ECLI:NL:RBDHA:2024:1762
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublin-regelgeving
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2024 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 9 november 2023, waarin werd gesteld dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Tijdens de zitting in Breda heeft eiser zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder ook vertegenwoordigd was.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiser geen relevante informatie heeft overgelegd die zou kunnen aantonen dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. De rechtbank heeft benadrukt dat het aan eiser is om aan te tonen dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Frankrijk. De enkele stelling van eiser dat hij in Frankrijk geen adequate opvang heeft genoten, is niet voldoende om het beroep gegrond te verklaren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Frankrijk onevenredig hard zou zijn.
De uitspraak is gedaan in het openbaar en is geanonimiseerd gepubliceerd. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank heeft de asielaanvraag van eiser ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.