ECLI:NL:RBDHA:2024:17559

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/664800/KG RK 24-535
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter wegens vermeende vooringenomenheid

Op 28 oktober 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoeker, die anoniem blijft, had de wraking ingediend tegen mr. D. Nobel, rechter in de rechtbank, en later ook tegen de wrakingskamer zelf. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet voldeed aan de eisen van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat het niet voldoende gemotiveerd was. Verzoeker stelde dat er sprake was van (schijn van) vooringenomenheid, omdat de rechter in het verleden meerdere zaken had behandeld waarbij verzoeker betrokken was. Daarnaast verwees verzoeker naar een foto van de rechter in een krantenartikel over de Harbour Club, waar crimineel geld zou worden uitgegeven. De wrakingskamer concludeerde echter dat verzoeker geen concrete feiten had aangedragen die de vrees voor vooringenomenheid konden onderbouwen. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat verzoeker bijzondere omstandigheden moet aanvoeren om het tegendeel aan te tonen. Aangezien de aangevoerde gronden niet toereikend waren, werd het verzoek tot wraking afgewezen. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2024-35
zaak- /rekestnummer: C/09/664800 / KG RK 24-535
Beslissing van 28 oktober 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. D. Nobel,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de uitspraak van de wrakingskamer van de rechtbank van 30 april 2024 en de
hierin genoemde stukken, waarvan verzoeker op 5 mei 2024 in hoger beroep is
gekomen;
- de uitspraak van de wrakingskamer van het gerechtshof van 4 juli 2024, waarin
uitspraak van de wrakingskamer van de rechtbank van 30 april 2024 is vernietigd
en de zaak is terugverwezen naar de wrakingskamer van de rechtbank voor een behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting.
1.2.
Op 14 oktober 2024 om 9.30 uur is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij is niemand verschenen. Kort na aanvang van de mondelinge behandeling bleek dat verzoeker bij e-mailbericht van 14 oktober 2024 om 9.25 uur deze wrakingskamer heeft gewraakt.

2.Het verzoek tot wraking van de wrakingskamer

2.1.
Het e-mailbericht van verzoeker waarin hij deze wrakingskamer wraakt luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Afgelopen vrijdag heb ik eerst pas de brief van uw rechtbank van 25 september 2024 per gewone post mogen ontvangen. Ondanks de datum van de betreffende brief, (…), heb ik deze dus pas eerst op 11 oktober 2024 mogen ontvangen. Indien dit door de gewraakte rechters wordt ontkend, ligt de bewijslast hiervan bij hen. In de betreffende brief wordt gewag gemaakt van een vervangende rechter. Nog even los van het gegeven dat ik aanleiding zie om de nieuw aangestelde rechter (mr. Boogers) te willen wraken, ben ik door deze late gang van zaken genoodzaakt om de gehele raadkamer in bovengenoemde procedure te wraken.”
2.2.
Ingevolge artikel 37 lid 2 Rv moet een wrakingsverzoek worden gemotiveerd. Dit houdt in dat het verzoek de feiten en omstandigheden dient te vermelden waardoor volgens de verzoeker de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Een verzoek dat niet voldoet aan deze motiveringseis, kan niet worden aangemerkt als een wrakingsverzoek in de zin van artikel 36 Rv.
2.3.
De wrakingskamer laat het wrakingsverzoek buiten behandeling omdat het verzoek niet, althans ontoereikend, is gemotiveerd. De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker bij brief van 19 september 2024 is opgeroepen voor de zitting van 14 oktober 2024 om 9.30 uur en in kennis is gesteld van de samenstelling van de behandelend wrakingskamer. De wrakingskamer stelt ook vast dat verzoeker bij brief van 25 september 2024 in kennis is gesteld van de wijziging van de samenstelling van de behandelend wrakingskamer. Deze brief is volgens verzoeker eerst op 11 oktober 2024 ontvangen. Anders dan verzoeker meent, kan die gang van zaken geen grond voor wraking opleveren. De door verzoeker vermelde feiten en omstandigheden zijn immers niet toegespitst op de vraag of, en zo ja in hoeverre, de rechterlijke onpartijdigheid van de leden van de wrakingskamer schade zou kunnen lijden. Voor zover verzoeker (daarnaast) een afzonderlijk verzoek heeft beoogd te doen tot wraking van mr. A.M. Boogers, bevat het verzoek geen enkele motivering. Van een wrakingsverzoek in de zin van artikel 36 Rv is gelet op het voorgaande geen sprake. Om die reden zal de wrakingskamer het tot haar gerichte verzoek tot wraking buiten behandeling laten en niet in handen stellen van een andere wrakingskamer.
2.4.
De wrakingskamer gaat daarom over tot de inhoudelijke behandeling van het verzoek tot wraking van de rechter.

3.Het verzoek tot wraking van de rechter

3.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 11001473 / RL EXPL 24-6180 tussen verzoeker en I) de Staat der Nederlanden en II) [naam] .
3.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Volgens verzoeker is sprake van (een objectief en gerechtvaardigde vrees voor) vooringenomenheid en/of (schijn van) partijdigheid omdat:
i. de rechter in een periode van één jaar meerdere zaken heeft behandeld waarbij
verzoeker direct en/of indirect betrokken is geweest;
de rechter op een foto staat bij het krantenartikel van 8 juni 2020 van de Telegraaf met de kop:
“Harbour Club Den Haag: Van lelijk naar mooi”. In dat verband heeft verzoeker voorts gewezen op een
krantenartikel van 18 februari 2023 van de regionale publieke omroep Rijnmond met de kop
“Peperdure shirts, horloges en vip-tafels in de club: dit is waar jonge crimi’s hun geld aan uitgeven”waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“2. Waar geven ze het criminele geld allemaal aan uit?
Aan merkkleding, luxe goederen en uitstapjes. Sommigen delen de zwarte contanten met hun familie. (...). En wat doe je als je ‘fully dressed’ bent? Dan wil je dat laten zien natuurlijk, aan een vip-tafel van club Villa Thalia, de Harbour Club of in een horecagelegenheid in een andere stad.”
3.3.
De rechter heeft niet gereageerd op het wrakingsverzoek.

4.De beoordeling

4.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
Wrakingsgrond i
4.2.
Verzoeker stelt dat hij (in)direct betrokken is geweest bij procedures die door de rechter zijn behandeld, zonder dat hij kenbaar maakt wat precies het pijnpunt is ten aanzien van de rechterlijke onpartijdigheid. Concrete feiten waaruit de wrakingskamer de vooringenomenheid van de rechter of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden, ontbreken. Het wrakingsverzoek is op deze grond dus niet toewijsbaar.
Wrakingsgrond ii
4.3.
Verzoeker stelt verder dat sprake is van (een objectief en gerechtvaardigde vrees voor) vooringenomenheid en/of (schijn van) partijdigheid, omdat de rechter op een foto staat bij een krantenartikel over de Harbour Club Den Haag. In een krantenartikel van bijna drie jaar later vertelt iemand dat (jonge) criminelen hun geld uitgeven in (onder meer) de Harbour Club. Verzoeker onderbouwt hiermee niet uit welke feiten of omstandigheden de wrakingskamer de vooringenomenheid van de rechter of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden. Het wrakingsverzoek is op deze grond evenmin toewijsbaar.
4.4.
Uit het voorgaande volgt dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
5.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
5.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
5.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt, A.M. Boogers en D.M. Drok, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.J. Littel en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.