080
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], met V-nummer: [V-nummer 1] ,
[eiseres], met V-nummer: [V-nummer 2] . hierna gezamenlijk: eisers
(gemachtigde: mr. F.W. Verweij) en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over de beroepen die eisers hebben ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op hun aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank de onderzoeken gesloten en de zaken niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
3. Sinds 27 januari 2023 is het besluit met kenmerk WBV 2023/3 van kracht.3 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 met negen maanden zijn verlengd. De asielaanvragen van eisers vallen onder het toepassingsbereik van dit besluit. De beslistermijn in hun zaken is dus met negen maanden verlengd. De termijn om te beslissen op hun aanvragen was daarom nog niet
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
3 Staatscourant van 26 januari 2023, nr. 3235.
verstreken toen zij op 16 juli 2024 de ingebrekestellingen indienden bij verweerder. De ingebrekestellingen zijn daarmee prematuur. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4. De beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
24 oktober 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.