Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De procedure
- de vrijwillige verschijning van Hof Wonen;
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en STICHTING HOF WONEN. [Eiseres] vorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van de kantonrechter, waarin zij was veroordeeld om haar huurwoning binnen drie dagen te ontruimen. De kantonrechter had geoordeeld dat er voldoende redenen waren om aan te nemen dat de huurovereenkomst zou worden ontbonden, en dat de ontruiming gerechtvaardigd was vanwege de onleefbare situatie die was ontstaan door het gedrag van [eiseres].
De mondelinge behandeling vond plaats op 21 oktober 2024, waarbij de voorzieningenrechter de vordering van [eiseres] afwees. De voorzieningenrechter oordeelde dat [eiseres] onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat het eerdere vonnis berustte op een kennelijke misslag. De voorzieningenrechter benadrukte dat de ontruiming in kort geding uitvoerbaar bij voorraad is en dat de belangen van de verhuurder, Hof Wonen, zwaarder wegen dan die van [eiseres].
De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een andere belangenafweging rechtvaardigden. [Eiseres] werd veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.973,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Hof Wonen de ontruiming kan doorzetten, ongeacht een eventueel hoger beroep van [eiseres].