ECLI:NL:RBDHA:2024:1762

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
NL23.36107
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublin-regelgeving

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2024 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 9 november 2023, waarin werd gesteld dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Tijdens de zitting in Breda heeft eiser zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder ook vertegenwoordigd was.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiser geen relevante informatie heeft overgelegd die zou kunnen aantonen dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. De rechtbank heeft benadrukt dat het aan eiser is om aan te tonen dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Frankrijk. De enkele stelling van eiser dat hij in Frankrijk geen adequate opvang heeft genoten, is niet voldoende om het beroep gegrond te verklaren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Frankrijk onevenredig hard zou zijn.

De uitspraak is gedaan in het openbaar en is geanonimiseerd gepubliceerd. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank heeft de asielaanvraag van eiser ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

zaaknummer: NL23.36107 1

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.36107
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. E. El-Sharkawi),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.H.M. Maas).

Procesverloop

Bij besluit van 9 november 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser
niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling
daarvan.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 1 februari 2024 op zitting behandeld in Breda. Eiser heeft zich laten
vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn
gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak
gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er in het algemeen van uitgaan
dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het ligt daarom op de weg van eiser om
aannemelijk te maken dat Frankrijk dit niet doet. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich
terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser daarin niet is geslaagd.
zaaknummer: NL23.36107 2
2. Eiser heeft geen informatie overgelegd die aanleiding geeft voor het oordeel dat er in Frankrijk
sprake is van aan het systeem gerelateerde structurele tekortkomingen van de asielprocedure en de
opvangvoorzieningen die ernstige op feiten berustende gronden vormen om aan te nemen dat eiser een
reëel risico zal lopen op een behandeling in de zin van artikel 3 van het EVRM [1] dan wel artikel 4 van
het Handvest. [2] De enkele stelling dat eiser in Frankrijk geen adequate opvang heeft genoten of zal
genieten, is onvoldoende. Daarbij merkt de rechtbank op dat eiser in Frankrijk geen asielaanvraag
heeft ingediend en dus niet uit eigen ervaring kan verklaren over de opvangvoorzieningen. Ook de
stelling van eiser dat zijn rechten als asielzoeker in Frankrijk zullen worden geschonden vanwege het
ontbreken van rechtsbijstand is niet onderbouwd en wordt daarom niet gevolgd.
3. Met het claimakkoord garandeert Frankrijk dat een asielaanvraag van eiser in behandeling zal
worden genomen en dat zijn situatie zal worden beoordeeld met toepassing van de verschillende
Europese richtlijnen op het gebied van asielrecht. Dat geldt zowel voor de behandeling van zijn
asielaanvraag, de rechtsbijstand als de opvangvoorzieningen.
4. De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder in wat eiser naar voren gebracht heeft, in
redelijkheid geen bijzondere, individuele omstandigheden aanwezig heeft hoeven achten die maken
dat overdracht van eiser aan Frankrijk van een onevenredige hardheid getuigt. Verweerder heeft de
asielaanvraag dan ook niet onverplicht aan zich hoeven trekken op grond van artikel 17, eerste lid, van
de Dublinverordening. [3]
5. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan in het openbaar op 1 februari 2024 door mr. M.J. Schouw, rechter, in
aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, en geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
3.Verordening (EU) nr. 604/2013.