ECLI:NL:RBDHA:2024:17568

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.32742
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van herhaalde aanvraag en frauduleuze documenten

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Soedanese nationaliteit, diende op 27 december 2023 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de minister van Asiel en Migratie op 14 augustus 2024 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft op 3 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank heeft het verzoek om aanhouding afgewezen en zich vervolgens gebogen over de vraag of de minister de aanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

De rechtbank concludeert dat de minister dit terecht heeft gedaan. Eiser had eerder al meerdere aanvragen ingediend die allemaal waren afgewezen, en de rechtbank oordeelt dat er geen relevante nieuwe elementen zijn aangevoerd die de aanvraag opnieuw zouden kunnen rechtvaardigen. De minister had twijfels over de echtheid van de ingediende documenten, waaronder een kopie van de geboorteakte en een verklaring van de Soedanese ambassade, die volgens Bureau Documenten hoogstwaarschijnlijk frauduleus waren verkregen. Eiser betoogde dat de minister het besluit niet zorgvuldig had voorbereid, omdat de verklaring van Bureau Documenten pas na het besluit aan hem was gestuurd. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij hierdoor in zijn belangen is geschaad.

De rechtbank wijst erop dat de minister op het advies van Bureau Documenten mocht afgaan, omdat dit deskundigenadvies zorgvuldig tot stand was gekomen. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten aangedragen om te twijfelen aan de conclusies van Bureau Documenten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.32742

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. T.J.M. Schilder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Hij heeft op 27 december 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 14 augustus 2024 deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 3 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.
1.3.
Op zitting heeft de rechtbank het verzoek om aanhouding afgewezen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is en dat de aanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk is verklaard door de minister. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De totstandkoming van het bestreden besluit
4. Eiser stelt van Soedanese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. Eiser heeft meerdere aanvragen om een verblijfsvergunning asiel ingediend in 2011, 2015 en 2017. Deze aanvragen zijn allemaal afgewezen en de daartegen gerichte beroepen zijn ongegrond verklaard. [1] In deze procedures heeft eiser zijn gestelde nationaliteit en herkomst niet aannemelijk kunnen maken. Deze eerdere afwijzingen staan in rechte vast.
4.1.
Op 27 december 2023 heeft eiser opnieuw een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Die aanvraag ligt ten grondslag aan het nu bestreden besluit. Eiser heeft ter onderbouwing van deze aanvraag een kopie uittreksel geboorteregister van 26 mei 2015 (kopie-geboorteakte) en een daarop gebaseerde verklaring van de Soedanese ambassade in Den Haag met stempel overgelegd. De minister heeft de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat sprake is van een opvolgende aanvraag waaraan eiser geen relevante nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd. [2] De minister heeft ter onderbouwing van het bestreden besluit verwezen naar de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 9 juli 2024. Daarin staat dat het aan de kopie-geboorteakte ten grondslag liggende document afwijkt van het beschikbare referentiemateriaal en hoogstwaarschijnlijk niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven. De daarop door de ambassade aangebrachte legalisatie (de stempel) en de afgegeven verklaring van de Soedanese ambassade zijn volgens Bureau Documenten om die reden hoogstwaarschijnlijk frauduleus verkregen.
Heeft de minister het besluit zorgvuldig voorbereid?
5. Eiser betoogt dat de minister het bestreden besluit niet voldoende zorgvuldig heeft voorbereid. Hij wijst erop dat de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten pas na het uitbrengen van het bestreden besluit aan eiser is opgestuurd. Eiser stelt dat hij zich om die reden niet heeft kunnen verweren tegen deze verklaring en de kans niet heeft gehad om de Soedanese ambassade om nadere informatie te vragen.
5.1.
Ter zitting heeft de minister erkend dat de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten pas na de datum van het bestreden besluit en dus te laat aan eiser is toegezonden. Daarmee is sprake van een zorgvuldigheidsgebrek. Hij heeft zich daarover echter terecht op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat eiser daardoor in zijn belangen is geschaad. De minister wijst er terecht op dat de conclusies van Bureau Documenten, zoals die zijn opgenomen in de verklaring van onderzoek, al in het voornemen zijn opgenomen en dat eiser dus tijdens het besluitvormingsproces in de gelegenheid is geweest een contra expertise uit te laten voeren en de conclusies te bestrijden. Verder was de verklaring ten tijde van de beroepsprocedure wel aan eiser toegezonden en heeft eiser daarop in beroep dus kunnen reageren. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij desondanks in zijn belang is geschaad in de in dat hij enkel door het later verstrekken van de verklaring de conclusies niet of minder goed heeft kunnen bestrijden. De rechtbank passeert het gebrek daarom op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Mag de minister uitgaan van de conclusies van Bureau Documenten?
6. Eiser betoogt dat de minister onder verwijzing naar de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten niet kon concluderen dat hij geen relevante nieuwe elementen of bevindingen heeft aangevoerd. De verklaring van onderzoek van Bureau Documenten is volgens eiser namelijk niet voldoende inzichtelijk en concludent. Volgens eiser is niet duidelijk op welke documenten de conclusies uit verklaring van onderzoek betrekking hebben en of het referentiemateriaal, dat is gebruikt bij de beoordeling van de kopie-geboorteakte, wel ‘up to date’ is. Verder heeft eiser tijdens de zitting gesteld dat de originele geboorteakte in het kader van een eerdere procedure wel ‘echt’ is bevonden. Eiser stelt verder dat de door de ambassade afgegeven verklaring en de stempel, die door de ambassade gebruikt is ter legalisering van de kopie-geboorteakte, wel voldoen aan de bij het Bureau Documenten aanwezige referentiemateriaal en uit een verklaring van de [stichting] volgt dat eiser daadwerkelijk op bezoek is geweest bij de ambassade. Volgens eiser heeft de minister ten slotte niet heeft voldaan aan de op hem rustende vergewisplicht.
6.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat er geen reden is om te twijfelen aan de bevindingen van Bureau Documenten, die ook zijn getoetst door TOELT. [3] Naar aanleiding van de stelling, dat de originele geboorteakte eerder wel ‘echt’ zou zijn bevonden door Bureau Documenten, stelt de minister primair dat deze in strijd met de goede procesorde te laat naar voren is gebracht. Subsidiair stelt de minister dat uit de eerdere uitspraak van 12 januari 2016 blijkt dat Bureau Documenten geen onderzoek heeft gedaan. [4]
6.2.
De rechtbank overweegt dat een advies van Bureau Documenten een deskundigenadvies is aan de minister ten behoeve van de uitvoering van zijn bevoegdheden. De minister mag op het advies van een deskundige afgaan, nadat hij is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting volgt uit artikel 3:2 van de Awb. [5] Als een partij concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop, mag de minister niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt de minister aan de adviseur om een reactie op wat over het advies is aangevoerd. [6]
6.3.
De rechtbank stelt vast dat de minister naar aanleiding van de gronden van beroep van eiser aanleiding gezien om zich van de achterliggende stukken van het advies te vergewissen. De minister heeft dat gedaan door de interne afdeling TOELT te vragen naar het advies te kijken. De conclusie van TOELT luidt dat de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten inhoudelijk inzichtelijk is. Gezien deze omstandigheid bestaat geen grond voor het oordeel dat de minister niet heeft voldaan aan zijn vergewisplicht.
6.3.1
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat eiser geen concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop. Anders dan eiser stelt, blijkt uit de verklaring van onderzoek duidelijk dat onderscheid is gemaakt tussen “de kopie” en “de verklaring van de Soedanese ambassade”. Daarom is duidelijk op welke documenten de conclusies uit verklaring van onderzoek betrekking hebben.
6.3.2.
Voor zover het de kopie-geboorteakte betreft, heeft eiser de conclusie van Bureau Documenten niet gemotiveerd bestreden. Het argument, dat de geboorteakte eerder wel als ‘echt’ is aangemerkt, acht de rechtbank niet in strijd met de goede procesorde, omdat het een nieuw argument betreft dat voortbouwt op een eerder ingenomen stelling. Wel vindt de rechtbank het argument onvoldoende onderbouwd. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser al sinds 2011 procedeert en de geboorteakte, zo blijkt uit de uitspraak van 2016, eerder onderwerp van discussie is geweest en daaruit kan worden afgeleid dat de geboorteakte niet door Bureau Documenten is beoordeeld. Het lag op de weg van eiser om concreet toe te lichten wanneer de originele geboorteakte is beoordeeld en te onderbouwen wat daarvan de uitkomst was. Eiser heeft voor zover het de kopie-geboorteakte betreft verder volstaan met de vraag of het gebruikte referentiemateriaal wel up to date is. Dit is onvoldoende voor het oordeel dat de minister nader moest motiveren waarom van deze conclusie van Bureau Documenten kan worden uitgegaan.
6.3.3.
Voor zover het de op de kopie aangebrachte stempel, dat gebruikt is ter legalisering van de kopie-geboorteakte, en de verklaring van de ambassade betreft, stelt de rechtbank vast dat eiser uitsluitend argumenten heeft aangevoerd waaruit volgt dat eiser bij de ambassade is geweest en daar een stempel en een verklaring heeft gekregen. Dit blijkt ook uit de overgelegde verklaring van de medewerker van [stichting] over het bezoek. Dat dit bezoek heeft plaatsgevonden wordt door de minister echter niet bestreden. De conclusie van Bureau Documenten, dat de stempel en deze verklaring hoogstwaarschijnlijk frauduleus zijn verkregen, is gebaseerd op de motivering dat de aan de kopie ten grondslag liggende geboorteakte hoogstwaarschijnlijk niet bevoegd opgemaakt en afgegeven. Eiser heeft niet onderbouwd, bijvoorbeeld met een contra-expertise, waarom deze conclusies onjuist zijn en de minister daar niet vanuit kon gaan.
6.4.4.
De minister mocht gelet op het voorgaande uitgaan van de conclusies van Bureau Documenten en heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is van relevante nieuwe elementen of bevindingen.
6.5.
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. De minister heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de niet-ontvankelijkverklaring van de aanvraag van eiser in stand blijft.
7.1.
Omdat de rechtbank gelet op overweging 5.1. met toepassing van artikel 6:22 van de Awb het gebrek in het bestreden besluit passeert, veroordeelt de rechtbank de minister in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Harten, rechter, in aanwezigheid van mr. R.C. Lubbers, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummers AWB 12/17995, AWB 15/22209 en NL17.14363.
2.Dit staat in artikel 30a, eerste lid onder d van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
3.Team Onderzoek en Expertise Land en Taal.
4.Rechtbank Den Haag 12 januari 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:209, r.o. 5.3.
5.Algemene wet bestuursrecht.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van state van 22 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1764.