ECLI:NL:RBDHA:2024:17557

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.37032
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Syrische eiser met terugkeerbesluit en inreisverbod

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Syrische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 2 september 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze is op 16 september 2024 door de Minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser stelt te zijn gevlucht voor milities in Syrië en vreest voor zijn leven, vooral omdat hij uit Suweida komt. De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.

De rechtbank oordeelt dat de Minister in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat de asielaanvraag van eiser niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 31 van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft weliswaar zijn identiteit en nationaliteit aangetoond, maar de rechtbank vindt dat de problemen met het regime en de milities niet geloofwaardig zijn. Eiser heeft eerder vrijwillig naar Syrië gereisd, wat volgens de rechtbank afbreuk doet aan zijn vrees voor vervolging. De rechtbank concludeert dat de Minister de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen en dat er geen reëel risico op ernstige schade bestaat bij terugkeer naar Syrië.

De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en kent eiser een proceskostenvergoeding toe van € 2.625,00. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen in hoger beroep gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.37032 (beroep) en NL24.37033 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. S.L. Sarin),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. Y.D. Ancion).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Hij heeft op 2 september 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 16 september 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook is een terugkeerbesluit en inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
1.1.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Ook heeft eiser de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 17 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en O. Akrawy als tolk, en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Eiser stelt de Syrische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1989. Eiser stelt te zijn gevlucht voor milities. Zover voor- als tegenstanders van het Syrische regime willen dat eiser zich bij hen aansluit. Daarbij zou eiser extra gevaar lopen omdat hij uit Suweida komt. In 2019 heeft een militie al eens geprobeerd om eiser te ontvoeren. Verder vreest eiser daarnaast de militaire dienstplicht te moeten vervullen. Door studie heeft eiser eerder al uitgestel gekregen, maar dat uitstel is nu verlopen.
2.1.
Verder heeft eiser van 5 januari 2023 tot eind augustus 2024 in de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) gewoond. In die tijd is hij in maart 2024 voor ongeveer een maand naar Syrië teruggekeerd vanwege een medische behandeling aan zijn gekneusde enkel. In juni 2024 is eiser voor een periode van vier dagen teruggekeerd naar Syrië om te kijken of hij er nog kon wonen.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: 1) identiteit, uw nationaliteit en herkomst, 2) problemen met het regime en milities in Syrië en 3) vervulling van de dienstplicht.
3.1.
Verweerder stelt zich hierover op het standpunt dat het eerste element geloofwaardig is, maar het tweede en derde element niet. Eiser voldoet niet aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, Vw. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen. Daarnaast is op grond van op artikel 31, eerste lid, Vw en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, d, en e, Vw. [1] de aanvraag afgedaan als kennelijk ongegrond.
Wat vindt eiser?
4. Eiser is het oneens met het bestreden besluit en voert daartoe, kort samengevat, het volgende aan. Anders dan verweerder stelt, heeft eiser wel aangetoond dat hij uit Suweida afkomstig is. Zo heeft eiser een paspoort overgelegd dat is afgegeven in Suweida. Ten onrechte heeft verweerder aan eiser tegengeworpen dat hij tweemaal vrijwillig naar Syrië is teruggekeerd. Eisers eerste terugkeer was medisch gezien nodig en zijn tweede terugkeer hing samen met de hoge kosten in levensonderhoud in de Verenigde Arabische Emiraten en eiser daarom toch wilde kijken of Syrië ondertussen toch veilig genoeg was. Daarnaast heeft verweerder de verklaringen van eiser ten onrechte ongerijmd en tegenstrijdig geacht. Over de vraag welke milities eiser benaderd hebben, heeft eiser wel degelijk samenhangend en aannemelijk verklaard en daarnaast een bevredigende verklaring gegeven voor het ontbreken van documenten. Ten aanzien van de problemen aan de grens heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom eiser nu geen problemen zou ondervinden. Over de gepoogde ontvoering voert eiser aan dat hij in elk geval gevaar liep, ook als er sprake zou zijn van – bijvoorbeeld - een overval, zoals verweerder stelt. De mislukte ontvoering rijmt ook met informatie uit gezaghebbende openbare bronnen. Het past in het plaatje. Ten aanzien van het ontbreken van bepaalde documenten zoals het militaire boekje, uitstelbewijzen en reistoestemming, voert eiser aan dat hij er simpelweg niet aan heeft gedacht om deze documenten te bewaren. Hij realiseerde zich niet dat deze documenten van belang konden zijn. Met betrekking tot de militaire dienstplicht werpt verweerder ten onrechte pas in het bestreden besluit tegen dat eiser zijn dienstplicht ook tussen 2007 en 2015 heeft kunnen vervullen. Ook volgt uit de geldigheid van het paspoort niet dat eiser al de dienstplicht heeft vervuld of daar definitief van is vrijgesteld. Eiser heeft namelijk smeergeld betaald voor een paspoort met een geldigheidsduur van zes jaar.
4.1.
Verder voert eiser aan dat de beoordeling van het non-refoulementbeginsel een andere is dan de geloofwaardigheidsbeoordeling van het asielrelaas. Ten aanzien van het risico op schending van artikel 3 EVRM [2] of 4 Handvest moet eiser het voordeel van de twijfel gegund worden bij het ontbreken van documenten. [3] Verweerder kan daarom niet naar de geloofwaardigheidsbeoordeling van het asielrelaas verwijzen ten aanzien van het risico op schending van artikel 3 EVRM of 4 Handvest. Daarnaast heeft eiser de laatste keer slechts vier dagen in Syrië kunnen verblijven. Ook heeft verweerder de individuele omstandigheden niet bezien tegen de achtergrond van de algemene veiligheidssituatie. Verder vindt eiser dat verweerder de aanvraag niet als kennelijk had kunnen afdoen. Eiser vindt dat hij niet inconsequent en tegenstrijdig heeft verklaard. Nu eiser een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Syrië en de Verenigde Arabische Emiraten in het algemeen niet aanmerkt als veilig land, had verweerder geen terugkeerbesluit en inreisverbod mogen opleggen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Problemen met regime en milities
5. Ter zitting heeft verweerder aangegeven niet langer tegen te werpen dat eiser niet heeft onderbouwd dat hij uit Suweida komt. Naar het oordeel van de rechtbank is er daarom sprake van een motiveringsgebrek in het bestreden besluit. De rechtbank zal dit gebrek passeren op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat eiser niet door dit gebrek is benadeeld. De overige tegenwerpingen zijn namelijk voldoende om het besluit te dragen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Vrees milities
6. Verweerder heeft in redelijkheid aan eiser kunnen tegenwerpen dat uit het feit dat hij tweemaal vrijwillig is teruggekeerd naar Syrië afbreuk doet aan de gestelde vrees voor de milities. Eiser heeft zijn problemen met de milities ook niet met documenten onderbouwd. Daarbij is ook van belang dat eiser in maart 2024 ongeveer voor een maand is teruggekeerd en daardoor een aanzienlijk risico zou hebben gelopen. De stelling dat dit een medische noodzakelijke reis was omdat de benodigde medische behandeling in de VAE te duur zou zijn, heeft verweerder in redelijkheid niet hoeven volgen. Eiser heeft dit niet onderbouwd en bovendien is een gekneusde enkel niet van dien ernstige aard dat verweerder de vrijwillige terugkeer niet mocht tegenwerpen. Verder is van belang dat eiser voor het laatst in 2019 te maken had met een (gestelde) poging tot ontvoering, dat eiser in januari 2023 Syrië heeft verlaten en dat in de tussentijd geen verdere pogingen zijn ondernomen. Ook heeft eiser nog contact met zijn ouders, maar informeert hij niet naar het gevaar dat hij in Syrië stelt te lopen.
Vervulling dienstplicht
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ook dit element op goede gronden ongeloofwaardig mogen achten. Redengevend daarvoor is dat eiser een paspoort heeft met een geldigheidsduur van zes jaar en dat uit landeninformatie blijkt dat een dergelijk paspoort alleen wordt uitgegeven als iemand de dienstplicht heeft vervuld of definitief is vrijgesteld. Eiser heeft geen concrete punten aangedragen die aanleiding moeten geven om te twijfelen over de juistheid van deze landeninformatie. De rechtbank acht ook van belang dat het paspoort echt is bevonden en dat eiser, gelet op de reisstempels, hiermee legaal heeft kunnen in- en uitreizen. Daarnaast is eisers stelling dat hij smeergeld heeft betaald voor een zesjarig paspoort geenszins onderbouwd.
8. Verder is eiser in 2007 achttien jaar geworden en is hij in het academisch jaar 2014/2015 gaan studeren. Er is dus een periode van zeven jaar waarin eiser de dienstplicht heeft kunnen vervullen. Daarnaast heeft eiser de beschikking (gehad) over een militair boekje waaruit zou kunnen blijken of hij wel of niet de dienstplicht heeft vervuld. Dat eiser dit boekje is kwijtgeraakt en geen kopieën kan overleggen komt voor eigen rekening en risico.
Reëel risico op ernstige schade
9. Verder oordeelt de rechtbank dat verweerder op goede gronden heeft geconcludeerd dat eiser geen reëel risico op ernstige schade loopt. Anders dan eiser stelt, heeft verweerder het risico op ernstige schade beoordeeld in het licht van eisers persoonlijke omstandigheden. Verweerder heeft daarbij mogen meewegen dat de gestelde problemen met de milities lang geleden zijn. Verder is het beleid van verweerder niet onredelijk. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiser tot twee keer toe is teruggereisd zonder problemen te hebben ondervonden aan de grens of in zijn verblijfplaats. Eiser heeft immers zelf ook aangegeven dat hij beide keren legaal is in en uitgereisd. [4] Niet gebleken is dat eiser niet weer zonder problemen terug zou kunnen reizen. Eisers stelling dat hij, via de taxichauffeur, smeergeld heeft moeten betalen bij de controleposten is niet onderbouwd. Bovendien heeft eiser ter zitting niet ontkend dat de in- en uitreizen door het betalen van smeergeld wel legaal zijn geweest. Eiser heeft enkel aangegeven dat de controles door het betalen van smeergeld minder grondig waren dan gebruikelijk. Verder heeft verweerder van belang mogen achten dat de terugkeer zonder goede of noodzakelijke reden was. Eiser had immers ook geld kunnen lenen om in de Verenigde Arabische Emiraten zijn enkel te kunnen laten onderzoeken door een dokter. De door eiser overgelegde rapporten doen aan het voorgaande niet af, omdat deze niet zijn toegespitst op de situatie van eiser en uit eisers individuele feiten en omstandigheden blijkt dat hij wel zonder problemen terug kan reizen. Ook de door eiser overgelegde verklaring van zijn vader en het justitieel uittreksel leidt niet tot een ander oordeel, nu hieruit niet blijkt waarom eiser gezocht wordt en eiser ook niet heeft kunnen aangeven waarom hij gezocht zou worden.
10. Ter zitting heeft eiser aangevoerd dat hij mede wordt gezocht omdat zijn vader vroeger politieke activiteiten heeft verricht. De rechtbank overweegt dat verweerder in het voornemen, dat deel uitmaakt van het bestreden besluit, op goede gronden heeft geoordeeld dat eiser op grond hierdoor geen reëel risico op ernstige schade loopt. Daarbij is van belang dat verweerder terecht stelt dat de vroegere politieke rol van eisers vader geen aanleiding heeft gegeven tot problemen en dat het evenmin de reden was dat eiser het land verliet. [5] Ook heeft verweerder terecht geconcludeerd dat er geen indicaties zijn dat eiser door zijn vaders vroegere politieke rol nu wel problemen zou ondervinden. In de zienswijze en beroepsgronden zijn hiertegen geen gronden aangevoerd. Ook op zitting heeft eiser niet concreet gemaakt dat de vroegere politieke activiteiten van zijn vader maken dat hij nu een reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer naar Syrië.
11. Ten aanzien van hetgeen eiser heeft aangevoerd omtrent artikel 3 van het EVRM en artikel 4 Handvest overweegt de rechtbank dat verweerder uitgebreid heeft gekeken naar de vraag of eiser een behandeling wacht die in strijd is met artikel 3 EVRM en artikel 4 Handvest. Het moet hierbij gaan om een reëel en voorzienbaar risico. De vrees moet, met andere woorden, aannemelijk worden gemaakt. Zoals hiervoor al is overwogen, heeft verweerder kunnen concluderen dat eiser daarin niet is geslaagd. Voor het oordeel dat eiser het voordeel van de twijfel moet worden gegund, heeft verweerder dan ook geen aanleiding hoeven vinden.
Kennelijk ongegrond
12. De rechtbank oordeelt verder dat verweerder de aanvraag op goede gronden heeft mogen afdoen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, Vw. Daarbij is van belang dat eiser zijn verblijfsdocument van de Verenigde Arabische Emiraten heeft. Dit document had een negatieve invloed op de beslissing kunnen hebben omdat verweerder dan zelf had kunnen vaststellen of er sprake was van een veilig derde land. Daarnaast heeft eiser zijn valse Roemeense paspoort vernietigd. Verweerder heeft nu niet meer kunnen vaststellen of het daadwerkelijk vals was en evenmin kan het vernietigde document nu bijdragen aan de vaststelling van eisers reisgedrag. Dit had een negatieve invloed kunnen hebben op de beslissing.
13. Nu verweerder op goede gronden de asielaanvraag heeft mogen afwijzen als kennelijk ongegrond heeft hij ook een terugkeerbesluit naar Syrië mogen opleggen. Omdat eiser naar eigen zeggen ook een verblijfsrecht heeft in de Verenigde Arabische Emiraten dat geldig is tot eind 2024 heeft verweerder ook dat land aan mogen merken als veilig derde land [6] en een inreisverbod mogen opleggen.

Conclusie en gevolgen

14. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Nu er op het beroep is beslist wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen vanwege een gebrek aan connexiteit.
15. De rechtbank ziet aanleiding om op grond van het in rechtsoverweging 5 geconstateerde gebrek een proceskostenvergoeding toe te kennen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.625,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.625,00.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de uitspraak op de voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
4.Nader gehoor, bladzijden 13 en 14.
5.Voornemen, bladzijde 16.
6.Nader gehoor, bladzijde 9.